Hoofdstuk 9

83 6 0
                                    

Het avondeten was altijd een moment van spanning in het huis. Koen wist dat elke beweging, elk geluid, elk stukje eten dat hij wel of niet at, zijn vader kon irriteren. De lucht in de eetkamer voelde dik en zwaar, alsof ze gevangen zaten in een onzichtbare kooi van angst.

Juliette zat naast Koen, haar ogen strak gericht op haar bord. Ze prikte met haar vork in de rijst, haar eetlust duidelijk beperkt tot kleine hapjes. Koen kon zien hoe ze haar best deed om niet te veel op te vallen, om niet de woede van hun vader op te roepen. Ze had al te veel klappen geïncasseerd, en Koen voelde een wurgend schuldgevoel dat hij haar niet beter kon beschermen.

Zijn eigen bord lag onaangeroerd voor hem. De rijst was afgekoeld, en het eten leek een tastbare herinnering aan wat er eerder in de keuken was gebeurd. Zijn arm brandde nog steeds, de huid rood en pijnlijk onder zijn mouw. Maar de fysieke pijn was niets vergeleken met het gewicht dat op zijn hart drukte.

Hij had geen honger. Hij kon gewoon niet eten. Elke hap leek te stikken in zijn keel, en hij had het gevoel dat het eten alleen maar zou opzwellen in zijn maag als een steen. Maar hij wist ook dat zijn vader dat niet zou accepteren.

Zijn vader keek op van zijn eigen bord en zijn ogen bleven hangen op Koens onaangeroerde maaltijd. Een donkere rimpel verscheen op zijn voorhoofd, en Koen voelde de spanning in de kamer onmiddellijk toenemen. Hij kon het zien aankomen, de uitbarsting, maar hij had geen energie om het te vermijden.

"Waarom eet je niet?" vroeg zijn vader scherp, zijn stem laag, maar dreigend.

Koen haalde zijn schouders op, zijn ogen naar zijn bord gericht, terwijl hij probeerde zo onopvallend mogelijk te blijven. "Ik... ik heb geen honger," mompelde hij zachtjes, wetende dat het niet het antwoord was dat zijn vader wilde horen.

Zijn vaders hand sloeg met een harde klap op de tafel, het geluid galmde door de kamer en liet zowel Koen als Juliette ineenkrimpen. "Geen honger?" bulderde zijn vader. "Weet je wel hoeveel moeite ik doe om eten op tafel te krijgen? Hoe ondankbaar kun je zijn, Koen? Je bent gewoon een onuitstaanbare, nutteloze... niets."

De woorden vielen als scherpe messen op Koen neer, elk woord snijdend in zijn ziel. Maar hij liet geen emotie zien, hield zijn gezicht strak, zijn ogen nog steeds op zijn bord gericht. Hij had geleerd dat elke reactie, elke traan, de situatie alleen maar erger maakte.

Zijn vader stond nu op, zijn ogen donker van woede. "Kijk naar me als ik tegen je praat!" schreeuwde hij, terwijl hij zijn handen in zijn zij zette.

Koen hief langzaam zijn hoofd op, zijn ogen leeg, zonder enige glans van leven. Hij voelde zich dood vanbinnen, alsof elke keer dat zijn vader op hem schreeuwde, een klein stukje van zijn ziel verder afbrokkelde. Hij was pas tien, maar hij voelde zich oud, versleten, alsof het leven al alle kleur uit hem had gezogen.

"Je bent ondankbaar," vervolgde zijn vader met een venijnige toon. "Je denkt zeker dat je beter bent dan ik? Dat je het recht hebt om mijn eten te weigeren? Je bent niets, Koen. Helemaal niets."

Koen slikte, maar zei niets. De woorden van zijn vader sloegen hem telkens weer met een kracht die hij niet kon pareren. Maar ergens diep vanbinnen, ver onder de oppervlakte van zijn kalme buitenkant, begon iets te borrelen. Een donkere gedachte, een wens die hij niet hardop durfde uit te spreken.

Hij wilde dat het stopte. De pijn, de angst, de constante vernedering. Hij wilde niet meer bang zijn, niet meer elke dag vrezen voor wat er zou gebeuren. Zelfs als dat betekende dat hij alles zou moeten opofferen, zelfs zijn eigen leven. Want wat voor leven was dit? Een bestaan gevuld met angst en pijn? Hij wilde het niet meer.

"Je moeder zou zich schamen voor wat je bent geworden," gooide zijn vader er als laatste venijnige steek achteraan, terwijl hij zijn bord van de tafel griste en wegliep naar de keuken.

Die laatste opmerking sneed dieper dan alle andere. Zijn moeder. De vrouw die hem altijd had beschermd, die altijd zo trots op hem was geweest. Koen voelde een traan branden achter zijn ogen, maar hij knipperde snel om hem weg te krijgen. Hij mocht niet huilen. Niet hier, niet nu.

Juliette keek angstig naar hem, haar ogen groot en vol vragen die ze niet durfde te stellen. Koen dwong zichzelf om te glimlachen, hoe pijnlijk het ook voelde, en hij legde zijn hand zachtjes op de hare.

"Het is oké, Juul," fluisterde hij, terwijl hij zijn best deed om zijn stem stabiel te houden. "We komen hier wel doorheen. Ik beloof het."

Maar diep vanbinnen wist Koen dat hij een grens had bereikt. Een grens waar hij niet zomaar overheen kon stappen. Hij wilde dat de mishandelingen stopten, en als dat betekende dat hij iets drastisch moest doen, dan zou hij dat doen. Zelfs als dat betekende dat hij zichzelf zou moeten opofferen.

Hij keek naar zijn onaangeroerde bord, de rijst koud en onaantrekkelijk, en hij voelde een stille vastberadenheid in zichzelf groeien. Iets moest veranderen. En als niemand anders het zou doen, dan moest hij het doen. Hoe dan ook.

Family line | BankzittersWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu