1_Part_1

313 32 11
                                    

Met de rug van zijn gebruinde hand veegt Elias een nieuwe lading zoute zweetdruppels van zijn voorhoofd. Zijn haar plakt tegen de klamme huid, hangt in slierten net voor zijn ogen. De warme zon, die al lang over zijn hoogtepunt heen is, brandt nog steeds alsof het midden op de dag is. De stralen schijnen recht in zijn gezicht, maar hij heeft geen mogelijkheid zich om te draaien om het felle licht te ontwijken. Op dit soort momenten zou hij willen dat het Huis een andere manier van werken had. De zaden kunnen maar op een manier gezaaid worden zonder dat hij vier keer vaker de gehele akker op en neer moet lopen, en in dit geval is dat helaas tegen de zon in.
Hij kijkt achterom, hoewel hij al een aantal uren bezig is met het planten van de zaden van aardappelen, is hij nog niet zover gevorderd als hij had kunnen zijn als hij niet zoveel last had gehad van zijn been. Het is erger geworden, de afgelopen week.
Waar de steken van zijn kreupele rechterbeen normaal gesproken meer voelen als een pijn die maar amper aanwezig is ergens in zijn achterhoofd, is het nu alsof er bij elke stap die hij zet, bij elke keer dat hij moet bukken, messen op de plek tussen zijn heup en zijn been worden gestoken.
Kortom: Het is vele malen pijnlijker dan normaal, waardoor hij minder snel kan werken.
Daarnaast is het al zo verschrikkelijk warm dat hij het zweet al na enkele hartslagen weer van zijn voorhoofd moet vegen.
Vanavond, als de zon onder de horizon is verdwenen, dan kan hij eindelijk terug naar het Huis. De zusters zullen eten klaargemaakt hebben, eten dat hij zal verorberen alsof hij weken niet heeft gegeten.
Hij hoopt dat hij dan al verder is gevorderd met het zaaien van de planten, anders moet hij morgen verder gaan, en kan hij niet bij de kookdienst of de naaidienst, de werkploegen waarbij er niet zoveel lichamelijke arbeid nodig is, werken. Alleen dan kan zijn been rusten en doet het niet zo veel pijn tijdens het lopen.
Hij strijkt nog een laatste keer zijn haren uit zijn ogen, - hij heeft echt een knipbeurt van een van de zusters nodig, zijn haar wordt weer lang - raapt zijn stok om op te leunen op en gaat verder met het zaaien van de aardappelen. In het volgende seizoen zullen ze weer elke dag aardappelen eten, maar ze zullen dan tenminste geen honger lijden, zoals in de winter.
De winters in het leven in het weeshuis voor 'mindere' kinderen zwaar. Ze staan op de markt in Sforai met naaiwaar en kleden, en de munten die daarmee worden verdiend worden gebruikt om eten te kopen voor de kinderen en de zusters.
Helaas is dat vaak niet genoeg, zoals in de zomer. Gedurende de zomer geeft de koe, Bessie, een aantal kannen melk per dag, waardoor alle kinderen van het gehele weeshuis eens in de vijf dagen een halve beker mogen.
Die dagen, de dagen waarop hij de verse koeienmelk van Bessie mag, dan is hij zowaar blij met zijn leven, op die dagen lijkt het allemaal niet zo erg. Dat komt vooral doordat het meestal betekent dat hij de dag erna de markt van Sforai mag bezoeken. Hij kan dan gewoon op zijn eigen tempo rondlopen langs alle kramen, kijken naar de vreemde mensen die er rondlopen, snuffelen naar leuk handelswaar. Het is zijn idee van plezier. Over twee dagen is het weer zo ver, dan vertrekt hij net voordat ze zon opkomt naar de binnenstad van Sforai, dichtbij de koninklijke gronden van Angora, om de markt te kunnen bezoeken.

Als de zon net onder de droge horizon is verdwenen en het licht langzaam vermindert, besluit Elias om terug te strompelen naar het Huis, een halfvolle zak met zaden voor verschillende planten hangend over zijn schouder. Terwijl de temperatuur van de lucht langzaam begint te zakken en enkele sterren tevoorschijn komen, denkt hij na over zijn dag. De tijd is langzaam voorbij gekropen, maar doordat hij goed heeft doorgezet, is het snel genoeg gegaan. Hij is net klaar met het deel van de akker wat onder zijn bescherming valt. Als het niet gaat regenen moet hij het over twee dagen water gaan geven, een klusje wat nog meer tijd en moeite kost dan het zaaien zelf. Vandaar dat hij een gebedje doet naar Hemelgod Torin, de echtgenoot van Aardmoeder Gaia, dat hij het kan laten regenen. Als het niet regent, kan hij immers niet naar de markt, en moet hij weer vijf dagen wachten voordat het zover is. Aan Aardmoeder Gaia zelf doet hij ook een gebed, dat de aardappelen goed zullen groeien en ze in het volgende seizoen volop aardappelen zullen hebben, zoveel zelfs dat ze er kunnen verkopen op de markt, zodat ze vlees kunnen kopen om te bewaren voor in de winter.
Als hij voor en achter hem kijkt, ziet hij dat de anderen die vandaag op het land moesten werken, hetzelfde doen als hij, bidden naar de goden om hen te helpen.
Het Huis is flink wat boomlengten van de akkers vandaan, en ze lopen met ongeveer vijf jongens en drie meisjes terug naar de gezamenlijke ruimten. Hoe dichterbij de groep bij het Huis komt, hoe meer kinderen zich bij hen voegen, waardoor ze op het einde met zo'n vijftien kinderen teruglopen. Vijftien klinkt misschien al best veel, maar het is nog niet eens de helft van de gehele bewoning van het Huis. Met achtentwintig kinderen zijn ze, en vijf zusters.
Als de buitentemperatuur fris begint te worden, komen ze aan bij het Huis, waar de kaarsen binnen al zijn aangestoken en er een kleine rookpluim uit de schoorsteen komt. Het belooft rust en warmte na een lange dag.
Hun lege magen zullen gevuld worden, hun pijnlijke spieren verzacht, hun stoffige lichamen schoongeboend. Als ze geluk hebben zullen ze voor het slapengaan nog mogen luisteren naar het gezang van de zusters, de kalme tonen die ieder tevreden stelt.
Binnen in het Huis staan de bekwame zusters hen op te wachten, samen met een aantal kinderen die binnen in huis hebben gewerkt, zoals de naai en de kookploeg.
Ze mogen naar de eetkamer zodra ze alle viezigheid van zich af hebben gewassen. Twee meisjes helpen iedereen met het wassen, Fela helpt de meisjes die van het land afkomen, en Arya helpt de jongens. Normaalgesproken zouden de zusters het nooit toelaten dat een meisje de jongens helpt met wassen, want dat is onrein.
Bij Arya is echter alles anders.
Arya is een rustig meisje, even oud als hij, wat neerkomt op zestien zomers. Ze heeft nooit de gift van het zien gekregen, dus ze weet niet waar ze is, hoe zij, de jongens er uit zien. Dat is de reden dat de zusters het niet erg vinden dat ze de rest helpt. Zelf zouden ze het niet willen doen, het is te onrein, dat is niet in de wil van Gaia.
"Hoi Arya," zegt hij zacht als ze bij hem komt staan en hem een natte doek aangeeft. Door zijn stemgeluid weet ze dat hij het is, en ze glimlacht voorzichtig. "Hoi Elias."
Ze houdt haar hoofd een beetje schuin, wat er schattig uitziet, omdat daardoor haar lange goudblonde haren voor haar gezicht vallen. "Hoe gaat het met je been vandaag?"
Ze is de enige in het Huis die zich echt zorgen maakt om hem. De jongsten hebben het besef er nog niet voor, de iets ouderen zijn met elkaar bezig en de zusters hebben het de druk met het verzorgen van iedereen. Alleen Arya weet wanneer hij pijn heeft, ze voelt het aan, merkt het aan zijn houding, zijn stem.
"Het gaat wel, nu ik niet meer beweeg is het veel minder, bedankt voor het vragen. Hoe gaat het met jou?" Met de natte doek wast hij zijn gezicht, armen en zijn borst, waarna hij op een van de stoelen gaat zitten om zijn benen te wassen.
Haar nietsziende ogen krijgen een afwezige blik. "Jeremiah vroeg me vandaag waarom ik niets kan zien, of ik soms iets misdaan had waardoor Aardmoeder Gaia me nooit de gift van het zicht heeft gegeven." Ze merkt het waarschijnlijk niet, maar haar prachtige blauwe ogen worden wazig van opkomende tranen. "Zou ik iets misdaan hebben?" fluistert ze onzeker.
Hij schudt direct zijn hoofd en beseft enkele hartslagen later pas dat ze dit nooit op heeft kunnen merken. "Arya," zegt hij zacht maar resoluut terwijl hij opstaat en met zijn gebruinde werkhanden haar magere schouders vastpakt. "Je bent zorgzamer dan iedereen die ik ken, een beter mens dan ieder van ons hier. Jij hebt niets misdaan, Arya, niets. Het komt vast door een ongeluk, zoals bij mij."
Ze knikt langzaam, laat de woorden op haar inwerken, en glimlacht dan verlegen. "Denk je?" vraagt ze met een stem waar nog een klein spoor van een trilling hoorbaar is.
Hij strijkt de haren uit haar ogen. "Ik weet het heel zeker, Arya, heel erg zeker."

Samen gaan ze uiteindelijk naar de eetkamer, waar een lange houten tafel met houten plankjes als borden op hen wachten. De jongsten hebben al een tijd geleden gegeten en gaan bijna naar bed, maar de kinderen vanaf een leeftijd van tien zomers zitten vol spanning en honger af te wachten tot zuster Agatha binnenkomt met een grote pan vol gekookte groenten.
Zijn maag gromt luid en Arya moet lachen door het brommerige geluid. Ze klopt zachtjes op zijn buik en buigt zich iets naar hem toe. "Nog even wachten, buik van Elias," fluistert ze, zodat alleen hij het kan horen. Na haar eigen woorden giechelt ze zacht, een geluid dat steeds harder wordt als zijn hongerige maag reageert met nog meer gerommel. Nu grinnikt hij zelf ook.
De jongere kinderen om hen heen bekijken het tweetal met argusogen, klaar om iets te rapporteren aan de zusters zodra er iets ongepasts gebeurt tussen hen. Ze lijken teleurgesteld als er niets gebeurt, maar hij weet dat ze niks hoeven te verwachten. Arya en hij zijn slechts vrienden. Goede vrienden, elkaars enige vrienden, maar dan nog alleen maar vrienden. Soms vindt hij dat jammer, want Arya is bloedmooi en lief, maar de zusters vinden het onacceptabel als twee kinderen meer voor elkaar voelen dan vriendschap of broeder-zusterliefde.
Niet veel later komt zuster Agatha binnen met een grote, hete pan waar de stoom vanaf komt in grote wolken. De pan staat op een oud en gammel karretje, waarmee ze langs elk kind rijdt om een lepel van het eten op het houten bord te gooien. Zoals elke dag is het een dikke pasta met een geelbruine kleur, dit keer met wat koude groenten ernaast. De dikke pasta zijn gestampte aardappelen met een saus van champignons erdoorheen en smaakt elke dag ongeveer hetzelfde.
Als iedereen een homp van de pasta met wat groenten heeft gekregen, sluit iedereen als op bevel zijn of haar ogen. Sommigen mompelen, anderen praten hardop.

"Wij danken U, Grote Gaia, voor dit eten dat U ons heeft gegeven.
Wij danken U, Grote Gaia, voor het leven dat U ons geschonken heeft.
Wij danken U, Grote Gaia, voor de kansen die U ons geeft, voor Uw gulle gebaren.
Wij danken U, Heer Torin, voor dit eten dat U ons heeft gegeven.
Wij danken U, Heer Torin, voor de kracht en de wetenschap die U ons gunt.
Wij danken u, Heer Torin, voor de kansen die U ons geeft, voor Uw gulle gebaren.
Zegen ons."

De zusters staan in een kring om de tafel heen, bidden met harde woorden, zodat ook de jongeren mee kunnen spreken als ze even niet meer weten welke zin erna kwam. Zelf kent hij het gebed al jaren uit zijn hoofd, net als Arya, die de woorden zachtjes mee prevelt. Haar handen zijn voor haar borst gevouwen, haar hoofd is lichtelijk gebogen, alsof ze in respect tegen iemand spreekt. Haar ogen zijn gesloten, waardoor haar lichtbruine wimpers beter zichtbaar zijn.
Ze is prachtig, en elke dag ziet hij het meer.

DrakenrijderWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu