13_Part_2

82 12 0
                                    

In de weken die volgen gaat zijn training dubbel en dwars door. Elke ochtend bij het krieken van de dag staat hij op en wast hij zichzelf, om zich vervolgens te wassen en kort te ontbijten. Dan vertrekt hij op blote voeten, zoals het hoort, naar de vaste plaats waar Saffiera hem nieuwe dingen leert over de Drakenleer en de geest. Bij de tempel waar hij haar voor het eerst ontmoette, of bij de waterval, waar alle trainingen die te maken hebben met gevechtstechnieken plaatsvinden. Omgaan met een langwerpig zwaard of een speer, balancerend op één been, bovenop de oneffen rotsen in de bulderende rivier, die met het verloop van de dagen alleen maar harder is gaan stromen. Het water is kouder en kouder elke dag, en dat merkt hij elke keer als hij bij het ondergaan van de zon terugkeert naar Huize Caelum, doorweekt van het spatwater. De gure wind maakt het er niet beter op, het verhardt het water op de dunne stof van zijn gewaad, waardoor hij langzaam door ijs omgeven wordt.
Wanneer hij terugkomt van zijn dag voorbereiding voor de grote tocht in de zomer, krijgt hij de tijd voor een lang en warm bad, waarna hij samen met de familie Caelum dineert.
Elias had gedacht dat na haar korte moment van zwakte, van emotie, Saffiera wat aardiger zou zijn. Hij weet immers iets over haar, waarvan ze niet wil dat anderen het weten. Toch is het tegendeel waar.
Na de maanavond waarop hij te weten kwam dat de Grote Meester in de Drakenleer, Pàntú Gotuku, haar vader is, is Saffiera nog kouder, nog killer, nog meedogenlozer geworden dan dat ze voorheen al was. Haar bruine ogen, die eerst af en toe nog warmte uitstraalden als ze dacht dat hij niet keek, zijn veranderd in steen. In plaats van een zachte glans, zijn ze slechts dof, al weten ze er nog voor te zorgen dat ze er adembenemend uitziet, elke keer weer.
Ook deze dag is zo'n dag, zij het niet dat zijn docente nog chagrijniger, nog geméner is dan normaal. Ze had hem de avond ervoor verteld dat ze niet zouden trainen op de gebruikelijke plek, maar in een nieuwere tempel in de tuin van familie Caelum . Daar hadden ze een dak boven hun hoofd, sinds het zou gaan regenen, stormen, sneeuwen, volgens de voorspellingen van Gotuku.
Toen al had hij door dat er iets niet helemaal klopte.
Zo is Saffiera niet. Ze heeft zo'n sterke afweer van haar geest, dat het haar niet deert of het koud of warm is, regent of sneeuwt, het bewolkt is of de zon schijnt. Ze kan zich er zo voor afsluiten dat ze het verschil niet merkt.
Het is een belangrijke vaardigheid, een die hem ook erg van pas zal komen op zijn tocht naar de top der koningen , naar Slot Draconis. Als hij er voor weet te zorgen dat kou en warmte voor hem geen verschil maakt, zal dat een hoop schelen bij het pakken van de spullen die hij nodig heeft. Dit zou een perfect moment geweest zijn om dat te oefenen.
Juist omdat dat niet het geval is, had hij toen al door dat er iets niet klopte.
En zodra hij de tempel binnenstapt, merkt hij op dat dat inderdaad zo is. Er is iets anders aan de lucht. Aan de sfeer.
Hij weet niet precies waar het aan ligt, maar er is iets dat er voor zorgt dat hij zich niet op zijn gemak voelt zoals normaal. De lucht die hij inademt lijkt zwaarder, stroperiger. De ijzige winterlucht voelt op een bepaalde manier klam aan.
Aan de tempel kan het niet liggen. Hij is er al enkele keren geweest met de familie Caelum, om tot de goden te bidden, tot Torin en Gaia. Net als toen is de ruimte prachtig verlicht met talloze kaarsen en beelden van de goden. Vele groene planten maken het witte marmer kleurrijk, en de wierook die gebrand wordt, geeft een heerlijke geur af. Het is inderdaad de sfeer die er hangt, die zo anders is als de keren dat hij er eerder was.
En wanneer hij haar ziet, Saffiera, voelt hij diep van binnen dat het door haar komt. Ze ziet er zoals altijd innemend knap uit, haar felle rode haren als vlammen afstekend tegen haar blanke huid. Haar gewaad, donkergroen, omsluit haar vormen perfect bij haar borsten en heupen. Ze heeft een vrouwelijk uiterlijk in dit gewaad, merkt hij als hij haar van achteren bekijkt.
Voor het altaar staat ze, haar schouders recht, hoofd opgeheven, handen voor haar buik ineengevouwen. Haast direct merkt ze zijn aanwezigheid op, zoals altijd. Ze draait zich om en knikt hem toe met een gezicht als uit steen gehouwen. Ijskoud en emotieloos, met scherpe gelaatstrekken, hoewel hij geen moeite hoeft te doen om haar zachtroze omrande ogen te zien, wallen er onder weergevend. Alleen door die indicatie kan hij opmaken hoe ze zich voelt, verder is ze een en al neutraal. Om haar een plezier te doen, zegt hij er niets over.
"Je bent laat. Alweer." Klinkt haar stem hard. "Ga zitten en concentreer je op niets."
Hij doet wat er van hem gevraagd wordt. Het aan niets denken gaat hem steeds makkelijker af, door het zo vaak te doen is mediteren een tweede natuur voor hem geworden, het gaat haast zo makkelijk als ademen. Desondanks gaat het vandaag iets langzamer, doordat zijn gedachten om voorrang strijden. Wat is er aan de hand met Saffiera? Waarom voelt het hier zo anders? Waarom zijn ze überhaupt hier en niet op de gebruikelijke plek voor oefening? Gelukkig lukt het hem om de gedachten met een beetje concentratie weg te bannen uit zijn hoofd, waardoor hij wegzakt in een trance. Hij denkt aan niets, en toch merkt hij alles om zich heen. Hoe de wind zachtjes in zijn nek waait doordat het lichtelijk tocht in de tempel. Hoe de rook van de wierook zich langzaam verspreid door de kamer in prachtige wervelingen, hoe Saffiera recht tegenover hem zit in eenzelfde trance.
Dan plots hoort hij haar gedachten in zijn hoofd. Ook dit is niets nieuws, in de afgelopen weken hebben ze het zelfs meerdere malen geoefend, en inmiddels schrikt hij er niet van als hij voelt welke gedachte ze hem toezendt.
"Je gaat je afweer versterken. Ik val je geest aan, zal je gedachten en herinneringen zien als je je niet goed beschermt. Jij bouwt een muur om je gedachten heen, probeer me uit je hoofd te bannen." Haar stemgeluid klinkt anders in zijn hoofd dan dat het in werkelijkheid klinkt. Hier, in zijn hoofd, klinkt haar stem zacht en warm, op een bepaalde manier geruststellend.
Hij focust op wat er van hem wordt gevraagd, en maar net op tijd. Terwijl hij met zijn geest een stevige kasteelmuur om zijn gedachten bouwt, voelt hij hoe haar aanval inbeukt op zijn hoofd. De scherpe haak schampt af tegen de stenen muren, maar al na de eerste slag weet hij dat zijn verdediging bij lange na niet sterk genoeg is. Met een tweede, krachtige aanval weet ze door zijn verdediging heen te prikken als door het vlies van een blad. Hij voelt haar door zijn herinneringen struinen, een onprettig gevoel. Hij voelt hoe ze sommige bekijkt, er spottend naar lacht of er meesmuilend naar kijkt. Het voelt alsof ze met hamers aan de binnenkant van zijn schedel slaat, alsof ze met zware laarzen op zijn hersenen beukt. Met zijn hoofd schuddend probeert hij haar te weren, en met een ijzige blik die naar hem staart wordt hij wakker uit zijn trans, zweet parelend op zijn voorhoofd.
"Opnieuw. Je afweer is bij lange na niet sterk genoeg."
Ze zegt niet hoe hij zijn afweer kan verbeteren, dat doet ze nooit. In een van de eerste lessen heeft ze gezegd dat wanneer hij zelf uitvindt hoe de geest werkt, hij er het beste mee kan werken. Daarnaast werkt elke geest anders, en wanneer alles bij iedereen hetzelfde zou zijn, zou elke aanval veel sterker zijn omdat je er specifiek op kunt trainen. Nu moet je je eigen ziel onder ogen zien voordat je de perfecte aanvals- of verdedigingstechniek kunt bedenken.
Hoe beter je jezelf kent, hoe sterker je bent.
Hij zucht als die gedachte door hem heen gaat. Ze zou hem tenminste een indicatie kunnen geven van hoe slecht of goed hij het doet. Of anders in elk geval een tip geven over hoe hij misschien zijn verdediging kan aanscherpen.
"Je denkt te veel na, Elias. Focus." Ze spreekt gefrustreerd, maar toch verveeld, alsof ze er totaal geen zin in heeft om hem te leren om te gaan met mentale aanvallen. Niet dat ze er ooit uitziet of ze het leuk vindt, maar dat doet er niet toe. Hij betwijfelt sowieso of ze er wel een keus in heeft gehad om hem les te-
"Elias. Concentreer je!"
Hij zucht nogmaals, en laat zich langzaam wegzakken in de trance van meditatie. Direct wanneer hij het inmiddels vertrouwde, rustige gevoel door zijn lichaam voelt gaan, ziet hij haar aanval aankomen. Het is een andere aanval dan de vorige keer. Toen kwam ze als een groot leger tegen zijn verdedigingsmuren aan. Dit keer is het eerder een kleine gouden pijl die schittert van kracht en met een enorme vaart op hem afkomt. Dit keer heeft hij geen tijd om een grote verdedigingsmuur op te bouwen aan de rand van zijn bewustzijn. Hij denkt na, slechts een fractie van een seconde, voordat hij beseft hoe hij haar aanval tenminste ten dele kan stoppen.
Zafux vertelde hem een aantal weken bij het diner dat de kracht van de geest zit in het gene dat je je voorstelt. Als je voelt, je je gedachten dwingt er van overtuigd te zijn dat je de kracht hebt om de aanval te blokken met wat dan ook, dan lukt het.
In die ene fractie van een seconde beseft hij dat hij een schild bij zich draagt, glad en glanzend als een spiegel, maar dan in een felle kleur wit, als de kleur van de hemel. In een flits brengt hij het voor zijn lichaam – een lichaam dat er ook slechts is in zijn hoofd, hij zit immers op de grond en er komt geen echte pijl op hem af, - en zet hij zich schrap. Een enkel moment later voelt hij de enorme impact van de pijl in zijn hoofd. Het schild breekt net zo vlug als het verscheen, en de gouden pijl van energie boort zich in zijn geest. Zijn echte lichaam wil het uitschreeuwen van de pijn, maar hij kan zich niet bewegen, haar energie zet hem vast, laat hem van binnenuit verbranden.
En dan ineens is het weg. De pijn verdwijnt en hij glijdt soepel uit de trance die hem tegenhield om zijn lichaam te bewegen. Hij zakt ineen zodra zijn lichaam dat toelaat, en hij laat zich languit op de grond vallen, zijn zere heup negerend. Die vervelende steek is niet eens half zo sterk als die afschuwelijke pijn in zijn hoofd. Hij kreunt zacht, de vlammen in zijn geest nog smeulen nog na.
"Dit was slechts een voorproefje. Je verdediging was om te lachen, Elias. Een kind van zes kan daar nog met gemak doorheen."
Hij kan alleen maar hijgen en naar adem happen, antwoorden lukt hem niet. Eerst zijn ademhaling onder controle krijgen.
"Als je dit al pijn vond doen, heb ik slecht nieuws voor je. Die tocht wordt je dood. De tocht naar de top der koningen is al lastig voor zij die er jaren voor trainen en een mentale conditie hebben waar Meester Gotuku nog een puntje aan kan zuigen. Jij kunt amper een veertje dragen zonder uitgeput te raken."
Haar harde woorden doen pijn, hij geeft het toe, maar hij wil zich niet laten kennen, dus hij gaat met enige moeite weer rechtop zitten en gromt een aantal woorden. "Opnieuw. Doe het opnieuw."
Ze kijkt hem kort aan met een spottende glimlach. "Zoals je wenst."
Net zoals de eerste keer geeft ze hem even tijd om zich voor te bereiden, een muur op de bouwen, een schild te versterken, maar hij doet niks. Hij concentreert zich slechts op het feit dat ze hem niets aan kan doen. Hij is de baas van zijn eigen geest, daar kan ze niets mee. Met de kracht van zijn ziel voelt hij hoe hij omringd wordt door een magische barrière, een krachtige, die alles van buitenaf tegen zal houden. Hij kijkt omhoog, naar haar, wachtend op haar aanval. Er komt niets.
Hij ziet haar niet, voelt niet wanneer, en of ze er überhaupt aankomt.
Er is gewoon een grote, lege stilte om hem heen, maar hij durft het niet aan zijn verdediging te laten zakken. Hij wacht gewoon, rustig.
En dan ineens is ze er. Hij voelt het bovenaan zijn nek, waar de wervels overgaan in zijn schedel. Het voelt alsof ze met een vlijmscherp mes in zijn vlees prikt. Het koude, energieke metaal verlamt hem haast van de hevige, onverwachte pijn. Als een sluipmoordenaar kwam ze van achteren, stil maar meedogenloos.
Het frustreert hem dat hij haar niet aan voelde komen. Hij wacht even geduldig, knarsetandend van frustratie en pijn, maar ze stopt niet met het mes verder in zijn ruggengraat te duwen. Hij is er helemaal klaar mee. Ze moet ophouden met zoveel van hem verwachten, waar hij geen idee heeft wat hij moet doen. Ze moet ophouden met er van uitgaan dat ze beter is in alles wat ze doet.
Woedend draait hij zich om – waar hij de boosheid en kracht vandaan haalt weet hij niet – en doet hij exact wat zij de hele tijd bij hem gedaan heeft. Hij valt haar geest aan.


DrakenrijderWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu