1_Part_3

176 21 3
                                    

Arya vertrekt uiteindelijk niet zo heel lang na de suggestieve opmerking van zuster Agatha. Hoewel de oude vrouw duidelijk liet merken dat ze het niet heel erg zou vinden als er wat tussen hen twee zou spelen, kwam niet vlug er na zuster Jeanea om Arya te begeleiden naar de meisjesslaapzaal, waarna hij alleen achterbleef in de ziekenzaal.
Niet helemaal alleen, de verlamde jongen ligt altijd in de kamer, maar het is niet alsof hij aanspraak heeft. Een lange tijd ligt hij gewoon naar het houten plafond te kijken, zich afvragend wat hij eigenlijk doet in dit Huis. Het is zijn enige thuis, maar de laatste tijd wil hij er steeds liever weg.
Elke week kijkt hij meer uit naar zijn wekelijkse tripje naar de markt van Sforai.
Elke week hoopt hij dat hij iets vreemds tegenkomt waardoor hij weg kan uit die eeuwige sleur van armoede en werken. De zusters zijn vriendelijk en zorgzaam, maar dit is niet de plek waar hij thuishoort. Vroeger, toen hij nog maar acht zomers oud was, kon hij zichzelf op deze boerderij zien als de eerste broeder van het gezelschap, maar de afgelopen zomers is dat verdwenen als sneeuw voor de zon. Zijn dromen zijn groter, hij wil de wijde wereld in, voor zover dat mogelijk is met een mank been.
Hij weet dat hij die droom moet opgeven, maar hij weet ook dat hij in het Huis niet kan blijven, niet voor de rest van zijn leven. De boerderij is open en de lucht is schoon, maar toch voelt het zo bedrukt, Alsof hij gevangen zit in een eeuwige routine.
Elias zucht en sluit zijn ogen, maar het duurt niet lang voordat hij beseft dat hij de slaap niet kan vatten. Het simpele stromatras prikt in zijn rug en nek, het houten bed kraakt bij elke beweging die hij maakt. Daarnaast is er een gevoel.
Het is geen pijn, maar het is ook niet prettig.
Het is er gewoon, een simpel gevoel in zijn lichaam. In zijn botten, sterk geworden door de zomers heen. In zijn spieren, pijnlijk van het werken, hij voelt het. In zijn hart, dat luid pompt tussen zijn ademhalingen door. Hij voelt het overal, zelfs in zijn hoofd, op de plek waar volgens de zusters je verstand zit, je geweten.
Het voelt alsof de wereld op het punt staat te veranderen, alsof er iets gaat gebeuren.
Die enkele gedachte zorgt er voor dat er hoop ontstaat in zijn binnenste. Hoop dat hij zijn saaie cirkel kan doorbreken en iets nieuws kan doen. Hoop dat er wat avontuur in zijn leven komt.
Met die mantra in zijn gedachten valt hij in een slaap vol met levendige dromen.

In de morgen wordt hij later gewekt dan normaal, waardoor hij zich volledig uitgerust en helemaal in orde voelt. Toch mag hij onder geen beding opstaan van zuster Agatha. Nadat ze de verlamde jongen zijn ontbijt heeft gegeven, helpt ze hem voorzichtig overeind zodat hij zittend zijn eigen eten kan nuttigen om zijn hongerige maag te stillen.
Daarna krijgt hij de klus om aardappelen te gaan schillen voor de pasta van de avond. Het werk is saai en eentonig, maar het is minder vermoeiend en pijnlijk dan de hele dag zaaien op het land. Daarnaast is het stukken minder warm binnen dan dat het buiten in de felle zon zou zijn. Kortom: hij zou het fijn moeten vinden, maar hij voelt zich nog meer opgesloten nu hij niet kan bewegen.
Gelukkig gaat de tijd vele malen sneller voorbij als Arya na het middaguur mee komt helpen met het schillen van de aardappelen.
Ze kletsen over van alles, het gaat over zo'n onzinnige onderwerpen dat de zusters niet eens meer de moeite doen om om de zoveel tijd langs te komen, ze komen slechts af en toe om te kijken of er niet 'gerommeld' wordt.
Het is gezellig en de tijd vliegt voorbij terwijl er honderden aardappelen worden geschild, vele stukken fruit worden gewassen en groenten worden gestampt tot een pasta.
Ze naaien kapotte hemden en dekens en lachen heel wat af.
Tegen de avond, als de aardappelen opgehaald zijn en de temperatuur buiten begint te dalen, het Huis langzaam volstroomt met kinderen en een heerlijke geur van eten zich verspreidt door de ruimten, worden ze opgehaald door zuster Gudruna, die hen begeleidt naar de eetzaal.
Het eten is exact hetzelfde als de dag ervoor, maar dit keer zijn er een aantal kruiden uit eigen tuin in verwerkt, kruiden als bieslook of tijm. Hij heeft de kruiden al vaak geproefd, maar zelfs na al die tijd kan hij die verschillende smaken niet uit elkaar houden. De een heeft moeite met lezen of rekenen, hij heeft moeite met het uit elkaar houden van smaken. Ieder zijn gebreken, nietwaar?
Gebreken naast deze die ze al hebben, natuurlijk. Hij is er van overtuigd dat blindheid en mankheid ook worden gerekend onder gebreken.
Zuchtend werkt hij de smaakloze pasta met een beker water naar binnen. Naast hem doet Arya precies hetzelfde. Heel veel om tegen elkaar te zeggen, hebben ze niet. Na de hele dag samen geweest te zijn zonder iets meegemaakt te hebben, is er weinig te zeggen.
Het maakt niet uit, want de stilte is ook comfortabel, het is geen vervelende stilte. Bij hen hoeven woorden niet gesproken te worden om te begrijpen wat de ander bedoelt. Het is het teken van pure vriendschap.
Na het eten krijgen ze de dagelijkse lessen, die dit keer bestaan uit de geschiedenis van koningen van Angora, enkele economische sommen die gaan over het omgaan met geld, en daarnaast brengen de zusters wat kennis over via verhalen over de verschillende wezens in de Wildernes.
Enkele voorbeelden zijn hoe de elfen zogezegd leven, hoe het er tegenwoordig aan toegaat bij de Gehoornden, wat de levenscyclus van een chimaera is, dat soort wetenschap.
De zusters vinden dat elke kennis overgebracht moet worden, want zoals Grote Gaia de moeder der Aarde is, is ze daarnaast ook het toppunt van wijsheid. Alles wat er te weten valt, heeft Grote Gaia in haar geheugen zitten. Grote Gaia, de vrouw met de twee hoorns, moeder der Aarde, moeder van de Gehoornden.
Als de zusters vinden dat ze genoeg hebben verteld, wordt er medegedeeld dat het morgen zijn vrije dag is, waarin hij met Arya samen naar de markt zal mogen gaan. In eerste instantie stribbelen Arya en zuster Agatha nog wat tegen in verband met zijn been, maar doordat hij doorzet laten ze het uiteindelijk toch toe, mits hij zijn stok meeneemt om te lopen. Ook mag Arya hem niet alleen laten, niet alleen omdat als het met hem slecht zou gaan hij niets zou kunnen doen, maar ook omdat ze zonder hem niets zou zien.
Hij luistert er maar met een half oor naar, de zusters zeggen namelijk elke week hetzelfde, en hij weet de hele preek ondertussen uit zijn hoofd. Uiteindelijk wordt hij geëxcuseerd en mag hij gaan, om zijn halve beker koeienmelk van Bessie op te halen.

Met een glimlach die zijn hele gezicht bedekt, staat hij even later met een stenen beker warme, verse koeienmelk in zijn hand. Heerlijk, er gaat niets boven de romige, warme, zachte smaak van de melk van een net gemolken koe. De warme, geurige damp slaat in zijn gezicht en laat hem zuchten, genietend van de geur. Het ruikt vers, de beste melk die er is.
Arya staat naast hem, met zo'n zelfde beker in haar hand als hij. Ook haar glimlach is breed en gelukkig als ze het drinken proeft. Hij slaat zijn vrije arm om haar middel heen, waardoor ze verschiet en begint te lachen.
Als hij haar zachtjes in haar zij kietelt, een plek waar ze daar echt niet tegen kan, schatert ze het uit en moet ze eerst haar beker melk neerzetten voordat ze die omgooit. Niet dat hij het erg zou vinden als er melk over hem heen zou komen, dan zou hij er naar ruiken en zich kunnen herinneren voor de rest van de week dat het zo heerlijk smaakt.
De zusters zouden waarschijnlijk iets minder blij zijn met het feit dat hij onder de koeienmelk zit, ze zouden het een verspilling van melk en water noemen, Bessie drinkt immers veel water en zijn kleding moet schoon geschrobd worden, wil hij het morgen aandoen.
Dat is dan ook de reden dat hij na een laatste slok zijn lege beker op de grond neerzet en beleefd wacht totdat Arya aangeeft dat ze ook klaar is. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat ze koude melk moeten drinken, dat is vele malen minder lekker dan warme, verse.
Zodra ze ook maar een teken geeft dat ze de laatste druppel naar binnen heeft gewerkt valt hij aan, haar kietelend in haar zij. Ze gilt van plezier en roept dat hij moet stoppen met haar zo te plagen, want zelf kan ze niets terug doen.
Bij hem is het namelijk niet zo dat hij moet lachen van wat porren in zijn buik.
Na een tijdje komt Arya er eindelijk achter dat hij met zijn been maar moeilijk kan bukken zonder pijn, wat ze gebruikt om uit zijn houdgreep te komen en te ontsnappen. Ze laat zich, nog steeds giechelend, naar de grond zakken en rolt uit zijn armen in het hooi van Bessie.
Begrijpend dat het nu klaar is, gaat hij rustig naast haar liggen op de zachte berg van prikkende hooinaalden. De berg stro ligt in de stal tegenover het Huis, maar als de deuren openstaan en ze op de juiste plek liggen, zijn vanuit hun ligplaats de sterren aan de hemel te zien.
Hij geniet van het uitzicht, Arya geniet van de stilte en het geluid van zijn stem als hij haar vertelt hoe het er uit ziet. Dit is een van de dingen die ze al zomers lang doen na een lange dag. Ze gaan de dag voordat ze naar de koninklijke markt van Sforai lopen, tot 's avonds laat in de hooiberg liggen om te kijken naar de prachtige sterrenhemel.
Ook vandaag zijn ze weer schitterend als altijd. Voorzichtig pakt hij haar hand vast, waarna ze even in stilte naast elkaar liggen, gewoon genietend van het geluid van de zachte zomerbries.
"Ze zijn net zo mooi als altijd, Arya," zegt hij met een fluisterende stem. "De hemel is gekleurd, recht boven ons zal hij het donkerst zijn, donkerblauw, haast zwart. Langzaam verlopen de kleuren naar de horizon, waar een zachte nachtkleur zich herkenbaar maakt. De schakering van kleuren is prachtig, subtiel en toch zichtbaar. Boven ons schitteren de eerste sterren en de maan, die genoeg licht geeft om een hand voor ogen te kunnen zien, maar te weinig om het sterrenlicht te blokkeren." Hij zucht. "Vandaag is er een wit lint te zien, met stofwolken in de lucht alsof zuster Jeanea met de bezem door het Huis gaat en het stof door de kamers dwarrelt. In de verte zijn er al rode en gele lichten te zien, zo mooi, ver in de hemel. Ik denk dat daar de Hoge Hemelen zijn, waar onze voorvaderen zich bevinden, waar Hemelgod Heer Torin over de wereld waakt, over Angora en de hele Wildernes."
Een glinstering loopt over Arya's wang, hij ziet het en beseft pas na een aantal seconden dat het een traan is. Het baant zich een weg over haar wang naar haar lippen. Ze doet geen moeite hem te stoppen, vandaar dat hij het voorzichtig met een vinger wegveegt.
"Hé," zegt hij, "wat is er?"
Alles wat ze doet is glimlachen. "Het klinkt zo mooi, Elias, wat ik er niet voor zou geven om de sterrenhemel eenmaal te zien..."
Hij bekijkt haar vol medelijden als hij ziet hoe haar ogen en blik van verlangen uitstralen. Hij zou alles doen om haar dit wonder te kunnen tonen, maar hij weet diep in zijn hart dat het niet mogelijk is. Ze is blind, en hij mank als een lamme.
Hoe kan een lamme ooit de blinde helpen? Hoe kunnen ze elkaar helpen?
Het is op dat moment dat hij beseft hoe gemeen de werkelijkheid is, waar de gezonden de 'minderen' isoleren. Ze moeten elkaar maar helpen, maar hoe is het mogelijk? Ze zijn afhankelijk van elkaar, van anderen.
Hij moet dat veranderen. Hij moet proberen om de wereld eerlijker te maken, voor hemzelf, maar ook, en vooral voor Arya.
Met die gedachte valt hij die avond laat in slaap, terwijl hij staart naar het houten dak van het Huis, hopend dat hij krachtig genoeg is om ergens verandering in te brengen.


DrakenrijderWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu