18

60 10 1
                                    

Kou. Het is iets waarvan hij niet had gedacht dat gevoel nog ooit te kennen. Hoe zijn ledematen stijf aanvoelen, zijn vingers gevoelloos, zijn gedachten zwaar. Hoe zijn lichaam-loze gedaante ernaar verlangt om te bewegen, om te rillen, om die eindeloze, verzwakkende kou voor altijd uit zijn ziel te verdrijven.
Eonenlang wist hij niet hoe het voelde om het koud te hebben, al die eindeloze winters in de bergen wist hij niet dat hij ooit zou weten wat warmte was, hoe het was om het koud te hebben. Hij verlangde ernaar, met heel zijn hart, om ooit weer te weten hoe het is om te voelen.
Hoe het is om mens te zijn.
Hij smachtte ernaar, had de hoop al opgegeven. Nooit zou hij opnieuw dat gevoel kennen van die meedogenloze stramheid die komt op koude winterdagen als men ouder wordt. Nooit zou hij weten hoe de vederlichte aanraking van een zonnestraal, een sprankje warmte voelde. Hij wist niet meer hoe het was en zou het ook nooit meer weten.
Nu de kou door de kieren van het paleis sijpelt, over de vloer kruipt en vanuit het plafond langzaam op hem neerdaalt, verlangt hij weer naar de dagen waarop hij zich niet meer bewust was van gevoel, waarop alles zo verdoofd was als de dood. Hij wil rillen, maar zonder lichaam zijn er geen spieren die hij aan kan zetten tot het verwarmen van zijn geest. Slechts de eeuwige vlammen van het zonnevuur kunnen hem verwarmen, maar zijn lievelingen liggen opnieuw in niets meer dan flakkerend kaarslicht. Nu hij weer weet wat warmte is, kan hij niet meer zonder. Wat is er mis gegaan? Waar zijn lievelingen eerst lagen te bakken in een stevige vlam van een aantal vuisten hoog, leeft hij nu weer in de angst dat de vlam zal doven en alles verloren is. De Ware Drakenrijder was zo dicht bij zijn doel, maar het lijkt alsof hij nu verder weg is dan ooit tevoren. Hij zucht, en de kleine stofdeeltjes in de lucht voor hem worden weggeblazen. Gezien het feit dat zijn leven toch al gewijd is aan wachten, zit er niet anders op dan zijn geest te vermaken met iets anders dan doelloos voor zich uit kijken. Hij moet weten of er iets is gebeurd in het leven van de Laatste Drakenrijder dat kan helpen bij het herrijzen van het meest krachtige koninkrijk ooit, het rijk waarin de draken heersen, en men oorlog niet kent. Hij moet weten of er een aanwijzing is in de herinneringen van Eagon Sheng-du.

Met de daad van Phyre was er niemand meer die Meester Gotuku tegensprak bij zijn beslissing om de draken mee te laten vechten bij de strijd tegen de Hantá. Alle strijders, jong en oud, wilden niets liever dan wraak nemen voor hun dierbaren die ze hadden verloren bij de slag om Oswaïne, of de slag om de Stad van de Drakenrijders, of een van de andere tientallen aanvallen die gepleegd waren tegen het regime van de draken. Er werden direct plannen gemaakt om de eerste aanval volledig uit te denken. Dankzij haar abrupte beslissing om Meester Pacem te vermoorden, en haar krijgskunsten die veel beter waren dan die van de gemiddelde strijder, werd ze direct toegelaten in de Oorlogsraad, een variant op de krijgsraad waarin bepaalde leden uit de krijgslaad vervangen konden worden voor anderen, 'om tot betere beslissingen te kunnen komen in tijden van nood'. In andere woorden, er diende een nieuwe raad gevormd te worden waarin Meester Gotuku en Phyre hun zin konden doordrijven. Zo gebeurde het dat Meester Gyan werd verbannen naar een verre uithoek van de Wildernes, zogenaamd voor zijn eigen veiligheid. Met pijn in zijn hart had Eagon afscheid van hem genomen, de man was een plaatsvervangende vader voor hem geworden nadat hij hem alles over draken had geleerd. Toen Eagon in een opwelling had geopperd om met de man mee te gaan en alles, zelfs Phyre, achter hem te laten om opnieuw te beginnen, had Meester Gyan triest glimlachend geweigerd. "Nee, jonge Heer Eagon. Het is mijn lot om alleen te gaan. Jouw lotsbestemming licht hier, en hier zal je de taak die jou is toebedeeld uitvoeren." Meester Gyan had hem een klopje op zijn hoofd gegeven, en hem doordringend aangekeken. "Beloof me, Heer Eagon, dat je jouw taak uit zal voeren, totdat deze volledig is voltooid." Hij had geknikt en met tranen in zijn ogen aan de man beloofd dat hij zou doen wat hij maar kon om er voor te zorgen dat ze de oorlog zouden winnen, en dat de draken zouden blijven heersen. "Je taak wordt je vanzelf duidelijk, jonge Eagon. Maak me trots." Daarna had de oude man zijn spullen gepakt en uitgebreid afscheid genomen van zijn draak, een klein, maar oud wezen, net als hij. Na die laatste woorden heeft niemand hem ooit nog gezien, het was alsof hij was verdwenen uit de Wildernes. Of hij gestorven was, was onduidelijk, maar hij was weg, dat was zeker.

DrakenrijderWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu