Als eerst worden hun polsen verbonden met een paarsgekleurd lint, dan met een blauw, dan een wit, een geel, rood, zwart, bruin, groen en zilver, zo aan elkaar geknoopt dat ze straks los zullen komen door slechts te trekken aan de twee uiteindes van het gele lint. Bij elk lint wordt er gesproken van een nieuwe deugd waaraan zij moeten voldoen als echtpaar. Bij elk lint antwoorden ze beiden dat het is wat zij het liefste willen. "Ego autem cum caritate."
Intussen heeft hij zijn hand verstrengeld met die van Saffiera, met zijn andere arm zwaar leunend op zijn staf. Hij neemt een tijdje om naar Saffiera te kijken, hoe er ondanks haar vrolijke gezicht een lichte frons zichtbaar is tussen haar wenkbrauwen, hoe haar rode lippen zich een beetje hebben getuit tot een pruillipje, hoe haar ogen groot zijn van verwondering. Ze lijkt te merken dat hij naar haar kijkt, en geeft een kort rukje met haar hoofd om te laten zien dat hij weer naar de ceremonie moet kijken. "Het mooie deel komt zo meteen Elias, wacht nou maar rustig af. "
Met moeite trekt hij zijn blik los van haar lieflijke gezicht. "Wat gaat er dan nog allemaal gebeuren?" fluistert hij.
"Dat zal je wel zien," zegt ze alleen.
En inderdaad, niet veel later worden de linten losgetrokken en start het bloedritueel, het tweede deel van de ceremonie. Met een scherp, gouden mes maakt Gotuku een diepe snee in de handpalmen van Yuuki en Zafux. Beiden kijken ongemakkelijk en met een van pijn vertrokken gezicht weg als de scherpe rand van het mes diep hun vlees ingaat. In een vreemde taal mompelend brengt Gotuku de handen van de jonge mensen bij elkaar, waarna hij hun handen ineenslaat, het bloed van beide Huizen verenigend. In eerste instantie hoort hij niets anders dan het geluid van twee tegen elkaar geslagen handen, en het gestage gedrup van bloed op de grond, maar dan begint er een gouden gloed te schijnen rondom hun handen. Het verspreid zich vlug over hun armen, borst en gezicht, totdat het hun hele lichaam bedekt. Het lijkt haast alsof de gouden gloed hen vanuit binnenuit reinigt van elk greintje slechtheid dat ze ooit bevat kunnen hebben. Zodra Gotuku ophoudt met mompelen, merkt Elias op hoe de menigte mensen hun adem inhoudt, alsof ze wachten op iets dat nog mooier, nog puurder is dan het gene dat hij net gezien heeft.
En inderdaad.
Langzaam halen Yuuki en Zafux hun bebloede handen van elkaar af, hun ogen groot van verwondering, gezichten glunderend van geluk. Zodra de huid van hun handen elkaar niet meer raken, verdwijnt de gloed van hun huid op alle delen van hun lichaam, behalve op de plek waar hun handen het dichtst bij elkaar zijn, waar een gouden bol van licht ontstaat, zo fel dat je haast zou denken dat het de zon is. Ze kijken beiden afwachtend naar Gotuku, die hen warm glimlachend aankijkt en knikt. Na die knik trekken ze hun handen verder uit elkaar in een vlugge beweging, waardoor de gouden bol uit elkaar spat en in een regen van gouden vonkjes over hen heen valt, waarna enkele van die vonkjes zich verenigen en ze samen enkele goudgele duiven en bloemen vormen, die alle kanten op vliegen en dwarrelen.
De hele mensenmassa in de tempel slaakt een zucht van admiratie, waarna ze hard beginnen te juichen als Zafux, Yuuki in zijn armen neemt en haar vol op haar mond kust. Hij voelt een kneepje in zijn hand van Saffiera, die hem lichtblozend aankijkt, waardoor hij alleen maar schaapachtig kan lachen. "Je had gelijk, het is inderdaad een prachtige ceremonie," zegt hij.
Die nacht feesten ze met het hele dorp. Verschillende muzikanten maken muziek met harpen, fluiten en trommels, en alle bewoners van de Stad van de Drakenrijders en omstreken dansen en zingen mee. Overal in de Stad zijn er kraampjes en tenten met de lekkerste soorten eten, waarvan Elias al weet dat er veel van over zal zijn. De honden, katten en ratten zullen totaal geen honger leiden de komende paar dagen.
Elias blijft bijna de gehele nacht bij Saffiera in de buurt, niet wetend wat hij anders moet doen, maar Saffiera lijkt het geen probleem te vinden. Hand in hand slenteren ze door de straatjes, genietend van de muziek en de gezelligheid. Toch merkt hij dat er iets mis is, hij voelt aan dat iets haar dwarszit, maar ze wil het niet vertellen.
De enkele keren dat hij er haar op probeert aan te spreken wuift ze het weg alsof het niets is, dat ze dacht aan dat ze het jagen mist, en dat ze dolgraag nog eens pompoentaartjes zou willen eten maar dat ze die nog niet is tegengekomen op het feest. Het laat hem niet los, hij wéét dat er iets aan de hand is, zelfs al wil ze het niet zeggen.
"Elias!" hoort hij ineens de vrolijke stem van Norryah, zijn dienster. "Je had me beloofd dat je met me zou dansen, en nu ontloop je me!" Hij hoort dat ze het grappend bedoelt, en hij kan het niet helpen of hij moet lachen. "Hè, en ik dacht nou net dat het me was gelukt..."
Het jonge meisje giechelt, waarna ze zijn hand lostrekt van die van Saffiera en hem voor haar uitduwt richting een van de pleintjes met de muziek. "Paetinet, ik leen Elias even van je," zegt ze beleefd, waarna ze hem resoluut buiten het bereik van Saffiera brengt.
Op het pleintje waar de lucht gonst van de stemmen en vrolijkheid, en de muziek van alle kanten goed te horen is, legt Norryah zijn arm om haar middel heen, waarna ze zijn andere hand vastpakt en hem meetrekt in het feestgedruis, waar hij niet anders kan dan meebewegen met de muziek, zelfs al doet zijn heup zoveel pijn dat hij wel in elkaar kan zakken. Zijn staf is ergens op de grond gevallen toen Norryah hem meesleurde, dus nu kan hij niet anders dan door de pijn heen bijten en glimlachend meegaan in het aanstekende humeur van zijn jonge dienster. Na een paar nummers laat ze hem los en is ze ineens verdwenen in de menigte, waardoor hij verward achterblijft. Lang om verward te zijn krijgt hij echter niet, want ineens vertraagt de muziek naar een langzame wals, waardoor alle vrolijk gele jurken om hem heen niet langer in het rond zwieren maar zacht om alle enkels vloeien als water.
En dan ziet hij haar als voor het eerst. Haar rode haren, zacht als dons, vallen als een wilde waterval over haar rug en schouders, waar een mantel zo zwart als de nacht donker afsteekt achter de felle, levendige kleur. Haar gouden jurk laat haar knappe gezichtje perfect uitkomen en haar ogen stralen. Die zachtgekleurde irissen, bruin als de ogen van een jong hertje, lijken wel te branden als een flakkerend kaarslicht. Ze glimlacht als ze ziet dat hij haar uitgebreid bekijkt, en een rozerode blos verschijnt op haar wangen. Hij kijkt haar even onzeker aan als hij ziet dat ze naar hem toeloopt, en zijn blik is weerspiegeld in haar ogen, zo onschuldig. Ze pakt zijn hand vast en hij legt zijn andere hand om haar middel, waarna hij haar dicht tegen hem aantrekt en ze haar hoofd op zijn borst laat leunen terwijl ze langzaam op de muziek mee wiegen, alsof ze zweven in de lucht. Het voelt voor hem als de dans van zijn dromen, zo ontspannend. Een warm gevoel verspreidt zich door zijn borst, en hij weet dat hij er later alles voor over zou hebben om dit nog een keer te doen, maar dan voor altijd, met haar tegen hem aan, dansend over het sprookjesachtige plein.
Helemaal verloren in elkaars omarming lijkt de tijd te stoppen en bestaan alleen zij twee nog, zachtjes bewegend op de muziek, die inmiddels al weer een ander ritme heeft aangenomen. Hij merkt het niet op, en Saffiera al evenmin, maar niemand durft hen te onderbreken.
Hij voelt niet eens zijn heup meer, of de kou, of de vermoeidheid, als de zon in de verte al weer bijna boven de horizon uitrijst, en met zijn zonnestralen de Wildernes al begint te verlichten. Toch is het wel te merken dat het feest al weer bijna ten einde loopt. Zafux en Yuuki waren direct na de ceremonie verdwenen, om het huwelijk te consumeren, maar bij alle volgende festijnen zijn ze uiteraard van de partij, natuurlijk als man en vrouw.
Op het moment dat de rustgevende muziek wordt doorbroken met de luide stem van Pàntú Gotuku die door de straten schalt, lijken zijn zintuigen pas te reageren op alles om hen heen. Dan pas hoort hij het vermoeide gegeeuw om hen heen, merkt hij de verkleuring van de hemel boven hen op en voelt hij de stekende pijn in zijn been erger dan ooit. Hij kreunt hardop, waardoor Saffiera hem met een medelijdende blik aankijkt, al wetend wat hij bedoelt. Ze aait met haar duim zacht over zijn wang om hem te kalmeren, maar hij kan slechts hard op zijn kiezen bijten en de pijn proberen te negeren. Het feit dat hij zich kan concentreren op de stem van Meester Gotuku helpt hem wel.
"Paetinet, dominae, voor het onderbreken van uw nacht, maar ik vraag u om allen naar de grote tempel te komen. Ik heb een belangrijke bekendmaking die ik met u allen wil delen. Ik herhaal, paetinet, dominae, voor het...-"
De tweede keer luistert hij niet meer, en hij kijkt alleen nog Saffiera aan, die met ogen zo groot als schoteltjes naar hem kijkt.
"Saffiera, wat is er?" vraagt hij achterdochtig.
"Het is niets, echt niet," zegt ze vlug, haar stem trillend. "Ik denk dat we maar beter kunnen gaan kijken." Hij haalt zijn schouders kort op, maar volgt haar dan, zwaar trekkend met zijn been, naar de grote tempel enkele straten verderop.Saffiera weigert nu zijn hand vast te houden, ze heeft haar armen om haar eigen middel geslagen, in elkaar gedoken, alsof ze zou willen verdwijnen. Niemand om hen heen lijkt het te merken, behalve hij. Hij weet dat er iets mis is, dat ze iets heeft te maken met de bekendmaking die Gotuku zou willen doen.Zou het-? Nee. Dat kan nooit. Dat had ze hem verteld. Toch?
En dan ineens is Saffiera uit zijn blikveld verdwenen, opgegaan in de mensenstroom richting de tempel. De mensen lopen hem gemakkelijk voorbij, verdringen hem zodat hij nog langzamer vordert dan de bedoeling zou zijn zelfs al had hij totaal geen last gehad van zijn heup.
Hij gaat maar langzaam vooruit, zelfs dat hij in de verte al over het lawaai van pratende mensen heen hoort dat Gotuku is begonnen met het vertellen. Hij kan bijna voelen hoe het hele volk hun adem inhoudt als Gotuku praat, ze zijn allemaal nieuwsgierig naar wat hij te vertellen heeft, maar zo ver verwijderd van de tempel is het haast onmogelijk om meer op t vangen dan flarden van zijn monoloog.
"Ik... jarenlang.... Maar nu... van plan... wel, nou niet helemaal... zij is bekend onder jullie allen... maar..." Het is tot dan toe nog redelijk te horen, maar daarna wordt het een groot gemompel, doordat om hem heen mensen beginnen met fluisteren, mompelen en opgewonden geroezemoes. Het zorgt er voor dat hij niets meer kan verstaan van alles wat meester Gotuku vertelt.
Totdat iedereen superhard begint te juichen moet hij toegeven dat hij geen benul heeft van wat er allemaal is gezegd. Als hij aan de mensen om hen heen vraagt wat er aan de hand is, halen ze unaniem hun schouders op. "Geen idee!" roepen ze, "maar het zal vast vrolijk nieuws zijn!" Daarna juichen ze verder, met de rest van de bewoners van de Stad van de Drakenrijders mee.
Hij wurmt zich door de mensenmassa heen, voorzichtig, zijn heup zo min mogelijk belastend, al is dat onmogelijk in de grote groep van samengedrukte mensen.
Als het feestgedruis nog vrolijker is en hij de tempel kan zien een paar honderd voet voor hem, vraagt hij het opnieuw. "Wat is er aan de hand allemaal?"
Een man naast hem draait zich om, zijn gezicht verrukt van blijdschap en verwarring. "Heb je het nog niet gehoord dan? Heer Gotuku, meester van de geest en de leer der Draken heeft erkend dat hij een dochter heeft! Saffiera Askren is vanaf nu zijn ware erfgenaam en zal dus door het leven gaan als Saffiera Gotuku!" Het voelt alsof alle lucht uit zijn longen wordt geperst als hij dat hoort.
Ze wist het al, zoveel was wel duidelijk. Ze wist al dat Heer Gotuku haar zou erkennen als zijn dochter zodra de zon op zou gaan. Ze wist het al de gehele nacht, en iedere keer dat hij er naar vroeg negeerde ze hem, wuifde ze het weg alsof het niets was, lóóg ze tegen hem. Hij struikelt naar achter, probeert een weg te vinden naar een andere plek, ver weg van dit feest, ver weg van de bruiloft en de bekendmaking. Ver weg van Saffiera.
Als mensen hem naroepen, vragend wat hij aan het doen is, negeert hij hen volkomen en probeert hij nog sneller weg te komen van die nacht die ooit zo mooi begon.
JE LEEST
Drakenrijder
Fantasía- Kronieken van de Wildernes - - De delen volgen elkaar niet chronologisch op, verhalen kunnen apart gelezen worden. - Elias, een zestienjarige jongen met een kreupel been, heeft zich nooit thuis gevoeld in het weeshuis voor 'mindere kinderen.' Ho...