17_Part_3

69 12 1
                                    

De dagen na de ontdekking van Arya gaan in een sleur voorbij. Hij ligt alleen maar, voor zich uit starend. Hij eet amper, drinkt amper, praat niet. Hij merkt de mensen die naast zijn bed zitten maar amper op. Hij weet dat Saffiera er elke dag is, dat Zafux en Yuuki regelmatig langskomen, dat Keya zijn bed verschoont, dat Norryah hem wast en hem zijn eten geeft, dat Arya er niet is.
Arya is dood en hij kan het nog altijd niet volledig beseffen. Ze is dood en het is zijn schuld. Elke nieuwe dag wordt hij wakker, wordt hij verlost van de dromen over zijn verleden, om op te merken dat wakker zijn geen verlichting biedt. Dan zucht hij, denkt hij aan Arya, probeert hij zich meer van zijn ouders te herinneren, maar ziet hij slechts hun dode lichamen voor zich, en wenst hij dat hij met hen kon ruilen.
Ook nu zit Saffiera aan zijn bed, houdt ze zijn hand vast, streelt ze zwijgend zijn haren. Anders dan normaal merkt hij nu wel op dat ze er is, ruikt hij haar vrouwelijke geur, voelt hij de aanraking van haar zachte vingertoppen tegen zijn huid. Hij zucht, en besluit dan dat hij iets moet doen. Hij moet haar zien, een laatste keer. Hij moet haar zien, nu. Een laatste eer aan haar bewijzen, nu. En Saffiera moet hem helpen. "Saffiera?" Er komt maar amper geluid uit zijn mond, het gevolg van dagenlang zwijgen.
Toch zit het meisje met de rode haren direct rechtop, verrast. "Ja? Elias?"
"Ik- ik moet- ik moet haar zien," kraakt zijn stem. "Ik moet haar... zien," herhaalt hij nogmaals.
Hij probeert zich overeind te werken, maar merkt dat hij zich verschrikkelijk zwak voelt. Saffiera helpt hem overeind, te geschokt om iets te zeggen. "Ik moet haar zien," zegt hij nog een keer, zijn stem iets duidelijker, vaster, iets zekerder deze keer.
"Elias, je bent nu op zijn zachtst gezegd zwak, je kan amper lopen!" pruttelt ze tegen, haar handen zacht op zijn borst drukkend zodat hij tegen de kussens in zijn rug aangedrukt blijft en niet op kan staan om te lopen. Hij wiebelt heen en weer, worstelt om uit haar greep te komen. Zijn ogen prikken, branden alsof er hete olie overheen gegooid wordt, en zijn zicht wordt lichtelijk wazig als hij sneller begint te ademen. Hij moet haar zien. Hij moet Arya zien, hij moet haar lichaam voor een laatste keer zien, een laatste keer aanraken. Hij moet doen wat ze zou willen dat hij zou doen. Hij moet voor haar bidden naar Grote Gaia, de grote Godin waar ze altijd heilig in heeft geloofd. Gaia, moeder van alle kinderen in Angora, in de Wildernes. Arya zou willen dat hij de gebeden op zou zeggen voordat ze naar haar allerlaatste rustplaats kon gaan, de Hoge Hemelen. "Ik moet, ik moet!" zijn stem wordt steeds harder en harder naarmate hij meer spreekt. "Ik heb het beloofd, ik moet!" schreeuwt hij, een rauw, rasperig geluid komt uit zijn keel. "Laat me haar zien, ik wil haar zien!" met elke spier die hij beweegt, elk woord dat hij uitschreeuwt, voelt hij zich sterker worden. Hij zal Arya een laatste eer bewijzen en niemand in deze wereld zal hem tegenhouden. Zelfs Saffiera niet.
Maar hij is verzwakt, en zelfs al moet zijn roodharige vriendin flink wat moeite doen, haar vurige persoonlijkheid laat zich blijken door hem geen kans te geven. Uitgeput en verslagen zakt hij weer tegen de kussens in zijn rug aan, alle vechtlust verloren. Hoe graag hij ook zou willen huilen, hij kan het niet, de tranen willen niet komen. "Ik moet haar gewoon nog een keer zien, Saffiera," fluistert hij, gebroken. Zijn stem breekt bij haar naam. "Asjeblieft."
Ze aait lieflijk over zijn wang. "Slaap nog maar even, Elias. Als je weer wakker wordt beloof ik je dat ik je persoonlijk naar haar zal brengen. Dan mag je haar voor het allerlaatst zien."
"Voor het allerlaatst?"
Ze kijkt hem medelevend aan. "Morgen zullen we haar terugsturen naar Sforai, dan kan ze begraven worden in de buurt van haar ware thuis. Van tevoren mag je haar nog even zien." Ze glimlacht zwakjes, en het valt hem op hoe haar haren warrig over haar schouders hangen, en haar jukbeenderen haar gezicht verscherpen.
"Beloof je dat?" fluistert hij onzeker. Hij weet niet hoe hij zich moet voelen bij het feit dat ze bij het Huis begraven wordt. Nu hij er bij nadenkt weet hij niet eens zeker hoe ze dacht over het Huis voor mindere kinderen. Voelde ze zich er thuis? Was het háár thuis? Of wilde ze net zo graag weg als hij?
Saffiera lijkt zijn onzekerheid op te merken. "Ik beloof het, en ik denk dat ze het fijn zou vinden om voor het laatst te rusten op een plek waar ze zich veilig voelde."
Met dat antwoord is hij tevreden, en hij laat zijn verzwakte lichaam rusten. Zijn ogen sluitend verwelkomt hij de duisternis, waarvan hij hoopt dat nachtmerries deze keer niet op de loer liggen.

DrakenrijderWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu