Ze knikt gehoorzaam en brengt haar handen met daarin de schelp in alle voorzichtigheid naar haar oor. Ze luistert een aantal seconden geïnteresseerd, waarna ze een kreetje slaakt en de schelp geschrokken maar vol bewondering haastig terug op de kisten gooit waar hij hem korte tijd daarvoor vanaf gehaald had.
"Voorzichtig, voorzichtig," lacht hij ontspannen, en zelfs bij de marktkoopman kan er een volle glimlach met geelwitte tanden vanaf.
"Het... het ruist hard!" Ze is even stil, maar gaat dan verder. "Wat... wat is het?"
Nu mengt de koopman zich ook in het gesprek. "Dat, kleine meid," zegt hij met een lage, bijna zangerige stem, "is de taal van de zee, de grote oceanen hebben zojuist tegen je gepraat. Luister nog eens, en probeer de taal te begrijpen."
Bijna dwangmatig pakt ze de schelp vast, haar ogen zo groot als een konijn vlak voordat het beseft dat het bijna aan een pijl geregen zal worden. Ze houdt het vast alsof het zo breekbaar is dat een vingerdruk het al kan verbrijzelen tot stofdeeltjes.
Aandachtig luistert ze naar het diepe geruis van de zee uit de schelp. "Wauw, het is zo mooi, het klinkt prachtig," fluistert ze vol bewondering.
"Hoeveel wil je er voor betalen, ik kan hem voor een vriendenprijsje aan je meegeven." De man klinkt zelfverzekerd, maar zijn ogen flitsen heen en weer.
"Hij is nerveus, ik hoor het aan zijn hartslag," fluistert Arya in zijn oor.
"Hmm," zegt hij daarom gespeeld aarzelend. "Ik vrees dat we niet zoveel geld bij ons hebben, maar deze dame hier zou de schelp dolgraag willen meenemen."
De man grinnikt vol sarcasme. "Ik ga zo'n schitterende schelp niet voor niets weggeven jongeling! Ik wil er minimaal twee goudstukken voor."
Arya's gezicht vertrekt teleurgesteld.
Elias voelt vanbinnen een drang om die schelp voor haar te kopen, maar hij heeft geen geld. Nooit heeft hij geld nodig gehad, nooit heeft hij de zusters iets van waarde gevraagd, maar nu hij het nodig heeft, heeft hij niets.
"Een koperstuk," zegt hij nu echt aarzelend, zonder zelfverzekerdheid, bijna vragend.
De man legt zijn hoofd in zijn nek en lacht voluit. "Ben je gek, kreupele! Dan kan ik het beter weggeven." Hoewel de dikke marktkoopman net lachte, kijkt hij nu bijna angstig voor zich uit en ademt snel, terwijl zijn hoofd begint te glanzen van het zweet.
Elias glimlacht onschuldig, terwijl er een plannetje in zijn hoofd wordt gevormd. "Verwacht u soms iemand?"
De man slikt hoorbaar. "Nee, nee, ik verwacht niemand, ik, ik-"
"Het lijkt wel of u iets in uw schild voert meneer," zegt hij. "Is dat zo?"
"Moet ik de wachters er bij halen?" voegt Arya toe, die zijn idee lijkt te snappen. "Als u zich niet veilig voelt is dat geen probleem hoor, al snap ik niet dat wij zo angstaanjagend zijn."
De man krabt ongemakkelijk aan zijn achterhoofd.
"Luister, ik zal jullie die schelp gratis meegeven als jullie je mond houden tegenover die wachters over het gerucht van het drakenartefact, want dat is absoluut niet waar, hoor je me. Niet waar."
Arya kijkt hem en de man verbaasd aan, waarna ze bijna in koor zeggen: "Gerucht?"
"Grote Gaia jullie hebben het gerucht nog niet gehoord! En toch heb ik dit verteld ik had niets moeten zeggen, nee ik flap alles er altijd uit, ik moet voortaan mijn mond houden," roept de man eerst, waarna hij overgaat in mompelen.
"Ik kan nog steeds de wachter halen, meneer, wat is het gerucht?" Hij weet niet of hij het gerucht wil weten, maar hij kan het niet laten. Nieuwsgierigheid wordt niet gezien als een zonde, toch? In elk geval heeft hij de schelp al binnen, zonder er iets voor gedaan te hebben.
De man zucht en aait over zijn ruwe roodharige baard. "Het gerucht gaat al weken rond dat er vandaag de dag een drakenartefact wordt verkocht op de zwarte markt, en velen zijn van plan geweest hem vandaag te stelen, maar het drakenartefact is er helemaal niet. Ik zeg het je, er is niets speciaals op deze markt."
Arya houdt haar hoofd een beetje schuin, doordat ze zo'n liefde heeft voor het luisteren naar geschiedenis en ze weet dat de draken al eeuwenlang zijn uitgestorven, trekt dit haar interesse. "Wat voor een drakenartefact, als ik vragen mag?"
De man buigt zich naar haar oor toe. "Ze zeggen dat het een vuurbestendig vechttenue van drakenleder is, netjes opgeborgen in een kistje ingelegd met robijnen en lapis lazuli. Er wordt gezegd dat alleen het kistje al driehonderd goudstukken waard is, en het tenue nog minstens tien keer zoveel, dus iedereen is er op uit. De armen, de rijkeren, de spionnen van de koning, de wachters van de koning, simpele marktkoopmannen zoals ik, onschuldige kinderen en vijanden van het rijk. Daarom is het zo druk, iedereen hoopt een glimp op te kunnen vangen van het kostbare kistje met inhoud om vervolgens een robijn weg te kunnen pulken."
Hij betrapt zichzelf er op dat hij zijn mond open laat hangen. Een vuurbestendig tenue van drakenleder...
"Ik wist niet dat drakenartefacten nog bestonden? Zijn draken niet al eeuwen geleden uitgestorven?" vraagt Arya aan de koopman die inmiddels veel rustiger schijnt te zijn.
"En of ze nog bestaan! De laatste tijd duiken er steeds meer mensen op die nog een artefact in hun bezit hebben en het willen verkopen, allemaal omdat ze beweren het geld nog nodig te gaan hebben voor wanneer de oorlog echt uitbreekt en Endraccirtus Angora binnenvalt. Om te kunnen verhuizen naar de Zuidelijke Eilanden heb je meer dan een paar goudstukken en een boot nodig."
Ze knikken beide begrijpend. "Bedankt, meneer, ook voor de schelp," eindigt Elias het gesprek glimlachend, terwijl hij Arya de schelp geeft, die een brede glimlach van oor tot oor op haar gezicht geplakt heeft.
"Dankjewel Elias," zegt ze zacht terwijl ze hem een knuffel geeft en hem voorzichtig op zijn wang kust, waardoor zijn wangen vuurrood kleuren en hij onwillekeurig ook een brede glimlach krijgt.
"Alles voor jou, Arya, dat weet je onderhand toch wel?" mompelt hij terug.
Ze grinnikt alleen en pakt zijn hand weer vast, zoals altijd, zodat ze hem niet verliest in de drukte.
Ze lopen verder over de markt, hand in hand. Elias weet zeker dat zijn wangen nog steeds rood gekleurd zijn, net als Arya's hals, heeft hij gemerkt. Met haar vrije hand blijft ze de schelp tegen haar oor houden, luisterend naar het kalmerend ruisende geluid van de zee waaruit de schelp komt. Ooit leefde er een wezen in, een lid van het koninkrijk van de meermannen. Tenminste, dat is wat zuster Gudruna hen altijd vertelde.
Hij vraagt zich af hoe het wezen zijn huisje dan verlaat, of hoe het dan aan land komt om verkocht te worden. Onbewust haalt hij zijn schouders op als hij nadenkt over het antwoord.
"Wat is er?" vraagt het meisje naast hem.
"Hmm?" reageert hij mompelend. "Niks."
Nu is het aan haar om haar schouders op te halen. "Oké, als jij het zegt." Na deze woorden is ze weer stil en luistert ze opnieuw zwijgend naar wat de schelp haar te zeggen heeft, duidelijk tevreden met de manier waarop alles nu is. Hij baalt dat hij haar zal moeten vertellen dat de tijd al bijna om is, en ze binnen nu en een niet al te lange tijd weer aan hun reis terug naar Het Huis moeten beginnen. Hij weet dat zijn been hem in de steek zal laten als hij nog al te lang door blijft lopen, de pijn zal dan zo erg worden dat hij opnieuw maar amper zal kunnen lopen. Hij wil bijna zuchten als hij denkt aan het feit dat hij nog helemaal terug moet lopen, al die ellenlange mijlen door dat zachte zand, maar hij houdt zich in.
Hij wil de sfeer niet bederven, het is veel te gezellig om te denken aan de toekomst.
Echter moet hij na een tijdje wel, als de zon duidelijk bijna ondergaat. "Arya, misschien moeten we onderhand terug gaan, de zon gaat bijna onder."
Ze zucht teleurgesteld.
"We moeten echt terug weet je, zuster Agatha zal al niet blij zijn, we zijn nu al laat."
"Ik weet het, ik weet het Elias." Ze krijgt het voor elkaar een smalle glimlach op haar gezicht te laten zien. "Laten we dan maar naar de poorten van de stad lopen, ik voel de temperatuur inderdaad al wat zakken, straks wordt het nog koel."
Zo gezegd, zo gedaan, waarna ze zwijgend teruglopen naar de poorten, die glinsteren in het licht van de ondergaande zon.
Op het moment dat de grote zwartmetalen poorten nog maar vijftig voet van hen vandaan zijn, horen ze een luid geschreeuw aan hun rechterzijde. Het ontstaat heel plots, vanuit het niets. Het ene moment is er slechts het zachte gezoem van rustig kletsende mensen hoorbaar, het andere moment staat iedereen te schreeuwen en ontstaat er een enorme commotie.
Wachters die de poorten bewaken kijken verstoord op, duidelijk uit hun diepe concentratie geworpen, wanneer er een grote groep mensen op hen afrent, een grotere groep armen er agressief achter aan. Ze schreeuwen lelijke dingen naar elkaar, naar de wachters, naar omstanders. Er ontstaat een gevecht vlak voor de poorten, en Arya staat met een blik vol angst voor zich uit te kijken, geschrokken van het harde geluid van dingen die ze niet kan zien. Voorzichtig trekt hij haar mee. Als er hier een gevecht is, kunnen ze er overduidelijk niet door zonder gewond te raken. Misschien kunnen ze door de noordelijke poorten de stad uit, naar Het Huis terug.
Hij vraagt zich niet af waarom de rel is ontstaan, als je vaak genoeg in Sforai komt vraag je je niet meer af waardoor gevaarlijke dingen komen. Voor je het weet zit je er middenin en maak je kans op straf. Hij heeft het vaak genoeg gezien, mensen die zich afvragen waarom er zo'n grote commotie is, vervolgens betrokken raken bij het gevecht, en even later worden opgepakt door de wachters.
Terwijl hij Arya een zijstraatje in trekt, ziet hij in zijn ooghoeken hoe een gestalte met een bruine mantel en iets onder zijn arm een ander steegje in rent.
Zonder er verder bij na te denken trekt hij Arya mee, die luid protesteert, net als zijn heup. Hij kan echter niet stoppen met rennen, hij moet en zal weten wat die man meeneemt onder zijn arm. Als hij vluchtig om hem heen kijkt ziet hij dat niemand de man heeft opgemerkt, alleen hij.
Het is vreemd dat hij zo erg wordt getrokken naar de man, hij had zichzelf nog zo gezegd niet betrokken te raken bij deze opschudding, maar hier is hij, een man achtervolgend.
Zijn kiezen vast op elkaar geklemd van de pijn, zijn hand nog steeds vast om die van Arya heen die achter hem aan hobbelt en om de paar passen struikelt.
Als de mysterieuze man een hoekje om slaat, waait zijn mantel iets omhoog, waardoor het voorwerp dat hij onder zijn arm draait zichtbaar wordt. Hij vangt een glimp op van een houten kistje met rode edelstenen, en dan weet hij genoeg.
Het gerucht was niet zomaar een gerucht, het was de waarheid.
Dit zorgt er voor dat hij met nog meer snelheid achter de man aan sprint. Als ze echter aankomen op de plek waar de man de hoek omsloeg, zien ze niets, behalve een doodlopende weg.
De vloer is smerig, met uitwerpselen in de hoek en er hangt een afschuwelijke geur die tot diep doordringt in zijn neus, die hij direct optrekt.
"Elias wat in Grote Gaia's naam wil je hier doen! Wat is er aan de hand?" hoort hij Arya's stem onzeker achter zich.
"Ik- ik zag net een man, hij had het drakenartefact, ik weet het zeker, maar nu is hij weg!" Verward gaat hij zijn eigen gedachten nog eens na, maar hij weet het nog helemaal. De man sloeg hier af, kwam uit in dit straatje, en verdwijnt vervolgens.
Hij merkt dat hij een aantal stappen vooruit heeft gezet, maar bij de laatste stap glipt zijn hand uit die van Arya en voelt hij dat hij wordt meegesleurd door iets onbekends.
Er vormt zich een gigantische druk op zijn hoofd en met een geluidloze schreeuw voelt hij dat hij zijn bewustzijn verliest.
Als hij wordt neergesmeten op een ondergrond van harde, puntige stenen en de pijn in zijn hoofd en in de rest van zijn lichaam ontploft, wordt alles zwart.
JE LEEST
Drakenrijder
Fantasy- Kronieken van de Wildernes - - De delen volgen elkaar niet chronologisch op, verhalen kunnen apart gelezen worden. - Elias, een zestienjarige jongen met een kreupel been, heeft zich nooit thuis gevoeld in het weeshuis voor 'mindere kinderen.' Ho...