Het is vreemd hoe snel men gewend raakt aan kou. Nu de vlammen alsmaar groter worden, - een teken dat de Ware Drakenrijder dichterbij komt - voelt hij hoe de warmte door zijn lichaamloze gedaante heengaan. Het is vreemd, hoe hij zich voelt. Hij is er, hij bestaat, maar toch is hij er niet. Hij kan voelen en bewegen, maar niet zijn. Hij ís niet. Toch heeft hij het warm, alsof de hittegolven van de Eeuwige Vlam hem haast roosteren alsof hij er middenin ligt. Ook van binnenuit voelt hij zich warm, gespannen. De Ware Drakenrijder is nabij, zijn lotsbestemming is bijna vervuld, hij kan bijna gaan, het duurt niet lang meer. Hij is haast net zo gespannen als toen, bij de Grote Oorlog. De laatste strijd tegen de Hantá, die zo slecht maar bekend afliep. De Draken verdwenen, maar ze waren uitgestorven geweest als de Laatste Drakenrijder niet zijn leven had gegeven voor het voortbestaan van de vrede.
Overal vliegen speren, zwaarden en pijlen in het rond, richtend op de zwakke plekken van de draken, hun vleugels. Om hem heen ziet hij overal bloederige gedaanten, brandende gedaanten, vallende draken. Het enige wat hij kan horen is het afgrijselijke geschreeuw van gewonde wezens, het gegil van brandende Hantá. Hij ruikt de geur van het bloed, van de dood die voor hen allen nadert. Vele draken zijn al ten onder gegaan, hun berijders hen volgend. Hij kijkt rond, en beseft het al vlug.
Ze zijn aan het verliezen.
Phyre lijkt dat ook te beseffen, want zodra hij omkijkt om haar te vertellen dat hij haar in veiligheid brengt, schudt ze haar hoofd. "Geen denken aan," zegt ze luid. "Ik zei dat ik zal vechten, en vechten zal ik."
Hij zucht, hij had al lang geleden voorspeld dat dit uiteindelijk zou gebeuren. "Descendit," laat hij zijn draak weten. Solani gehoorzaamt, al zij het iets of wat onwillig. Hij kan dit niet laten gebeuren, hij kan het niet, maar hij weet dat hij haar niet kan stoppen. Zodra hij de bloedlust in haar ogen zag, het verlangen naar wraak, die genadeloze duisternis, toen wist hij al dat ze verloren was. Hij wist het al toen ze wakker werd van haar verwondingen en besefte dat ze alles was kwijtgeraakt. Toen had hij het al geweten, maar accepteren kon hij het niet.
Nu wel. Hij is haar al lang verloren, en haar terugkrijgen gaat niet meer gebeuren. Nooit niet. Pas nu hij haar van zijn Solani af ziet glijden en haar met een schreeuw naar de dichtstbijzijnde Hantá ziet rennen om deze te vermoorden in koele bloede, nu pas beseft hij dat zijn lieve Phyre al maandenlang dood is. Met haar familie is ze gestorven, slechts haar lichaam, bezeten met het kwaad, is nog over. Ze is niet meer te redden, dus hij moet het ook niet proberen.
Hij zucht, en geeft Solani Noxulim daarna weer een bevel. "Ascendit ad caelum, Custos Ignis," zegt hij. Hij moet naar de plek vliegen waar de anderen hem het meest nodig hebben. Zodra hij Solani sneller de lucht in probeert te krijgen, merkt hij dat het majestueuze wezen er meer moeite mee heeft dan normaal. Het lijkt alsof het wezen is uitgeput, het nog maar net genoeg kracht kan vinden om in de lucht te blijven, zelfs al hebben ze nog niet zo heel lang gevlogen. "Dextera, Solani Noxulim, maar heel even. Ik heb daar je vuur even nodig, het duurt vast niet lang, daarna mag je rusten." Hoewel de draak vlug reageert op het bevel door af te buigen naar rechts, merkt hij dat het wezen niet zo dwingend reageert op zijn bewustzijn als normaal. Nu begint hij zich zorgen te maken, maar hij kan de rest van de draken niet achterlaten. Met lome slagen vliegt Solani verder naar het noorden, waar de gevechten tussen de Hantá en de draken heviger lijken te zijn, gezien de grote stoomwolken, rookvlagen en hitte die hij voelt naarmate hij dichterbij komt. Als hij om zich heen kijkt, ziet hij hoe meerdere drakenrijders het idee hebben gekregen om met een grote groep aan te vallen. Hij knijpt zijn ogen dicht om beter te kunnen zien, en dan voelt hij hoe de schrik zich een weg door zijn bloed baant en zijn hart vastknijpt.
In de verte ziet hij hoe een sterke paarsachtige draak, anderen aanvalt met zijn vuuradem, om hun berijders te verwonden. Net als Solani Noxulim lijken de andere wezens ook verzwakt te zijn, op de paarse draak na zijn ze allemaal niet snel genoeg om te voorkomen dat berijder na berijder uit het zadel wordt gewerkt, schreeuwend van pijn. Vervolgens kunnen ze, ondanks hun immense intelligentie, haast geen tegenstand bieden aan de rondvliegende pijlen en speren, die hun tere vleugels doorboren. Solani gaat plots nog langzamer vliegen, terwijl hij een advies door zijn hoofd voelt gaan.
"Recedere, recedere, recedere." Terugtrekken. De leider der draken geeft zijn onderdanen en berijders het bevel om terug te trekken. In tegenstelling tot normaal, weet echter iedereen het bevel te negeren. Solani is te zwak om zoveel dominantie uit te stralen. "Recedere, Vurige Jongeling," hoort hij het wezen nogmaals in zijn hoofd, en deze keer gehoorzaamt hij. Zo vlug als hij kan, laat Eagon Solani Noxulim omkeren, maar het is al te laat. Door het bevel dat de draak rondstuurde, weten ook de paarse draak en zijn berijder dat de leider van alle draken, de Drakenkoning, in de buurt is. Hoe krachtig de Drakenkoning ook met zijn vleugels slaat, door de verzwakking kan hij niet voorkomen dat de paarse draak steeds dichterbij komt.
"Leid hem weg van de gevechten, Solani Noxulim, fugere." Dat is de enige mogelijkheid. Door de paarse draak en de nog onbekende berijder zo ver mogelijk weg te leiden van de frontlinie, weten de andere wezens misschien de overhand te krijgen en de Hantá te verslaan. Hij kijkt enkele keren achterom, maar kan door de grote kop van het beest de drakenrijder van het paarse wezen niet onderscheiden, maar ze worden alsmaar sneller en sneller ingehaald.
Hij voelt het eerder dan dat hij het hoort.
Een schok in het lichaam van zijn draak, waarna een afgrijselijk gekrijs uit de bek van zijn geliefde wezen klinkt. Door zijn connectie met het beest voelt hij hoe een grote speer zich diep in zijn schouder bij zijn vleugel heeft genesteld. Enkele seconden lang voelt hij alleen de schok, de schrik, de angst.
Dan vallen ze.
Gierende wind.
Klapperende vleugels.
Geen ondergrond meer.
De grond komt dichterbij en dichterbij, en hij bereidt zich voor op de klap die een einde zal maken aan zijn leven. Maar de klap komt nooit. Net voordat ze de puntige rotsen van de berg raken, weet Solani Noxulim zich om te draaien en met een grote vaart te zweven richting de top der koningen, een klein stukje verderop. Hij had het niet beseft, maar de achtervolging had langer geduurd dan hij dacht, ze hebben de paarse draak verder van het gevecht geleid dan verwacht.
Met een luide klap en een afgrijselijke schreeuw van de draak landen ze op een van de grote pleinen. Eagon valt met een harde bonk op de grond en rolt een paar keer over de kop voordat hij tot stilstand komt, zijn enkels en pols pijnlijk kloppend. Hij hoort hoe Solani Noxulim zwakjes blaast, proberend om een grote vlam te creëeren, maar hij is zelfs te zwak om zijn vleugels te blijven klapperen. Na een tijdje geeft de draak het op, en net op het moment dat de paarse draak met alle elegantie van de wereld op zijn poten landt, slaat Solani zijn vleugels ineen.
Met een ruk van zijn hoofd verschuift Eagon zijn blik naar de berijder van de paarse draak. Wat hij ziet beneemt hem de adem. "Nee," mompelt hij buiten adem. "Nee, nee, nee. Dit kan niet."
Op de rug van de draak, vlak achter de onderste nekwervels, ziet hij meester Gotuku zitten met een zelfvoldane grijns. Zijn gitzwarte gewaad flappert om hem heen in de wind als hij zelfverzekerd op Eagon afstapt, die nog altijd hijgend op de grond zit, zijn pols tegen zijn borst geklemd.
"Hoe kun je, verrader!" schreeuwt hij, maar intimiderend komt hij niet over.
"Oh, heel gemakkelijk," grinnikt Gotuku. "Ik was het beu dat het altijd ging om wat de drakenkoning vond. De draken heersten voor de vrede, en zelfs al was ik een Drakenrijder, ik was nooit goed genoeg om te bepalen wat er zou gebeuren." Hij zwaait met zijn armen. "En dat terwijl ik hier al zomers lang rondloop! Nooit een beetje respect van hun kant, alleen die van de mensenkant. Ik besefte dat ik alleen de waardering van mensen wil hebben. Al hun waardering. En de draken pikken het respect dat voor mij bedoeld is, in. Dus, dood alle draken en de wereld ligt aan mijn voeten, vooral als ik degene ben die als enige overblijft, zogenaamd verscheurd door het feit dat de draken allemaal zijn gestorven. Ach en wee, ach en wee." Hij glimlacht kwaadaardig, terwijl Eagon naar adem hapt van afschuw.
"Dus ik ging praten met mensen in de buurt, waarvan ik wist dat de draken hun schapen aten, hun kinderen beangstigden en hun landen verbrandden. Zo ontstonden de Hantá, de drakenjagers," gaat hij verder, nog altijd langzaam Eagon naderend. "Mijn plan werkte perfect, jullie waren te druk bezig met de draken toen de Stad van de Drakenrijders werd aangevallen, waardoor iedereen een hekel had aan de Hantá, en ze koste wat kost wilde vernietigen. Maar wat gek dat de Hantá altijd wisten waar iedereen zou zijn, wat gek dat de ene na de andere Drakenrijder stierf. Wat vreemd, dat het ene na het andere drakenei verdween, dat elke jonge draak stierf de afgelopen paar zomers. Wat raar dat nu, op de dag van de grote strijd, alle draken behalve deze prachtige paarse, mijn Blatteus Mortifer, ziekelijk en zwak zijn." Hij begint hardop te lachen, alsof hij de wereld al gewonnen heeft.
Eagon zegt niets, maar hij had ook niets kunnen zeggen, want Meester Gotuku blijft praten, legt hem zijn hele plan uit. Dat kan alleen als hij weet dat niemand van hen ooit zijn plan kan dwarsbomen. Eagons hersenen beginnen als een gek een ontsnappingsplan te bedenken, maar zijn hoofd blijft leeg.
"Al dagenlang voeg ik een klein druppeltje dodelijk gif toe aan het water waar de draken uit drinken. Het is niet genoeg om ze het direct te laten voelen, maar bij het kleinste beetje inspanning..." Hij klapt verrukt in zijn handen. "Fataal." Hij lacht nog een keer luid, terwijl hij zijn hoofd in zijn nek gooit. Het is een angstaanjagend gezicht. De man heeft geen enkele zorg, hij weet dat Solani Noxulim hem niets kan doen, dat Blatteus Mortifer hem zal beschermen, en dat Eagon het niet zal overleven. Dan verandert zijn gezichtsuitdrukking naar een dodelijk serieuze.
Hij moet tijd rekken. En vlug ook.
"Als alle draken dood zijn en je wilt heersen, hoe ga je dat dan doen met Blatteus Mortifer?" Hij praat vlug en onduidelijk, met een trillende stem, maar Gotuku lijkt hem te begrijpen.
"Oh, die laat ik vliegen naar voorbij de Wildernes, voorbij de rand van de Werelden, waar hij tot in de eeuwigheid kan blijven drijven in de lucht, niet dood, niet levend," antwoordt hij. "Iedereen blij." Hij rijkt naar een voorwerp in zijn gewaad. "Nu, ik kan niet hebben dat je blijft leven en alles verklapt. Dat zal niet gebeuren." Met die woorden laat hij de glimmende dolk zien. Er is geen glimlach meer op zijn gezicht, slechts een angstaanjagende kilheid in zijn ogen. Alles aan zijn lichaam wijst er op dat hij op het punt staat om hem te vermoorden. Hij is één dodelijke moordmachine.
"Het was me een genoegen, Eagon Sheng-Du."
Hij werpt de glimmende dolk richting zijn lichaam. Met een hoge snelheid raast de scherpe punt op hem af, en even ziet hij niets anders dan het dodelijke staal dat steeds sneller op hem af komt.
Eerst voelt hij niets.
Pas dan voelt hij hoe het koude ijzer zich een weg baant door zijn huid, spieren en organen en het zich diep in zijn onderbuik nestelt. Een vurige pijn schiet door zijn hele lichaam en hij kan een luide kreet van pijn niet onderdrukken. Direct is er een bloedvlek op zijn gewaad dat zich sneller en sneller uitbreidt over zijn onderlichaam. Met trillende vingers voelt hij aan de plek op zijn buik, kleverig bloed plakt aan zijn hand. Hij hapt een paar keer naar adem, maar heel veel lucht krijgt hij niet binnen.
En al die tijd staat Gotuku hem met een zelfverzekerde grijns aan te kijken.
Als Eagon zich uitgeput laat zakken op de zanderige tegels, draait Gotuku zich om en loopt richting de paarse draak. Hij klimt weer op zijn berijdersplek, en een harde windvlaag laat weten dat ze wegvliegen.
Dan wordt alles zwart.
***
Oh nee! Wat gebeurt er toch met onze lieve Eagon? Ik moet toegeven, na Zafux is hij een van mijn favoriete karakters...
Anyway, Hola!
Eerst ben ik drie maanden weg, en dan weer twee updates in een week! Wat is er toch met me aan de hand allemaal... Ik heb geen idee. Ik blijf lekker onregelmatig updaten, maar wees gerust, het zijn nog maar vier updates! Daarna is het allemaal klaar en zijn jullie van me af :)
Ik hoop dat jullie het leuk vonden! Zeg in de comments wat je er van vindt en laat een vote-thingy voor me achter :)
Muchos besos en see you next time,
Sanne
JE LEEST
Drakenrijder
Fantasy- Kronieken van de Wildernes - - De delen volgen elkaar niet chronologisch op, verhalen kunnen apart gelezen worden. - Elias, een zestienjarige jongen met een kreupel been, heeft zich nooit thuis gevoeld in het weeshuis voor 'mindere kinderen.' Ho...