De deur is van dichtbij nog indrukwekkender dan van veraf. Het torent meters boven hem uit, is minstens acht keer zo hoog als hijzelf. Tot zijn grootste verbazing is de kleine deur in de reusachtige poort niet gesloten, in tegenstelling daartoe staat het zelf op een kleine kier.
Met een akelig gekraak duwt hij de deur verder open, totdat er een opening ontstaat die groot genoeg is voor hem om er doorheen te lopen.
Binnen neemt hij wel de tijd om uitgebreid alle prachtige beelden en decoraties te bekijken, die hier niet van goud, maar van marmer zijn gemaakt. Ze doen hem denken aan de gebroken beelden die in de ruïnes van de drakentempels in de buurt van de Stad van de Drakenrijders liggen, herinneringen aan een oude tijd waarin de draken nog heersten over de gehele Wildernes.
Toch staat hij het zichzelf niet toe om te lang te blijven dwalen. Nu hij het kasteel binnen is gekomen, voelt hij driemaal zo sterk het verlangen om de aanwezigheden te gaan zoeken. De aantrekkingskracht is sterker dan ooit tevoren, en net zoals eerst leiden ze hem naar hen toe. Zaal na zaal gaat hij door, gang na gang wandelt hij, totdat hij in een van de kleinere zalen van het kasteel komt.
De kleinste, maar veruit de allerwarmste plek die hij in weken heeft gevoeld. Hij gooit direct zijn mantel en tas af, doet zijn handschoenen uit en trekt de dikke leren laarzen van zijn voeten. Uiteindelijk loopt hij pas verder als hij blootvoets en in een dunne laag katoenen kleding is. Aan de overzijde van de zaal staat een gigantische troon, met een witachtige gedaante er op, maar hij kan geen gezichtsuitdrukking onderscheiden, of überhaupt zien wat het is. Hij voelt aan dat het een van de aanwezigheden is in de ruimte, maar de andere drie zijn nog veel dichterbij.
Tussen hem en de troon in, staat een brede stenen tafel gemaakt van massieve rotsen, gesneden in met perfecte hoeken. Een heerlijk warm vuur brandt er, de vredige warmtestromen ontspannen zijn spieren, en met een tevreden glimlach loopt hij richting het vuur. Hij is niet bang voor de hete vlammen die hoger te lijken worden naarmate hij dichterbij komt. Pas als hij een enkele voet met zijn hoofd van het vuur af is, stopt hij.
Waar is hij mee bezig? Waarom voelt hij de drang om in het vuur te reiken om de aanwezigheid te vinden? Als hij er al over nadenkt weet hij dat hij levend zal verbranden en dat niemand ooit nog een spoor van hem op zal merken.
Toch kan hij het niet helpen.
Met trillende vingers reikt hij in het vuur, angstig de pijn afwachtend die zijn smeltende vlees zal vergezellen.
Maar hij voelt niets.
Hij voelt geen greintje pijn als hij zijn handen in het vuur steekt totdat hij een ovaal voorwerp onder zijn vingertoppen voelt. Sterker nog, de pijn in zijn heup lijkt minder te worden, terwijl hij in zijn vingers slechts een zachte tinteling voelt, wat haast prettig is. De energie vanuit het vuur vult hem met vreugde, vrede en haalt al zijn pijn weg.
Hij pakt het zware ovalen voorwerp uit het vuur, en legt het uiterst voorzichtig op een marmeren tafel naast het vuur. Hij stopt niet om er naar te kijken, hij steekt zijn handen gewoon opnieuw in het vuur en haalt eenzelfde voorwerp uit de vlammen, waarna er nog een derde volgt.
Eieren zijn het. Prachtig geschubde eieren zo groot als zijn onderarmen. Een gitzwarte, een donkergroene en een donkergrijze. De schubben lopen in prachtige vormen over elkaar heen, vormen een ondoordringbaar schild dat de inhoud beschermt van de buitenlucht. Als hij echter met zijn vingertoppen over de schubben aait, voelt hij hoe er een rilling doorheen gaat. De eieren pulseren met leven, geven kleine schokjes, reageren duidelijk op zijn aanraking.
Zijn het drakeneieren? Zou het kunnen? Volgens de legende wist de Laatste Drakenrijder nog een aantal drakeneieren te redden, om vervolgens te verdwijnen uit de Wildernes, zonder enig spoor van zichzelf achter te laten.
"Wauw," mompelt hij vertederd als er steeds harder wordende tikjes uit alle drie de eieren klinken. Ze gaan uitkomen. Direct voelt hij met heel zijn hart dat hij ze zal beschermen, koste wat kost.
"Wauw inderdaad," klinkt er dan een zachte stem achter hem. De rillingen gaan gelijk door zijn gehele lichaam.
"Gotuku," bijt hij door opeengeklemde kaken heen. Als hij zich omdraait ziet hij de man met een zelfverzekerde grijns op zijn gezicht, een gitzwart gewaad bedekt zijn lichaam, zijn lange haren in een strijdersvlecht over zijn schouder.
De man kijkt vlak langs hem af, en Elias kan zijn pupillen praktisch zien verwijden. "Dus de legendes zijn waar, ik wist het," glimlacht hij. "Fantastisch."
JE LEEST
Drakenrijder
Fantasy- Kronieken van de Wildernes - - De delen volgen elkaar niet chronologisch op, verhalen kunnen apart gelezen worden. - Elias, een zestienjarige jongen met een kreupel been, heeft zich nooit thuis gevoeld in het weeshuis voor 'mindere kinderen.' Ho...