3_Part_1

154 18 0
                                    

Een harde kinderlach galmt over de akkers, waarna er een paar extra worden toegevoegd. Alle kinderstemmetjes klinken jong, niet ouder dan zeven zomers oud. Een man en een vrouw staan chagrijnig te kijken naar het tafereel dat zich voor hen afspeelt.
Ze hebben beiden lichtbruin haar, al beginnen er bij de man wel wat grijzige haren door zijn kapsel heen te schemeren. Ze hebben lijntjes op hun gezichten, maar ze kijken nog steeds altijd normaal naar de jonge kinderen.
Ryan, zijn grootste broer, en volgens hem ook de oudste van allemaal, kietelt hem hardhandig in zijn zij, waardoor hij niet weet of hij moet lachen of moet huilen, want eigenlijk doet het best wel pijn. Ryan heeft lichtgeel haar, net als Cerceille, een van zijn zusjes, alleen Cerceilles haar is lang, en dat van Ryan is kort. Zelf heeft hij donker haar, bijna zwart, zegt zijn moeder altijd, net als Elvyne en Jorisho, zijn andere zus en broer. Alleen Mairah en Odylynn hebben lichtbruin haar zoals zijn ouders.
Hobbelend en met tranen in zijn ogen probeert hij van Ryan en zijn gemene handen weg te rennen, maar Ryan is net iets sneller. Hij achtervolgt hem over de akker, door de stal, weg van de rest. Alleen Odylynn ziet waar hij en zijn broer naartoe rennen, waardoor zij hen ook achterna gaat. Odylynn moet ook op hem passen, zegt zijn moeder altijd, maar zij weet niet dat hij al groot is, groot en heel volwassen. Ryan met zijn lichtgele haar denkt ook dat hij nog klein is, maar hij is al bijna vier zomers oud!
Hij verstopt zich achter het hooi zodat Ryan hem voorbij rent. Hij zal eens bewijzen dat hij al heel groot is! Als hij op Iddie gaat zitten, het reuzepaard, dan vinden zijn ouders hem vast groot genoeg om in een nieuw bed te slapen en niet al zo vroeg te gaan slapen als de kippen.
Met zijn kleine handjes grijpt hij de kruk vast die naast de stal van Iddie staat, en sleept deze mee naar boven, een aantal kisten op, om hem daarop te zetten. Vanaf daar kan hij gemakkelijk op Iddie springen.
Zo gezegd, zo gedaan, hij stapt op de wiebelige kruk en zet zich af, waarna hij precies met zijn buik op de rug van het reuzepaard komt. Het reuzepaard schrikt en wordt meteen wild. Hij moet zich stevig vastgrijpen aan de manen om niet te vallen. Hij wil weer rustig op de kruk stappen, maar deze is omgevallen bij zijn sprong en nu hangt hij daar maar. "Papááá!" schreeuwt hij hard. "Papáá'!"
Iddie wordt alleen maar wilder van zijn geschreeuw en baant zich een weg naar buiten, haar hok uit, de hele stal uit, naar de akkers. Al die tijd hobbelt hij op de rug van het paard mee, en eigenlijk is het best leuk.
"Elias ga van dat paard af! Er af zeg ik je!" hoort hij zijn moeder roepen.
"Elias niet doen!" hoort hij ook zijn zusje schreeuwen.
Hij wil Iddie stoppen, haar rustig maken, maar ze doet niks. Ze blijft wild heen en weer hoppen.
"Elias!" roept zijn vader boos.
Oh-oh, als zijn vader boos is, is er iets niet goed. Nu wordt hij zelf ook wel een beetje bang. Hij laat de manen van Iddie los om van het op hol geslagen af te glijden, maar juist op dat moment begint het paard hard te bokken, waardoor hij van haar rug af vliegt, en hard landt, met zijn heup op de rand van het hek, en daarna met zijn hoofd op de grond.
Hij voelt niet eens dat het pijn doet, want dan komen er vlekken voor zijn ogen en wordt alles zwart.


Elias wordt wakker van een pijnlijke steek in zijn heup en een fikse hoofpijn, de beelden van zijn droom nog vers op zijn netvliezen gebrand. Hij weet na al die jaren niet zeker of het zo is gegaan, maar deze droom is al vaker voorbij gekomen, al zijn de details, over hoe het precies gebeurde, elke keer anders. Zo is hij, zoals deze keer, van het paard gegooid, terwijl hij een andere keer van de hooizolder is gevallen. Een andere keer duwde Ryan hem van de wagen af, half onder de wielen van het rijdende gevaarte. Een overeenkomst is dat het altijd Ryan was die er iets mee te maken had, en Odylynn die op hem had moeten passen.
De rest van de namen van zijn jongere en oudere broertjes en zusjes zijn uit zijn gedachten verdwenen.
Toen hij nog jonger was vroeg hij altijd aan de zusters hoe het komt dat hij in het tehuis voor mindere kinderen zit, want eerlijk gezegd kon hij zich niets meer herinneren van zijn leven voor het Huis. De zusters vertelden hem dan altijd dat hij hier is vanaf zijn derde zomer, hoewel hij bijna vier zomers oud was. Hij was zwaargewond en zijn ouders hadden niet genoeg goud, - en zeker niet genoeg liefde voor hem, voegden ze er altijd fluisterend aan toe, - om te kunnen betalen zodat hij beter zou worden. Blijkbaar hebben zijn ouders nooit verteld wat er precies met hem gebeurd is, want niemand van de zusters was ooit in staat hem te vertellen wat er echt met hem aan de hand was. Soms gaan er roddels over hem in de rondte in het Huis, dat hij misvormd was als baby, of dat zijn vader zijn heup eigenhandig gebroken heeft terwijl zijn moeder er lachend bij stond te kijken. De zusters weten die rumoeren altijd te sussen met de woorden dat er niets duivels aan hem is, maar hij weet dat zij het net zo goed niet weten als hijzelf.
Hij kan zich alleen nog zijn oudere broer en zus herinneren, Ryan en Odylynn, en zijn ouders. Dit is echter niet meer dan hun naam, hun uiterlijk en enkele karakteristieke trekjes. Het is net alsof zijn verleden uit zijn gedachten is gewist.
Misschien is het maar goed ook.
Misschien waren zijn ouders wel duivels, zijn broertjes en zusjes gemeen en hield niemand van hem. Hier heeft hij tenminste Arya en de zusters die op hem passen, en die misschien wat om hem geven. Zijn ouders deden het in elk geval niet genoeg om te hopen dat hij ook zonder al te veel geld zou overleven. Het Huis heeft ook niet zoveel goud ter beschikking, zeker niet toen ze pas net bestonden en de zusters zelf nog op het land moesten werken om hun hoofd boven water te kunnen houden.
Ze verzorgden hem tot hij weer opnieuw leerde lopen, zelfs al was het met pijn. Gelukkig heeft hij nooit veel last gehad van de hoofdwond en de gigantische buil op zijn voorhoofd, die trok na enkele weken weg, toen hij nog steeds zijn bed niet uit kon door de breuk in zijn heup.
In elk geval is hij beter geworden, en heeft hij door dat ongeluk nu een goede vriendin aan zijn zijde, die vandaag op deze vroege ochtend blij aan zijn stromatras staat met haar nietsziende ogen vrolijk open.
Ze gaan vandaag naar de markt, het uitje waar hij al weer een hele week, sinds de laatste keer dat hij er geweest is, naar uitkijkt.
Hij vliegt uit zijn bed - krimpt even ineen als hij hierbij te veel gewicht laat rusten op zijn rechterbeen - en kleedt zich daarna snel om, nog steeds in het bijzijn van Arya. Het is niet alsof ze iets zou kunnen zien, maar toch, voor de zekerheid, zorgt hij er voor dat hij het snel doet.
Vlug, een strak hemd aan, stoffen lange broek aan, vastsjorren met een dun touw. Dan snel zijn gezicht wassen, haren nat maken en goed kammen met de houten kam die een van de jongens ooit uit hout heeft gesneden, en daarna vlug naar de eetkamer, waar hij van zuster Agatha nog een laatste waarschuwing krijgt voorzichtig te zijn. Zuster Gudruna geeft hen allebei een appel en vijf gekookte aardappelen om de dag mee door te komen en zegt hen terug te zijn voordat de nacht begint. Ze moeten morgen immers op tijd terug zijn voor het werken!
"En geen geflikflooi," eindigt ze haar korte preek.
Ze knikken, hun wangen vuurrood van schaamte.
Nadat hij zijn stok heeft gepakt en Arya bij de hand heeft genomen zodat ze hem gemakkelijk kan volgen, vertrekken ze naar de koninklijke markt van Sforai. Ze hebben geen goud om op de markt uit te geven, maar de sfeer van de gezelligheid opsnuiven is genoeg.

De zon is pas net op als ze al ver op weg zijn richting Sforai. De zandweg maakt het zwaar om te lopen, zeker nu de zon zoveel dagen lang achter elkaar geschenen heeft en het zand zacht en droog is. Ze zakken er diep in weg en bij elke stap die hij zet, protesteert zijn heup luidkeels. Toch zet hij door, omdat hij weet hoe fijn het is om op de harde stenen van de stad rond te lopen. Hoe het voelt om omringd te worden door hoge muren die hen beschermen tegen het kwaad.
Ditmaal beschrijft hij niet aan Arya hoe de sterrenhemel er uit ziet, maar hoe de zon langzaam naar de top van de hemel rijst. Ze luistert, zoals altijd, in stilte, vol bewondering.
"Achter ons is de lucht nog donker, niet zwart zoals in de nacht, maar een zachte kleur donkerblauw. Er zijn enkele wolkenreepjes in de lucht die roze kleuren, terwijl de hemel een lichtere kleur blauw krijgt. De zon, recht voor ons, komt langzaam op, haar warme, oranjerode zonnestralen schijnen ons tegemoet, laten hun licht vallen op de muren van de prachtige stad die een aantal mijlen voor ons ligt. Oranje, roze, rood, geel, blauw, goud, alle kleuren mengen zich over het landschap, laat iedereen keer op keer achter vol bewondering, blij met de nieuwe dag die Heer Torin ons gegeven heeft. Deze natuurlijke schoonheid laat alle mensen Grote Gaia bedanken dat zij onze aarde zo vruchtbaar maakt, ons land zo wonderbaarlijk," vertelt hij, waarna Arya zucht vol verlangen.
Hij glimlacht en gaat verder, om zo een zo goed mogelijk beeld te schetsen van haar omgeving, zodat ze het in haar op kan nemen en kan dromen van de kleuren.
"De muren van de Stad krijgen een zandgele kleur, haast goud, maar nog steeds mat, hoewel het er prachtig uitziet. De rook die komt uit de schoorstenen van de huizen heeft een haast witte kleur, alsof het wollige wolken zijn die ontstaan in de stad, alsof ze hun weg zoeken naar de hemel terwijl Engelen van de Hoge Hemelen van Heer Torin ze berijden, om de gestorvenen de weg te wijzen naar het hiernamaals.
De harnassen van de ridders die voor de poorten staan glinsteren in het prachtige licht van de opkomende zon, het schittert in mijn ogen zo fel dat ik haast niets kan zien. Het is zo mooi."
Na deze woorden is hij zelf een tijdje stil om naar het geheel te kijken. Hij snapt volledig dat Arya het graag zelf een zou willen aanschouwen. Hij zou het haar zo graag willen geven, maar alleen Grote Gaia is in staat haar de gift van het zien nog te geven, nu ze het nog nooit gehad heeft.
"Ik hoor wel alles," zegt ze. "Meer dan jij waarschijnlijk Elias. Zou ik mogen beschrijven wat ik allemaal hoor? Mijn gehoor is beter en ik hoor alles om me heen, raak niet afgeleid door mijn zicht." Ze glimlacht als hij haar een kneepje in haar hand geeft. "Natuurlijk, Arya, ik zou het graag willen weten."
Zijn gehoor is inderdaad niet zo goed als dat van haar. Ze zegt wel dat het komt doordat ze niet wordt afgeleid door het gene wat ze - niet - ziet, maar hij denkt dat het komt door zijn val waarbij hij ook zijn heup ooit gebroken heeft. Misschien is hij wel een deel van zijn gehoor verloren toen hij viel, op dat hek, op de grond, op een kistje onder aan de hooizolder, of toen hij met zijn hoofd knalde tegen de wielen van de rijdende wagen.
Hij weet niet waardoor het dan zou komen, maar vanbinnen is hij er van overtuigd dat het erdoor komt.


DrakenrijderWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu