14

78 14 3
                                    

Hij voelt hoe een ijzig koude traan over zijn wang loopt wanneer hij de laatste woorden leest. Hij weet nog hoe het was, het gevoel dat je je ware liefde verliest voor eeuwig en altijd. Immers wanneer hij niet direct zou sterven, zou het lastig zijn elkaar terug te vinden in de Hoge Hemelen, waar alle gestorven zielen ronddwalen tot in de vergeten tijden.
Hij weet nog hoe het voelde, die afgrijselijke angst, dat beklemmende gevoel in zijn borst, de gedachten die continue door zijn hoofd raasden.
Pas dan beseft hij dat de traan koud aanvoelde, in plaats van heet, zoals normaal. Begint zijn altijd ijzige huid op te warmen, of dringt de kou eindelijk door tot zijn binnenste, waar het spoedig zijn hart zal bereiken en hem na al die era's zou laten verdwijnen van de Wildernes?
Wanneer hij naar zijn geliefde eieren kijkt, zijn lievelingetjes, kan hij een tevreden glimlach niet onderdrukken. De vlam van het eeuwige vuur dat al era's slechts brandde als een simpel kaarslichtje, heeft nu al de hoogte van een flinke vuist. Het is overal te voelen dat er meer warmte vanaf komt.
Het duurt niet lang meer. De Nieuwe Tijd zal bijna aanbreken, hij zal bijna kunnen gaan, zijn lievelingetjes zullen overleven, en de draken zullen herrijzen om te heersen zoals ze era's geleden ook hebben gedaan. Slot Draconis zal in zijn glorie worden hersteld en de Wildernes zal weer leven. Hij zucht kort, blij en tevreden, en richt zich dan weer op het grote boek van herinneringen van Eagon Sheng-du, de laatste Drakenrijder.

Het herstel van Phyre ging tergend langzaam. Al die tijd voelde hij die angst voor het verlies van het meisje dat in de afgelopen manen zo belangrijk voor hem was geworden. Wanneer hij bij zijn draak Solani was, dacht hij aan haar, haar woorden. Als hij dralend door de lange gangen van Slot Draconis liep, waren zijn gedachten aan een stuk door bij haar. Wanneer meester Gyan hem vertelde over de eerste Drakenrijder, zag hij haar in zijn hoofd. Haar haren, haar gezicht, met die lieve lach. Haar tengere lichaam, die stralende ogen. Haar bazige houding die hij altijd zo schattig vond, en haar laatste woorden voordat ze bewusteloos raakte. Haar van pijn vertrokken gezicht. De angst in haar ogen. De bloedvlek op de stof rondom haar schouder die alsmaar groeide en groeide.
Ook nu hij op de binnenplaats van Slot Draconis onder een grote eikenboom zit, zijn zijn gedachten bij Phyre. Ze zal het afschuwelijk vinden wanneer ze hersteld is en hoort dat niemand van haar familie de aanval van de Drakenjagers heeft overleefd. Haar mami niet, Aviendha niet, Dahlia niet. Haar vader niet, haar jongste broertjes niet. Allemaal zijn ze omgekomen in de aanval van de Drakenjagers, een groep wezens uit de Wildernes die het niet eens zijn met het heersen van de draken. In plaats van dat ze Slot Draconis aanvielen, de thuisbasis van de meeste draken, vielen ze de Stad van de Drakenrijders aan, waar al hun trouwste volgers wonen en leven. Ook de familie van Phyre werd slachtoffer.
Voor haar lichamelijk herstel is hij nog het minst bang, zelfs al is ze nog maar een aantal keer bij bewustzijn geweest, volledig verward. Hij vreest dat ze zichzelf zal verliezen wanneer ze hoort dat ze een wees is geworden, net als de vele jonge Drakenrijders en hun vrienden die ze op tijd hadden weten te redden. Hij vreest dat hij haar alsnog zal verliezen als ze er achter komt dat hij een van de enigen is met een familie die ongedeerd is.
Hij wil haar niet kwijt raken, nooit niet. Vooral niet na haar bekentenis dat ze van hem hield, net zo veel als hij altijd al van haar heeft gehouden sinds hij haar voor het eerst zag. Hij is zo erg in gedachten dat hij niet eens merkt dat meester Gyan voor hem komt staan en hem aanspreekt.
"... - dus het is verstandig om- Jongeling, luister je wel?"
Hij schudt zijn hoofd even heen en weer om de troosteloze gedachten uit zijn hoofd te bannen. "Nee, meester Gyan, ik heb u niet gehoord. Paetinet, dominus. Kunt u het misschien herhalen?" Hij dreunt de beleefde woorden uit zijn hoofd op met een emotieloze stem. De oude Drakenrijder grinnikt kort waarna hij naast hem komt zitten, zijn oude rug rustend tegen de boomstam van de nog oudere eik.
"Eagon," zegt hij, "je bent een ware Drakenrijder, na je reddingsactie, waarbij je niet alleen je draak, maar ook dat jonge meisje in veiligheid hebt weten te brengen. Je bent mijn gelijke, Eagon Sheng-du, gedraag je er ook naar en zit niet zo mistroostig te zwelgen van zelfmedelijden onder deze oude boom." 
Eagon kijkt verbaasd op. "Meester-"
"Heer Gyan is genoeg, Heer Eagon," onderbreekt de man hem. "Vertel me, waarom ben je niet tevreden met het redden van een leven en het behouden van je draak? In de aanval zijn velen niet alleen hun draak, maar ook hun familie en vrienden verloren. We zijn broeders van ons genootschap kwijtgeraakt aan de dood, maar jij leeft nog, net als je familie, net als je draak, net als het meisje. Waarom ben je ontevreden?"
"Zij heeft alles en iedereen verloren, Heer Gyan. Haar familie, haar vrienden, haar toekomst. Ik, aan de andere kant, heb alles nog. Ze heeft niets meer, en ik heb haar tegengehouden om te sterven met alles dat ze liefhad." Hij zegt het met tranen in zijn ogen, want hij weet dat het waar is nu hij het heeft uitgesproken. Dankzij hem kon ze niet sterven met de rest van haar familie. Dankzij hem moet ze nu leven met het gewicht van het gigantische verlies.
"Zij heeft alles verloren, zeg je? Waarom heb je dan zoveel medelijden met jezelf? Omdat jij degene bent die het haar moet vertellen? Die moet bekennen dat hij er voor koos haar te laten leven in plaats van haar te laten gaan? Als je het zo voelt als dat je zegt, Heer Eagon, waarom ben je haar dan niet aan het steunen? Waarom zit je hier onder deze oude eik, en laat je haar denken dat ze niet alleen haar familie is verloren, maar ook jou?" Na die woorden zwijgt hij een lange tijd, laat Eagon denken over zijn monoloog.
"Waar het om gaat is dat dit niet de eerste aanval is van de Drakenjagers, Heer Eagon, en ook zeker niet de laatste. Zij die tegen het beleid van de draken als heersers zijn, zijn met meer en meer. Ze zijn er op gebrand alle draken te laten uitsterven. Slot Draconis zal in verval raken, de vlam van het Eeuwige Vuur zal doven en er zal een wereld van oorlogen ontstaan. Ik wil weten waar je staat, Heer Eagon. Waar liggen je prioriteiten? Bij je veiligheid en je schuldgevoelens? Of bij de draken, je manier van leven en bij jezelf? Je zult ooit moeten kiezen, wacht niet te lang, jongeling. Want dit is niet de laatste keer dat je verliezen zult leiden. Uiteindelijk zullen we allemaal sterven, en het is aan jou als een ware Drakenrijder om dat zo lang mogelijk uit te stellen." De oude man staat op en loopt met een vermoeide, maar stevige pas het binnenplein af, zijn witte, katoenen gewaad soepel om zijn benen heen vallend. "Het meisje is wakker, jongeling. En ze wacht op je."
Direct staat Eagon op, om te rennen naar de ziekenvleugel, waar Phyre al die tijd heeft geslapen. Wat hij wil zeggen weet hij niet, waar zijn gevoel, zijn keuze ligt, weet hij ook niet. Het enige dat hij weet is dat Phyre wakker is en op hem wacht, en dat hij met zijn hele hart van haar houdt.
"Phyre-" zijn adem stokt wanneer hij haar ziet, rechtop zittend in het donkere ledikant, huid zo bleek als pasgevallen sneeuw, haren slap hangend langs haar gezicht als geknakte bloemen, ogen vol ingehouden tranen en een droevige glimlach op haar gezicht. "Eah-gon," zucht ze, haar schouders ineenzakkend, alsof ze teleurgesteld is om hem te zien, maar haar handen strekken zich naar hem uit.
"Phyre..." herhaalt hij, terwijl hij in een vlugge stap de volle ziekenzaal vol kreunende en mompelende mensen doorkruist om bij haar te komen. Zodra hij bij haar bed komt slaat hij zijn sterke armen voorzichtig om haar fragiele lichaam heen, en drukt hij zijn gezicht in haar haren. "Ik dacht dat ik je kwijt was," de opluchting die hij voelt zorgt ervoor dat zijn schouders zich rechten, maar nog altijd is er dat vervelende, knagende gevoel bij de wetenschap aan haar verlies. Minutenlang blijft hij haar vasthouden, alsof hij er niet zeker van is dat het meisje in zijn armen nog leeft en dat ze veilig is. Wanneer hij zich losmaakt, ziet hij dat haar ogen hoopvol naar hem kijken, zelfs al is er daarachter al de wijsheid dat die hoop ondoorgrond is. Hij schudt langzaam zijn hoofd, angstig voor haar reactie. Zal ze het hem kwalijk nemen?
Ze weet direct wat hij bedoelt, en haar handen gaan naar haar mond, waar ze een geschokte kreet probeert binnen te houden, waardoor het klinkt als een stervend jong dier dat zijn moeder is kwijtgeraakt. Een kreet vol van angst, pijn en verdriet. Het klinkt afschuwelijk in zijn oren. Haar prachtige groene ogen vullen zich met meer tranen dan hij voor mogelijk had gehouden, waarna ze in een gestage stroom over haar wangen glijden. Haar mond opent zich langzaam in een geluidloze schreeuw om hulp, en haar adem komt met horten en stoten uit haar luchtpijp.
Misschien is het om haar te troosten, of zichzelf, of gewoon omdat hij het niet aan kan zien, maar hij duwt haar gezicht zachtjes tegen zijn warme borst en wiegt haar zachtjes heen met zijn lichaam. "Rustig, lieverd, rustig. Het komt allemaal goed, het komt allemaal goed."
"No-oo-ooit!" huilt ze stilletjes, maar toch zo luid dat het alles is dat hij kan horen.
"He-et zal n-nooit g-g-goed kom-men zola-ang ze nog lev-ven."
"Wie niet, lieverd?" vraagt hij zachtjes fluisterend, zijn stem sussend terwijl hij haar nog altijd rustig heen en weer wiegt om haar te kalmeren.
Ze is even stil, en haar snikken wordt langzaamaan minder en minder, en hij voelt hoe haar houding van droevig naar woedend verandert.
"Het zal nooit goed zijn, nooit. Niet zolang zij die mijn familie hebben gedood nog leven. Ik zal hen wreken, een voor een. Ik zal ze een voor een vermoorden, op die manier dat zij die nog leven wéten dat ik voor ze kom." Haar stem klinkt verstrakt, met een withete woede en puur hatelijke ondertoon. Haar prachtige groene ogen, die ooit zo levendig en vrolijk waren, schijnen niet langer uit liefde. In die ogen waar hij zoveel is van gaan houden, is alleen nog kille haat te vinden, een haat die niet verwarmd zal worden totdat haar wraakgevoelens zijn verdreven of vervuld.
Hij schrikt er van, hoe zijn Phyre is veranderd, en puur en alleen om de echte liefde van zijn leven terug te vinden belooft hij zichzelf en haar, dat hij haar zal helpen totdat er geen enkele jager meer in de Wildernes te vinden is. Met die gedachte weet hij dat hij zijn keuze voor Heer Gyan heeft gemaakt.
 

Met zijn hoofd schuddend zucht hij, omdat hij het weet.
Hij weet dat het dáár fout is gegaan. Dáár heeft hij, Eagon Sheng-du, de laatste Drakenrijder, de verkeerde keuze gemaakt. Beïnvloed door Phyre, de liefde van zijn leven, werd hij langzaam verteerd door haat voor het nieuwe, een wereld zonder Drakenheersers.
Maar het meisje waar hij zijn hart aan had verkocht, was datzelfde meisje niet meer. Haar binnenste werd aangetast door het eindeloze verdriet dat haar opslokte als een diepe put. Haar hart, ooit zo puur als de witste sneeuw, het zuiverste goud, werd langzaamaan zwart als de nacht door de altijd brandende woede die haar lieflijke ziel in as veranderde. Door Eagon's liefde voor het omhulsel dat ooit een sterke vrouw was, werd hij verblind voor alles dat zou leiden tot de ondergang van het tijdperk van de Draken. Dankzij de verdwenen vrouw die hij eindeloos achterna bleef jagen, werd de strijd verloren waarin Eagon Sheng-du, de laatste Drakenrijder, de glansrol van een held had moeten spelen.


DrakenrijderWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu