De zon licht net zijn eerste stralen op de bergen in de verte als Elias nerveus staat te wachten voor de grote houten deuren van de vergaderzaal in de Stad van de Drakenrijders. Sinds ver voor zonsopgang staat hij er al te wachten, fier rechtop, hopend dat alles goed zal komen, dat er nog een kans is voor hem om ooit te vertrekken van deze afschuwelijke plek, waar machtspellen al era's lang gespeeld worden door iedereen met een honger naar meer welvaart. Hij hoopt dat er nog een kans is voor hem om terug te gaan naar zijn geboorterijk Angora, naar de stad Sforai waar hij is opgegroeid. Hij hoopt het meest van al dat hij die lieve Arya nog zal terugzien, veilig en wel.
Alles zou hij er voor geven om weg te kunnen uit deze stad en haar nog eens te zien. Haar prachtige blonde haren die altijd als een zachte deken om haar magere schouders vallen. Haar ogen, die altijd schitteren, zelfs al kunnen ze niets zien. Haar gezichtsuitdrukking, zacht en geconcentreerd zodat ze met haar uitzonderlijke gehoor zoveel mogelijk kan waarnemen.
Ja, die lieve Arya zou hij dolgraag weer in zijn armen sluiten, zijn beste vriendin gedurende haast zijn hele jeugd in het Huis.
Maar het was maar de vraag of hij hier nog ooit weg zou kunnen komen.
De vorige avond waren ze te laat teruggekomen in de grote zaal voor de maanavond, en dat werd door geen enkel familiehoofd geapprecieerd, zoals hij al had verwacht. Zelfs Forto Caelum, zijn beschermheer, was flink boos op hem. Toch heeft hij hem diezelfde avond nog gewaarschuwd voor wat er deze ochtend gebeuren zal. De familiehoofden waren niet tevreden dat hij er het grootste deel van de avond niet was toen hij op weg was om zijn lerares in de Drakenleer, Saffiera, te zoeken. Forto vertelde hem dat het nadelig uit zou kunnen vallen voor het oordeel wat er geveld zou worden. Zou hij weg mogen? Zou hij moeten blijven, in vrijheid of gevangenschap? Of het ergste van allemaal, zou hij sterven?
Als hij dan gedwongen zal moeten blijven en de rest van zijn leven in gevangenschap door zal moeten brengen, dan hoopt hij met heel zijn hart dat hij ook nog de keuze krijgt om te sterven. Hij heeft nog zo weinig van de wereld gezien, en hij hoopt het nog te kunnen ontdekken met Arya voordat het te laat is, maar voor altijd in een kleine kamer blijven is niet iets wat hij wilt. Dan is zelfs het leven verliezen nog beter, zodat hij in de Hoge Hemelen alle plekken in rust kan bezoeken.
Hij dwingt zichzelf om ergens anders aan te denken terwijl hij wacht op het oordeel van de familiehoofden, van de raad van de Stad van de Drakenrijders. Een lange tijd geleden zijn ze die kamer binnengegaan, en is de deur gesloten. Achter die deur bepalen ze zijn lot, wat er met hem zal gebeuren.
Hij kijkt de grote hal rond waarin hij staat, leunend op zijn staf. In tegenstelling tot elke gang in Huize Caelum is er hier erg sober omgegaan met de decoraties. De witgepleisterde muren hebben geen schilderijen om vieze plekken te bedekken, of gouden beelden om te hoek wat op te fleuren. Er zijn geen tafels, banken of stoelen in de ronde kamer, en slechts één enkel raam laat daglicht naar binnen.
Hij weet wat er zo meteen gebeuren zal. De heren zullen een voor een de raadzaal uitkomen, en hem in stilte presenteren aan het volk van de Stad van de Drakenrijders, waarna zijn lot aan de hele Stad bekend gemaakt zal worden. Wat hem daarna te wachten staat weet hij niet, dat hangt af van wat er besloten is.
Hij schrikt op als de houten deur begint te kraken en het langzaamaan tot aan een kiertje opengaat. Met grote ogen bekijkt hij de deur, zijn knieën knikkend, zijn hart luid bonkend. Dan ineens opent de deur helemaal met een geluid dat aangeeft dat de raadzaal al erg lang in gebruik is, en komen de familiehoofden in een rij achter elkaar de wachthal in, waarna een van hen, heer Vigor, de deur naar het balkon opent.
Een grote straal licht komt zijn kant op en hij moet even snel met zijn ogen knipperen tegen het felle licht dat hem half verblind, maar veel tijd krijgt hij daar niet voor. Hij voelt een duwtje in zijn rug van heer Forto Caelum, waarna hij tussen hem en heer Fleming Ignem in loopt in de rij.
Voorop loopt de grote, weledele heer Gotuku, wanneer het familiehoofd van Huize Sagacitas hem volgt. Daarna komen heer Aeris, heer Ignem, hijzelf, heer Caelum en heer Vigor. Op het balkon wordt hij naar voren geduwd, zodat hij haast tegen de balustrade aanstaat.
"Salve, domini, dominae," hoort hij Gotuku zeggen. In tegenstelling tot normaal klinkt zijn stem luid en duidelijk over de gehele menigte, alsof hij in iedereens oor staat te roepen. "We zijn vandaag bij elkaar gekomen voor het bepalen van het lot van de jongeling Elias, die per ongeluk terecht is gekomen op deze plek, heilig voor de goden. Heer en meester van de geest en de Drakenleer, ikzelf, heb gekeken in zijn hoofd en heb gevonden dat hij de goden niet waardig is om deze plek nog ooit te verlaten. Echter heeft hij in de afgelopen manen getraind in de kracht van de geest, en heeft de raad besloten hem een kans te geven." Hij voelt hoe de hoop in hem oplaait. Zal hij hier weg kunnen? Wat moet hij doen?
"Komende zomer zal hij, net zoals era's geleden werd gedaan, in de tijd van de draken, de tocht maken naar de top der koningen, waar vroeger het kasteel voor de Drakenrijders stond, ook wel Slot Draconis genoemd. Hij zal in zijn eentje de barre tocht moeten overleven en bij wijze van bewijs een drakensteen meenemen die daar nog altijd te vinden zijn."
Een simpele tocht maken door de bergen? Dat zou moeten lukken, nietwaar?
"Wanneer de jongeling Elias besluit dit niet te doen, dan zal hij gedoemd zijn voor altijd in de Stad van de Drakenrijders te blijven. Tot midzomernacht krijgt hij de tijd om te beslissen. De dag er na zal hij de tocht ondergaan. Bedankt voor uw tijd. Habent bonum diem, domini, dominae."
Met die laatste woorden draait heer Gotuku zich om en vertrekt iedereen van het balkon af, met hem in hun midden. Hij voelt zich verward, waarom zou hij zo lang de tijd krijgen om te beslissen? Hij weet nu al wat zijn doel is, hier weg gaan en Arya zoeken. Als dit de enige manier is waarop het kan, dan doet hij dit gewoon, hoeveel training het hem ook zal kosten.De weg terug naar Huize Caelum is lang, zijn heup klopt pijnlijk, de spieren zijn stijf en werken niet zo goed mee op deze koude ochtend. Forto is teruggegaan te paard omdat hij nog enkele dingen af te handelen heeft voordat hij opnieuw naar de raadzaal gaat om te vergaderen over het regeren van de Stad van de Drakenrijders.
Alles wat Elias wil, is een warm bad om zijn spieren te verzachten, en een middag uitrusten, voordat hij zich gaat concentreren op zijn taak. Helaas is dat niet wat van hem wordt verwacht. Direct nadat hij het landgoed op komt, wordt hij opgewacht door Zhurú, de butler, die hem naar de theekamer brengt.
Al wanneer ze de gang inlopen op weg naar de kamer, hoort hij boze stemmen die ruziën over een interessant onderwerp. Hem.
"Je kunt hem nooit laten gaan, Forto! Dat is praktisch zelfmoord, dat overleeft die jongen nooit!"
"Als hij zich waardig wil tonen ten opzichte van de goden, is dat wat hij moet doen, zo heeft de raad besloten."
"En als hij besluit dat niet te doen?"
"Dan is hij in mijn huis niet meer welkom. Ik tracht hem op te leiden voor deze taak, ik verwacht van hem dat hij in elk geval probéért de goden tevreden te stemmen."
"Dan komt hij bij mij, ik sta niet toe dat hij zichzelf vermoordt."
"Moeder! Ik sta niet toe dat u dat doet, dan laat ik hem persoonlijk ter dood brengen!"
Het zijn Forto Caelum en Keya, de vrouw die hem had verzorgd nadat hij hier terechtkwam, doodziek en uitgeput. Hij klopt driemaal op de deur om zijn aanwezigheid te laten merken. Meteen zodra hij binnenkomt valt hij met de deur in huis. "Het is niet nodig me ter dood te brengen, heer Caelum," zegt hij kalm. "Ik heb al besloten dat ik de tocht zal maken, en de goden zal plezieren. Ik zal waardig worden bevonden en deze stad kunnen verlaten. Koste wat kost."
Keya hapt geschokt naar adem. "Je hebt geen idee wat je zegt, Elias! Die tocht is gevaarlijk, en al era's niet meer gemaakt. De paden die vroeger zijn gebruikt zijn zodanig versleten dat zelfs de gemakkelijkste delen van de reis onverantwoord zijn, laat staan in jouw conditie, met een kreupel been. Dat overleef je nooit, vooral niet in het seizoen van de lawine's. "
"Het maakt niet uit," zegt hij direct, amper nadenkend over wat Keya zojuist gezegd heeft. "Ik wil bewijzen dat ik het waardig ben om deze Stad te verlaten, zodat ik Arya kan gaan zoeken en me weer met haar kan verenigen. Dat is het enige wat ik verlang, en ik zal mijn doel halen, wat er ook gebeurt. Als dat wil zeggen dat ik een bepaalde tocht moet maken naar de top der koningen, naar Slot Draconis en een steen mee terug moet nemen, zal ik dat doen."
Forto knikt tevreden om zijn antwoord als hij opstaat uit de sofa en hem de hand schudt. "Dat is dan afgesproken. Ik bewonder je om je moed, zelfs al heb je nu nog geen idee waar je aan begonnen bent. Je zult nu vaker moeten oefenen in de drakenleer en andere zaken die van nut zijn bij de tocht, dus ik zal de lessen met Vrouwe Du'Quinione verminderen tot eenmaal in de drie dagen, terwijl je vaker met Saffiera zal oefenen. Is dat begrepen?" Hij klinkt streng, maar zeker niet onvriendelijk, in zijn ogen is een warme glans te zien.
Keya kijkt hem even kort en meelijwekkend aan. "Ik wens je veel succes, jongeling," zegt ze zacht, haar schouders ingezakt door haar hoge leeftijd. "Lieverd, ik ga terug naar mijn kamer, dan kan ik morgenvroeg direct vertrekken terug naar mijn eigen onderkomen." Dat laatste zegt ze tegen haar zoon, die rustig knikt, waarna ze met stevige passen de kamer uitloopt. Forto wil haar achterna gaan, misschien om haar te helpen, misschien om iets anders te doen, maar Elias houdt hem tegen met een aantal woorden.
"Heer," zegt hij aarzelend. "Kan ik u nog even spreken, onder twee ogen?"
Forto knikt argwanend, maar stapt toch terug de kamer in en hij sluit de deur geruisloos. "Vertel."
Elias gaat meteen van start. "Toen ik op weg was om Saffiera te zoeken, is er iets gebeurd."
"Wat?"
"Dat is het probleem, Heer," zegt hij, zijn hersenen pijnigend. "Dat weet ik niet meer, het is net alsof mijn herinneringen in een kist zitten waarvan ik de sleutel niet heb, ik kan niet door de mist heen zien waarachter de gebeurtenissen te zien zijn. Het enige wat ik nog weet is dat ik buiten bewustzijn ben geraakt en hard ben gevallen, want naderhand lag ik op de grond met een hevige pijn in mijn heup." Forto kijkt bedachtzaam. "Dat is een teken van magie, iemand heeft je herinneringen geblokt." Hij fronst diep terwijl hij nadenkt. "Het is een simpele vorm van het controleren van de geest, dus het zou haast iedereen met status kunnen zijn, mits ze de juiste opleiding hebben gehad. Het feit dat het op de maanavond is gebeurd wil zeggen dat je een vijand hebt onder mijn personeel of een van de familiehoofden van de andere Huizen." Hij legt een hand op Elias' schouder en zucht. "Je hebt iets gehoord wat je niet had mogen weten, en de vraag is wat je hoorde en waarom het een geheim was. Ik zal er achteraan gaan. Ondertussen zal ik aan Saffiera doorgeven dat je een sterkere afweer van je geest moet krijgen, zodat je dat kunt oefenen. Zo zal het niet nog eens gebeuren."Dan loopt hij naar de deur, die hij weer opent, even geruisloos als dat hij hem dicht had gedaan. "Neem deze middag wat rust, Elias, je hebt zware trainingen voor de boeg."
JE LEEST
Drakenrijder
Fantasy- Kronieken van de Wildernes - - De delen volgen elkaar niet chronologisch op, verhalen kunnen apart gelezen worden. - Elias, een zestienjarige jongen met een kreupel been, heeft zich nooit thuis gevoeld in het weeshuis voor 'mindere kinderen.' Ho...