Eagons herinneringen zijn als voedsel voor hem, voedsel dat hij in geen zomers heeft kunnen consumeren. Het is verslavend, lezen over iemand die hij al door en door kent, maar waarbij je toch bij elk woord een nieuwe eigenschap ontdekt. Elke letter, elke druppel inkt neemt hij diep in zich op. Hij analyseert het, bekijkt het van alle mogelijke kanten en is gelukkig als hij een nieuwe herinnering vindt, een die hij lange tijd was vergeten. Hij leest alles hardop voor, laat de woorden over zijn tong rollen en rilt van genot bij het geluid dat het voortbrengt. Die zachte echo die het gebouw om hem heen maakt, de verplaatsing van stofdeeltjes in de lucht dat het teweegbrengt. Het is alsof hij de herinneringen aan het vliegen proeft, ze zelf doormaakt. Alsof de vreugde weer opnieuw door hem heen schiet als Eagon de lucht in gaat, alsof dat geluk door zijn lichaam-loze gedaante vloeit. Alsof hij de laatste drakenrijder is.
Als Eagon na vele vlieguren een beetje vertrouwd is geraakt met het vliegen op de rug van zijn nachtzwarte draak, besluit hij om zijn inmiddels goede vriendin Phyre nog eens op te zoeken in het dal. Doordat ze geen drakenrijdster is, is er voor een meisje van haar afkomst geen mogelijkheid tot een goede opleiding. Ze zal haar leven moeten slijten met het verzorgen van haar familie en het werken op het veld. Ze zal nooit leren lezen en schrijven, nooit de Latijnse taal leren, de taal van een belangrijk rijk aan de andere kant van de Wildernes.
Elke keer dat hij haar bezoekt, wordt zij met haar neus op de feiten gedrukt wanneer hij haar vertelt wat hij geleerd heeft als drakenrijder. Elke keer ziet hij de tranen in haar ogen, klaar om te vallen. Toch laat ze ze nooit gaan. Hij bewondert haar, ze weet dat het zo is, ze weet dat het haar lot is. Als een arm arbeiderskind zal ze nou eenmaal nooit grootse dingen kunnen doen, en dat heeft ze geaccepteerd.
Toch doet het hem elke keer pijn als hij ziet hoeveel het haar beïnvloed. Hij zou haar dolgraag willen helpen, die lieve Phyre, dat leuke meisje met die betoverende groene ogen.
En na die vele vlieguren weet hij hoe hij haar kan opvrolijken. Elke keer als hij op de rug van zijn draak boven de wolken vliegt, wanneer dat geweldige gevoel van vrijheid hem beheerst, dat gevoel van euforie hem omarmt als een oude vriend, kan hij aan niets anders denken dan pure vreugde. Het is iets wat hij zijn beste – en enige – vriendin wil meegeven, hij wil dat gevoel met haar delen.Verlangend denkt hij terug aan die tijd waarin hij zijn vriendin, zijn geliefde, meenam op verre tochten naar de hemel. De tijd dat hij haar kon aanraken, haar kon omarmen. De tijd dat hij zijn armen om haar middel heen kon slaan en haar lichaam tegen het zijne aan kon drukken. Haar haren die zachtjes over haar rug golfden als kalm kabbelend water. De tijd dat hij haar zachte huid onder zijn vingertoppen kon voelen, haar hart haast kon horen pulseren als hij zijn lippen op de hare drukte. Hij verlangt weer naar die tijd, die tijd dat hij nog geen zorgen had. De tijd voordat hij werd opgesloten in deze gedaante, de gedaante die hij al eeuwen bezit.
Na een tijdje – het voelde als enkele hartslagen maar was werkelijk een langere tijdsperiode – landt de immens grote draak op een open plek in het dal, niet ver van het huisje van Phyre. Het is een schitterend bloemenveld, vol kleurige bloemen in alle vormen en maten. Een prachtige plek, groen, levendig. Een plek waar de zon op schijnt vol glorie, een plek waar dauwdruppels zachtjes fonkelen in het zilverwitte maanlicht. Het is haast magisch, zoals de natuur hier zijn gangetje gaat. Als de draak met een aantal krachtige vleugelslagen op de grond terecht is gekomen, laat hij zich van zijn rug afglijden. "Sustine," laat hij zijn draak weten. "Ik kom zo terug, met een vriendin. Fiducia, bene?"
"Fiducia," klinkt de zware stem van de draak – waarvan hij de naam nog steeds niet te weten is gekomen - in zijn hoofd.
Zuchtend strijkt hij zijn kledij glad en hangt hij zijn drakenleren mantel goed. De rode robijn voor zijn hals, die de mantel bij elkaar houdt, glanst in het licht van felle zonnestralen. Zijn donkere haren uit zijn ogen strijkend, gaat hij op weg naar het kleine hutje van Phyre's familie.
Het duurt niet lang voordat hij voor de houten deur staat waarachter het gegil en gehuil van de broertjes en zusjes van Phyre te horen is. Zacht klopt hij aan.
Er verandert niets, waarna hij nogmaals klopt, dit keer harder.
Bijna direct gaat de deur open en ziet hij op heuphoogte het gezicht van een meisje dat haast het evenbeeld is van zijn Phyre. Haar rode krullen en groene ogen hebben exact dezelfde teint als het meisje dat hij kwam halen om de dag mee door te brengen.
"Eagon!" klinkt haar stemmetje. "Phyre, het is Eagon!" schreeuwt ze naar binnen. Meteen komt er vanuit het kleine huis een gejoel en geschreeuw, waarna zijn vriendin naar voren wordt geduwd door haar talloze kleinere broertjes en zusjes. Snel telt hij alle hoofden. Zes kleinere broertjes en zusjes, die op dit moment aanwezig zijn.
Dan gaat zijn blik naar haar ogen, haar verwonderlijk groene ogen vol sprankelende levenslust. Een glimlach vindt zich een weg op haar met sproetjes versierde gezicht, waardoor het kleine spleetje tussen haar voortanden zichtbaar wordt.
"Eagon!" roept ze blij, en ze vliegt hem om de hals, haar vaste manier van begroeten als ze hem ziet. Hij drukt haar kort tegen zich aan, terwijl haar heerlijke geur – de geur van waterlelies – zijn neus binnendringt.
"Wat doe je hier? Ben je vrij? Waarom-" Hij onderbreekt haar geratel door een vinger op haar lippen te leggen, waardoor ze bloost, maar haar mond sluit.
"Ik neem je mee vandaag, als dat kan."
Ze lijkt te twijfelen, haar wenkbrauwen gefronst terwijl ze haar opties nagaat. De hele dag voor haar broertjes en zusjes zorgen, of de hele dag bij Eagon zijn? Wat hem betreft zou het een gemakkelijke keuze zijn, maar voor Phyre is haar familie alles.
"Ik weet niet," mompelt ze zacht. "Mami heeft het al zo druk, en ik kan Aviendha niet alles laten doen vandaag..."
Met zijn hand aait hij haar wang, waardoor ze haar ogen vermoeid sluit. "Een dagje maar, Phyre," fluistert hij zacht. "Een dagje kun je toch wel ontspannen?" Hij wil nog meer zeggen, maar Carnellyana, Phyre's moeder, is hem voor door met haar mollige handen Phyre het huis uit te duwen.
"Hoe durf je het aanbod van een heuse Drakenrijder te negeren, Phyre! Dahlia kan ook wel iets doen vandaag, ze zal toch een keer op moeten groeien. Hier is je mantel, veel plezier!" Met die woorden gooit ze Phyre haar donkergroene mantel toe en duwt ze de deur dicht, waarna het gegil in het hutje verder gaat.
Een zachte zucht verlaat haar lippen, de warme ademtocht blaast de haren uit haar gezicht terwijl ze de mantel om zich heenslaat en haar haren bedekt. "Goed dan, ik heb geen keus denk ik hè?"
Hij schudt zijn hoofd en pakt haar hand, waarna hij haar gretig meetrekt naar het bloemenveldje even verderop, waar zijn draak nog in alle rust staat te wachten, af en toe een gerommel laten horend. Hij merkt dat zijn enthousiasme aanstekelijk is, want al na enkele stappen verschijnt er een brede lach op haar gezicht. "Niet zo snel! Ik kan je niet bijhouden zo!" klinkt haar prachtige stem. Hij negeert haar lacherige gesmeek en blijft doorrennen, haar hand vasthoudend.
Het moment dat ze ziet waar hij haar mee naar toe genomen heeft, is onbetaalbaar. Hoe haar gezicht oplicht en tegelijkertijd vertrekt, hoe haar ogen een mengeling van bewondering en spanning uitstralen, hoe ze haar handen verrukt in elkaar slaat bij het zien van zijn duistere draak op dat hemelse veldje. "Is dat..." vraagt ze ademloos, haar mond half geopend in ontzag voor het schepsel van Torin.
Hij knikt, een vreugdevolle en trotse uitdrukking op zijn gezicht.
"Het is magnifiek, adembenemend..." zucht ze dromerig. "Wauw..." Aan haar gezicht is te zien dat ze het haast niet kan geloven. Er staat een draak voor haar, in het volle daglicht! Niet zoals bij het ritueel waarbij gekeken werd of ze een drakenrijder was, nee. De koning der draken, nu, recht voor haar, op een bloemenveldje dicht bij haar huis!
"Wil je mee gaan vliegen?" vraagt hij, de stilte doorbrekend.
Haar hoofd schiet direct zijn kant op, alsof ze vergeten was dat hij er nog was. Haar krullen dansen om haar hoofd, haar pupillen verwijden tot de grootte van een porseleinen schoteltje. "Echt?"
Hij knikt opnieuw, en steekt zijn hand naar haar uit.
Het duurt lang voordat ze zijn hand pakt, maar uiteindelijk laat ze haar kleine hand in de zijne glijden. Haar zachte warme huid voelt aan als fluweel als hij haar voorzichtig meetrekt naar het wezen uit de Hoge Hemelen. Zodra ze binnen een paar voet van het creatuur komen, voelt hij hoe ze zich begint te verzetten. "Eagon... Ik weet niet, mag ik dit wel? Dit hoort niet toch? Het is niet de bedoeling dat ik-"
Hij grinnikt om haar nervositeit. "Phyre, vertrouw me, het is geweldig."
"Custos ignis, laat me," zegt hij tegen zijn draak. Hardop, zodat Phyre hoort dat hij met zijn draak communiceert.
"Vurige Jongeling, servire ignem aeternum," antwoordt de draak in zijn hoofd, als teken dat hij hem gehoord heeft, waarna het schepsel zijn reusachtige kop laat zakken tot het maar een enkele voet van haar gezichtje verwijderd is. Ze begint te trillen van angst, waardoor de draak geïrriteerd begint te snuiven. Het resulteert er alleen in dat ze dicht tegen hem aan komt staan, verder van de draak af. Toch blijft ze overweldigd naar de prachtige gouden irissen kijken, die haar nieuwsgierig aanstaren vanuit alle minuscule schubben die perfect in elkaar steken. Ze trekt haar neus op bij de walm van zwavel die uit de bek van het creatuur komt, maar kan toch niet wegkijken, waarschijnlijk uit angst dat het haar iets aandoet.
"Hij doet niets," fluistert hij zacht in haar oor.
"Ik weet het, maar hij is zo groot! Hoe moet ik- Hoe- Ik weet niet-" stottert ze met een net zo zachte stem.
"Houd je vast aan een van de stekels op zijn nek en trek jezelf op, ik zal je helpen," zegt hij, terwijl hij haar een zetje geeft, waardoor ze, onvast op haar benen, wankelt en haast omvalt. Toch doet ze daarna direct wat hij van haar vraagt. Ze pakt met haar kleine handen een van de stekels van zijn draak vast, en trekt zich op, totdat ze een van haar benen over de nek van het wezen kan slaan, en ze rechtop kan zitten. Vlug klautert hij haar achterna, waarna hij zich vlak achter haar laat zakken.
"Niet loslaten voordat ik het zeg, goed? Anders zou je er af kunnen vallen," plaagt hij haar. Direct begint ze weer te trillen en versnelt haar ademhaling. "Eagon, ik-"
"Grapje," grinnikt hij. "Houd gewoon de stekel voor je vast, ik doe hetzelfde, je kan er nooit afvallen, daar zorg ik voor."
"Oké," zucht ze, nog steeds lichtelijk trillend. Hij slaat zijn armen om haar heen, de stekel voor haar vastpakkend. Hij voelt hoe al haar spieren strakgespannen staan, verkrampt zodat ze meer grip heeft.
"Volarent ad caelum, custos ignis," zegt hij hardop.
Even is het helemaal stil en hoort hij niets anders dan de gejaagde ademhaling van Phyre, hoe haar hart tegen haar ribben aanbonst alsof haar laatste uur geslagen heeft, hoe de wind om hen heen wervelt in een cirkel. Voor een moment lijkt het alsof zij de enigen zijn in de gehele Wildernes, maar dan rommelt er iets in de buik van de draak, waarna het schepsel begint te bewegen, het zijn vleugels uitslaat en met een grote sprong van zijn sterke poten de lucht in schiet.
Phyre gilt, uit angst, uit opwinding. Zelf schreeuwt hij mee door het intense gevoel van vrijheid dat door zijn lichaam gaat.
Met aanwijzingen in zijn hoofd geeft hij aan welke kant de draak op moet gaan, en deze luistert zonder twijfel. Pas als hij op hoge hoogte aangeeft dat het wezen rustig mee mag zweven met de wind, voelt hij hoe Phyre zich begint te ontspannen. Ze laat haar rug en hoofd langzaam maar zeker tegen zijn borst aanleunen, en haar ademhaling vertraagt naar een normaal ritme.
"Dit was geweldig, Eagon..." zegt ze dankbaar.
"Was geweldig?" antwoordt hij speels. "We zijn pas net begonnen Phyre!" Met die woorden laat hij zijn draak de diepte inschieten.
JE LEEST
Drakenrijder
Fantasy- Kronieken van de Wildernes - - De delen volgen elkaar niet chronologisch op, verhalen kunnen apart gelezen worden. - Elias, een zestienjarige jongen met een kreupel been, heeft zich nooit thuis gevoeld in het weeshuis voor 'mindere kinderen.' Ho...