Elias opent zijn mond om wat te zeggen, maar sluit hem haast direct weer als hij merkt dat hij niet weet wat er te zeggen valt. Zijn midjeare, zijn geliefde Saffiera, is zwanger van hem. Ze draagt zijn zoon, en ze heeft hem zojuist in tranen gesmeekt om bij haar te blijven, niet zijn queeste te maken naar de top der koningen. Hij drukt zijn kiezen op elkaar, verward, terwijl hij zijn handen langzaam over haar buik laat glijden. De zachte welving bij haar middel spreekt voor zich. Ze draagt echt een kind, en gezien de hoeveelheid keren dat ze de afgelopen maanden het bed hebben gedeeld, kan het haast niet anders dan dat het kleine wezen in haar baarmoeder is gecreëerd met zijn hulp.
"Wat... Hoelang?" Hij merkt dat het totaal nog niet tot hem doordringt. Saffiera laat zich in zijn armen vallen, waardoor hij noodgedwongen zijn armen om haar lichaam slaat in een krachtige omhelzing. Ze zucht tevreden als ze haar hoofd tegen de hoek tussen zijn nek en schouder aan kan leggen. "Ongeveer twee manen, schat ik. Misschien iets langer, misschien iets korter," mompelt ze. Hij wil haar onderbreken, maar ze praat gewoon door. "Ik kwam er zelf enkele weken geleden achter bij het mediteren, ik voelde een extra aanwezigheid in mijn lichaam en geest. Toen ik goed luisterde, kon ik de hartslag horen en voelen in mijn gehele lichaam."
Ze wist het al bijna een maan, en ze vertelt het hem nu pas! Hij trekt zich terug uit de omhelzing en duwt haar voorzichtig naar achter. "En je vertelt het me pas?" vraagt hij gekwetst. "Waarom nu, op de laatste dag voordat ik moet gaan op mijn queeste? Waarom niet eerder?"
Ze wendt haar ogen af en slaat haar armen beschermend om haar middel. "Ik kon het niet, Elias, ik kon het je niet zeggen! We zijn al zeventien zomers oud, niet getrouwd en we verwachten toch een kind... het kán niet, Elias. Ik dacht dat je woedend zou zijn." Haar stem trilt van emotie.
Hij weet niet hoe snel hij haar weer in zijn armen moet sluiten en zijn mond liefdevol op de hare moet drukken. Alles om die verdrietige frons van haar gezicht te krijgen. "Midjeare Saffiera, hoe kom je daar nou bij? Waarom zou ik boos zijn als we een klein wonder hebben gevormd?" Hij laat zich door zijn knieën zakken en plaatst een vederlichte kus ter hoogte van haar navel. Direct voelt hij Saffiera's warme handen in zijn donkere haar. "Dag, wonder," fluistert hij, plots wetend wat te zeggen. "Ik ben Elias, je vader. Morgen ga ik op een gevaarlijke tocht van wekenlang, zodat ik mezelf waardig kan bewijzen tegenover de goden." Saffiera's greep op zijn haar verstrakt aanzienlijk, en hij verstijft kort van de scherpe pijn. "Niet alleen om een belofte in te lossen, maar ook zodat ik bij terugkomst, je moeder op de juiste manier, met genoeg waardigheid, ten huwelijk kan vragen. Dan zijn we een blije familie voordat jij op deze grote wereld verwelkomd wordt. Het maakt niet uit wat er gebeurt, ik hou nu al van je, klein wonder, en ik zal jou en je moeder koste wat kost beschermen." Langzaam komt hij weer omhoog, en hij kijkt in Saffiera's waterige bruine ogen.
"Ik wil niet dat je weggaat," piept ze, op het punt staande om in huilen uit te barsten.
"Ik wil ook niet weg, lieve," fluistert hij troostend in haar oor, zijn handen kleine cirkeltjes makend op haar rug. "Maar ik moet. Ik kan het niet aanzien als je de rest van je leven moet leven met iemand die onderaan in de rangorde staat. Ik kan je dan niet onderhouden en dat staat mijn trots me niet toe."
Ze ademt zachtjes tegen zijn nek aan. "Ik weet het," snikt ze zacht. "Ik weet het en ik het begrijp het, maar ik wil je niet laten gaan. Nu niet en nooit niet."
Lange tijd staan ze wiegend tegen elkaar aan, elkaar gewoon vasthoudend. Soms losjes, soms alsof hun leven er vanaf hangt. Tijd verstrijkt om hen heen, maar voor hen lijkt het alsof ze zomerslang in elkaars ogen kijken. De zon begint al aan zijn tocht richting te horizon als ze hun verstrengelde lichaamsdelen verplaatsen naar de hut van Saffiera. Ze liggen samen, ineengestrengeld, zachtjes pratend, kussend, de liefde bedrijvend. Bij het eerste ochtendgloren heeft geen van beiden hun ogen gesloten gehad, maar moe zijn ze niet. Angstig, nerveus, opgewonden voor wat er komen gaat, dat wel.
Saffiera helpt hem met het pakken van zijn spullen, het aantrekken van de juiste kleding. Een bruine stoffen broek, een linnen hemd en een katoenen overhemd. Een paar stevige leren laarzen met dikke wollen sokken eronder en een warme leren mantel ingezet met bont. Een stevige houten stok om op te leunen en een juten schoudertas om wat kleine maar handige spullen in te doen. Saffiera drukt hem de tas in zijn handen. "Hier zit alles in wat je ook maar nodig kan hebben, maar toch zal je onderweg eten en drinken moeten vinden om te overleven," zegt ze ernstig voor de zoveelste keer. "Mijn vader zal je zo nog allerlei dingen over je tocht vertellen, voordat je gaat, maar we weten allebei dat je hem beter niet volledig kunt vertrouwen. De tocht die de mensen vroeger in enkele dagen maakten, is nu niet zo simpel meer als voorheen. Paden zijn overwoekerd door planten, bedolven onder grote rotsen door lawines, en de rotswanden zijn niet zo stevig en sterk meer als ze vroeger waren. Je queeste zal zwaar zijn, Elias, intens zwaar. Ik heb alles gedaan om je voor te bereiden zodat je bij me kunt terugkomen, maar je zal zelf moeten overleven." Ze haalt een aantal dingen kort uit de tas zodat ze ze aan hem kan laten zien. Een touw, sokken met gaten er in om zijn handen warm te houden, gedroogd vlees en fruit, een leren waterzak, een paar vlijmscherpe dolken, een wollen muts, witte verbanddoeken, helende kruiden en nog een aantal andere nuttige voorwerpen die zijn queeste gemakkelijker zouden moeten kunnen maken. "Lieve," stamelt hij. "Hoe kom je hier allemaal aan? Dit moet een fortuin gekost hebben!"
Ze glimlacht schaapachtig. "Ik moet toegeven dat ik wat van mijn zilveren munten aan je heb uitgegeven, inderdaad. Of in ieder geval, ik heb een paar mijn váders zilveren munten 'geleend'. Ik bedacht me dat je deze dingen nooit zelf kon kopen, dus dat ik dat dan maar voor je moet doen." Met beide handen tilt ze de tas rustig over zijn hoofd een, om de zachte band teder op zijn schouder te leggen.
"Sa-" begint hij, maar ze onderbreekt hem al voordat hij zelfs maar kan beginnen met wat hij van plan was om te zeggen.
"Ik weet dat je niet wil dat ik dingen voor je koop, maar geef toe, op dit moment heb ik meer munten dan jij, en je hebt het absoluut nodig. Het enige wat ik wens, is dat je bij me terugkomt, en me op de juiste manier ten huwelijk vraagt. Dat is mijn enige wens, en ik doe er alles voor om dat voor elkaar te krijgen." Ze kijkt hem streng aan als hij haar in de rede wil vallen, dus hij sluit zijn mond, om hem vervolgens weer te openen.
"Saf-"
"Neem het aan, Eli-"
"Dankjewel." Hij glimlacht teder en streelt haar zachte wang met zijn wijsvinger. "Agentes dat je dit allemaal voor me wil doen. Ik zal er alles aan doen om terug te komen."
Gerustgesteld glimlacht ze terug, waarna ze enkele losgeraakte plukken uit haar vlug gemaakte vlecht, achter haar oren strijkt. "Nog even serieus, je weet wat je moet doen?"
Hij knikt met een vastberaden gezicht. "Ik volg met behulp van de kaarten, de zon en de sterren de weg naar de top der koningen. Onderweg zal ik verschillende uitdagingen tegenkomen, moeder Gaia zal het me moeilijk maken, heer Torin zal het me moeilijk maken, en ik moet er koste wat kost voor zorgen dat ik zonder kleerscheuren terug kom." Hij pauzeert even. "Op elk moment van de dag ben ik geconcentreerd, zowel mentaal als fysiek, ik ben me continue bewust van mijn omgeving en sta altijd klaar om te vechten tegen een uitdaging, dierlijk, menselijk of natuurlijk."
Ze knikt trots. "Ik heb het je goed aangeleerd," zegt ze met een kus op zijn mond. Haar lippen voelen zacht aan tegen de zijne, en smaken lichtelijk naar kaneel. Het duurt niet lang voordat hij de controle neemt over de lieflijke kus, en er iets verder mee gaat terwijl hij zijn armen om haar heen slaat en haar dicht tegen hem aandrukt.
"Elias, ik.. ik kan geen afscheid van je nemen daar, ik kan niet instorten daar, ik-"
Saffiera maakt zich van hem los en begint onzeker te stotteren. Hij pakt haar schouders stevig vast en drukt haar opnieuw tegen zijn borst. "Ik weet het, lieve, ik weet het. Ik vraag ook niet van je om me uit te zwaaien met de rest." Zachtjes streelt hij haar vuurrode haren terwijl ze luistert naar het krachtige geluid van zijn hartslag tegen zijn ribben. "Ik neem liever hier en nu afscheid van je, als we maar met zijn tweeën zijn."
"Drieën," verbetert ze hem grinnikend, maar haar ogen staan vol water.
"Drieën," herhaalt hij, en hij laat een van zijn handen afdwalen naar haar buik, waar hij zachtjes wrijft over het wonder dat ze samen hebben gecreëerd. "Ik hou van je, Saffiera, en dat zal ik altijd blijven doen. Ik hou van ons, van ons wonder, van jou, van een leven met jou. Binnenkort zullen we het hervatten. Zie het als een korte pauze, midjaere." Hij kust haar vallende tranen weg van haar wangen, waarna hij zijn lippen nog een laatste keer op de hare drukt, kort. "Ik moet nu gaan naar de rand van de stad. Zorg goed voor jezelf, liefste, zorg goed voor ons wonder, ik zie je later weer."
Ze glimlacht beverig, maar haar ogen lachen niet mee. "Ik hou van je, Elias, ik zie je later terug."
"Beloof me dat je goed voor jezelf zorgt," dringt hij aan.
"Ik beloof het."De familiehoofden van de grote Huizen staan in een halve kring op hem te wachten aan de voet van de berg, een klein stukje buiten de stad. De eerste zonnestralen komen net over de berg heen op het moment dat hij voor hen buigt in respect. Meester Gotuku staat in het midden, een enkele stap voor de rest, om niet al te onopvallend aan te geven dat hij de leiding neemt. Heer Caelum en Heer Aeris staan links van hem, Heer Ignem en Heer Vigor staan rechts van hem, en Heer Sagacitas staat haast recht achter meester Gotuku. Zodra hij weer rechtop staat, wacht hij zwijgend totdat een van de familiehoofden begint te praten. Het blijkt dat Gotuku het enige woord gaat doen.
"Jongeling Elias. De dag is gekomen om je waardigheid te bewijzen tegenover de Goden. Accepteer je dat?" klinkt de lichte en zachte stem van meester Gotuku. Bij het geluid lopen er onprettige rillingen over zijn rug, en hij moet moeite doen om niet te bibberen van afschuw. Nu hij weet wat Gotuku met hem heeft gedaan, of in elk geval een vermoeden heeft, is hij een stuk angstiger voor wat de man met hem kan doen. Heeft gedaan.
Er was nog iets. Nog iets dat hij absoluut niet had mogen vergeten, maar nog altijd zijn zijn gedachten wazig als hij terugdenkt aan de maanavond, toen hij Saffiera moest gaan zoeken en er ineens een deel uit zijn geheugen verdween. Wat is er toen gebeurd? Het moet te maken hebben gehad met meester Gotuku! Maar wat was het?
"Ja. Dat accepteer ik."
"Om je te bewijzen zal je de tocht maken naar de top der koningen, de plek van waaruit de Oude Drakenrijders eonen geleden leefden met hun draken. Daar aangekomen neem je een van de drakenstenen, gevormd uit de gedoofde vlammen van het Eeuwige Vuur. Accepteer je dat?" Meester Gotuku bekijkt hem met een emotieloos gezicht en praat met een emotieloze stem, maar toch kan hij het gevoel niet van zich afschudden dat hij ondertussen allerlei plannen aan het beramen is.
"Dat accepteer ik," antwoordt hij opnieuw.
"Er is een kans dat dit je dood wordt. Er is een kans dat je zwaargewond terugkeert. De familiehoofden van de Huizen Gotuku, Sagacitas, Vigor, Aeris, Ignem en Caelum zijn daar niet verantwoordelijk voor, noch is geen enkele andere inwoner van de Stad van de Drakenrijders. Accepteer je dat?"
"Dat accepteer ik."
"Het is niet toegestaan dat iemand anders je vergezelt op je queeste. Je zal de tocht alleen maken. Doe je dit niet, dan zal je ter dood worden veroordeeld, net als degene die je vergezelt op je tocht. Accepteer je dat?"
Elias slikt, dit alles had hij niet verwacht, maar hij knikt toch. "Dat accepteer ik."
"Zodra je terug komt, zal je een waardig inwoner zijn van de Stad van de Drakenrijders. Je zal kunnen gaan en staan waar je ook wilt in de Wildernes. Je zal kunnen trouwen met wie je wilt, je zal kunnen omgaan met wie je wilt. Je zal een normale burger zijn in de Stad van de Drakenrijders, en je zal de vrijheden en de lasten van een van hen hebben. Accepteer je dat?"
Dit was het. Hier gaat het om. Dat was zijn doel, al die tijd al. Ik doe dit voor jou, Arya, en voor jou Saffiera, en voor jou, mijn kleine wonder, denkt hij. "Dat accepteer ik," zegt hij voor de laatste keer.
"Dan wens ik je veel succes, jongeling Elias," klinkt nog een keer de nasale stem van Pàntu Gotuku.
"Fortunam," hoort hij dan met een verbazingwekkende kracht in zijn hoofd. Het zijn de gecombineerde stemmen van alle familiehoofden, maar die van Forto Caelum klinkt overal bovenuit. Hij glimlacht zelfverzekerd en buigt diep. Daarna draait hij zich om en kijkt hij naar de toppen van de bergen. Hier begint het, zijn queeste. Vanaf nu duurt het niet lang meer voordat hij voor eeuwig en altijd met zijn geliefde Saffiera kan leven. Hij knijpt zijn ogen dicht tegen het felle licht van de zonnestralen en begint te lopen, zijn zware en barre tocht tegemoet.***
Nou, dat was me wat. Elias is eindelijk op weg! Voor de zoveelste keer zeg ik sorry voor het lange wachten, maar ik had het heel erg druk met niets doen. Ik ben op vakantie geweest naar Alicante, vervolgens naar Budapest, toen naar Canada en de Verenigde staten, en daarna had ik afgelopen week de Utrechtse Introductie Tijd (de UIT). Het was allemaal superleuk, maar erg vermoeiend, en tijd en zin om te schrijven had ik gewoon niet. Vandaag had ik alle tijd, en dat heb ik dan ook meteen besteed aan Drakenrijder (en game of thrones, maar dat is bijzaak). Ik hoop zelf ook dat ik nu weer wat sneller kan schrijven, want dan komt er eindelijk een keer een einde aan dit verhaal... Ik heb wel de epiloog al af, dus ik weet perfect waar ik heen moet werken, ik hoef het alleen nog maar op papier te zetten. Ik hoop dat jullie het leuk vonden!
Liefs,
Sanne
JE LEEST
Drakenrijder
Fantasy- Kronieken van de Wildernes - - De delen volgen elkaar niet chronologisch op, verhalen kunnen apart gelezen worden. - Elias, een zestienjarige jongen met een kreupel been, heeft zich nooit thuis gevoeld in het weeshuis voor 'mindere kinderen.' Ho...