Helaas wordt hij ook weer wakker. De hele nacht heeft hij nachtmerries gehad, waarin hij werd achtervolgd door zijn eigen demonen. Grote, zwarte creaties wachtten op hem bij elke nieuwe beslissing in zijn leven, of deze nou een goed of een slecht gevolg had. Hij zag zichzelf overal, waar hij maar keek zag hij zichzelf in een andere situatie. De situatie die hij het meeste te zien kreeg was de manier waarop hij kreupel raakte. Hoewel hij het zich nooit herinnerde, wist hij dat dit waar was.
Hij voelde dat het klopte, dat deze herinnering de juiste was.
Hij was ongeveer vijf zomers oud toen het gebeurde. Hij was een vrolijk kind, altijd energiek en optimistisch. Zijn ouders kwamen uit de middenklasse, gezien het feit dat zijn vader een ijzersmid was, bijzonder bedreven in het maken van de meest prachtige zwaarden. Zijn moeder was de liefste vrouw die hij zich kon herinneren, met lange haren in dezelfde kleur als de zijne. Ze droeg ze altijd in een vlecht, met enkele losse plukjes die aangaven hoe veel moeite ze soms had met zijn energieke zelf. Het meest belangrijke dat hij zich nog herinnert, is dat hij gelukkig was en nergens moeite mee had. En daarnaast woonde hij midden in het centrum van de Stad van de Drakenrijders.
Hij herinnert het zich nu prima, hij herinnert zich de verschrikkelijke toestanden, de afschuwelijke hel die erna kwam. Maar het wakker worden geeft hem absoluut geen verlichting. In feite, wakker worden is nog erger dan verblijven in zijn ergste nachtmerries. Want wat er nu gebeurd is, wat er met háár gebeurd is, is erger dan de meest verschrikkelijke nachtmerrie. Het is werkelijkheid. Hij had het moeten zijn. Hij had haar lot moeten ondergaan. Hij zou gestorven moeten zijn, nadat hij haar gered had van de dood. Maar hij faalde, en niet zo'n beetje ook. Hij faalde en daarom is zijn beste vriendin, die lieve Arya, dood. Weg. En hij zal haar nooit meer terugzien. Nooit meer die onzekere lach op haar lippen. Nooit meer die nietsziende ogen die toch konden sprankelen met blijdschap. Nooit meer haar zachte, lieve stem. Nooit meer haar kinderlijke opwinding als hij beschrijft hoe de sterrenlucht er uitziet. Ze zal nooit meer leven, nooit meer. En het is allemaal zijn schuld. Als hij haar niet had meegetrokken toen die mysterieuze man met het kistje en de drakenartefacten hen voorbijliep, als hij haar niet had meegesleurd door de smalle steegjes van Sforai, als hij niet met haar door het portaal was gegaan...
Dan had ze nog geleefd, dan was ze veilig geweest.
Een enorme golf van schuld en schaamte overspoeld hem, in zelfmedelijden wil hij verdrinken. Tranen lopen over zijn wangen en een prikkelende sensatie in zijn ogen zorgt ervoor dat hij ze opent, de stroom van tranen niet stoppend. Hij staart naar het wazige beeld boven hem. Hij ligt duidelijk in zijn bed, gezien het feit dat hij het plafond boven hem uit duizenden zou herkennen. Gewoon, simpel wit met houten steunbalken van links naar rechts. De balk recht boven zijn hoofd heeft een donkerbruine vlek in de vorm van een draak. Of het toeval is weet hij niet, maar overal in de Stad van de Drakenrijders vind je drakensymbolen, waar je maar kijkt.
Het duurt een tijdje voordat hij beseft dat er iemand naast hem zit die zijn hand vasthoudt en zachtjes tegen hem fluistert. Met enige moeite draait hij zijn hoofd, dat zwaar aanvoelt. Hij knijpt zijn ogen even dicht om de duizeligheid tegen te houden, maar zodra hij ze opent ziet hij onmiskenbaar het meisje dat hem zoveel geleerd heeft de afgelopen dagen. Haar ogen zijn opgezwollen en hebben net een andere kleur rood dan haar haren, die in een slordige knot boven op haar hoofd zijn vastgebonden met een leren bandje.
Saffiera knijpt zachtjes in zijn rechterhand als ze ziet dat hij wakker is. "Hallo," fluistert ze, haar stem rauw en rasperig. "Je hebt me laten schrikken Elias."
Hij zucht, maar antwoordt niet. Zijn gedachten zijn ergens anders. Bij een meisje met blonde haren, niet rode. Een meisje zonder gezichtsvermogen, niet bij een meisje dat kan zien. Bij een dode, niet een levende.
"Drie dagen heb je geslapen, Elias. Drie dagen. Je ademde maar amper, je gloeide van de koorts," gaat Saffiera verder, haar stem nog altijd zacht. Nu hij haar goed bekijkt ziet hij dat ze donkere wallen onder haar ogen heeft, en dat haar mondhoeken naar beneden hangen.
"De geneesheer van Huize Caelum zegt dat je een te veel hebt meegemaakt in een korte tijd, dat je veel moet rusten. De spieren in je heup zijn ontstoken doordat je ze teveel belast hebt, dus je mag voorlopig ook niet lopen."
Hij zegt nog altijd niets, en verplaatst zijn blik weer naar het plafond, om vervolgens weer naar de drakenvlek te staren.
Saffiera aait over zijn wang, de sporen van tranen wegvegend. "Het komt wel goed, Elias, je komt er wel overheen." Hij zwijgt, staart slechts naar boven, probeert zijn gedachten uit te bannen zoals Saffiera het hem geleerd heeft, maar keer op keer komen er allerlei beelden in hem op. Beelden van zijn moeder, haar haren mooi in een vlecht, haar lippen in een vrolijke curve onder haar neus. Beelden van Arya, dood op de tafel. Beelden van zijn vader, sterk en bezweet, een bijl in zijn handen. Arya, dood op de tafel. Een boze Saffiera. Arya, glimlachend. Arya, met een griezelige glimlach, dood op de tafel. Arya. Zijn moeder, met bloed besmeurd en starende ogen die niets meer kunnen zien. Arya, mager, gesloten ogen, dood op de tafel. Zijn vader, grijpend naar zijn hals waar een plakkerige rode vloeistof uit gutst, zijn ogen groot, uitpuilend, geschrokken. Arya. Dode moeder. Dode vader. Dode Arya. Starende ogen, griezelige glimlach, verschrikte blik.
Arya.
Hij schreeuwt het uit in de hoop de gedachten uit zijn hoofd te bannen, maar er gebeurt niets. De beelden volgen elkaar alleen maar sneller en sneller achter elkaar op. Hij trapt in de dekens, slaat met zijn armen om zich heen, en schreeuwt. Schreeuwt zo hard als hij kan. Hij voelt maar amper hoe Saffiera hem met al haar kracht tegen het bed aanduwt, hem smekend om rustig te worden. Hij hoort maar amper hoe ze roept om hulp. Merkt de felle steken in zijn heup niet op, de vurige pijn in zijn longen als ze verlangen naar zuurstof. Ziet niet hoe Norryah en Zafux en andere mannen zijn kamer binnenkomen en hem stil proberen te houden. Hij merkt ze allemaal niet op, neemt ze niet waar. Hij ziet slechts hoe de verschrikkelijke beelden zijn netvlies voorbij komen. Hij schreeuwt om ze te laten stoppen, en is blij als zijn hoofd licht aan begint te voelen, en hij eindelijk opnieuw zijn ogen kan sluiten en de duisternis hem omarmt.

JE LEEST
Drakenrijder
Fantasy- Kronieken van de Wildernes - - De delen volgen elkaar niet chronologisch op, verhalen kunnen apart gelezen worden. - Elias, een zestienjarige jongen met een kreupel been, heeft zich nooit thuis gevoeld in het weeshuis voor 'mindere kinderen.' Ho...