Woorden kunnen vreemd verwrongen zijn, juist zo dat ze een verhaal vormen, een verhaal waarvan hij dacht dat hij het kende.
Nu hij echter de lange, met zwarte inkt opgeschreven zinnen leest, meent hij het leven van een ander persoon te lezen dan dat van de laatste Drakenrijder, over wie hij ooit dacht alles te weten. Zijn ogen vliegen over de regels om alles zo snel mogelijk op te nemen, om de laatste Drakenrijder zo goed mogelijk te leren kennen. Wat is er over hem geschreven? Hoe ging zijn leven?
Terwijl hij leest merkt hij dat de laatste Drakenrijder, Eagon Sheng-du, anders handelde dan hij zich altijd heeft voorgesteld.
Sommige zinnen brengen een bepaald, onbekend gevoel in hem op, warmte of liefde, andere zinnen brengen een maar al te bekende emotie, zoals woede of haat. De woorden zijn zo ineengestrengeld dat het verhaal afspeelt voor zijn ogen, hij is er bij, maar toch niet.
De geur van oud perkament dat met inkt beschreven is dringt tot diep in zijn neus door, leidt hem lichtjes af, zorgt er voor dat hij zich niet kan verliezen in de herinneringen aan de jongeman, die eeuwen geleden leefde. De laatste Drakenrijder, Eagon Sheng-du.
De zinnen vertellen het verhaal van zijn leven, hoe hij opgroeide in de wetenschap dat hij boer zou worden, een dienaar van de draken, maar dat hij er op zijn zestiende achter kwam dat dit niet voor hem weggelegd was, dat het zijn lot was om te heersen als een heuse Drakenrijder.
"Eagon! Schiet op, straks kom je nog te laat!" een klein meisje, waarschijnlijk niet ouder dan zes zomers, schreeuwt naar haar oudere broer dat hij van de velden af moet komen om zich om te kleden voor de ceremonie. De ceremonie waarbij besloten zal worden wat zijn lot zal zijn.
Elke zestien zomers oude jongere in de Stad van de Drakenrijders hoort aanwezig te zijn bij de ceremonie. De jongen, lang met een flink gebruinde huid door het werken op het land in de zon, zucht en staat op vanuit het gras, waar hij tot zojuist heerlijk lag te ontspannen. Moeder zal kwaad zijn als hij te laat komt, maar vader zal ziedend zijn. Als je de draken wil eren, hoor je op tijd te zijn, al helemaal voor de meest belangrijke dag van je leven, de dag van de ceremonie.
Nog een laatste keer snuift hij de heerlijke geur op van de natuur, van het gras en de bloemen die verrukkelijk ruiken op midzomersdag. Een muffige geur van perkament dringt-
Hij zucht. De stoffige, oude geur laat hem ontwaken uit zijn droomachtige staat juist op het moment dat het hem eindelijk lukt zich echt in te leven in het verhaal. Hij schudt zijn hoofd en houdt zijn adem voor een paar tellen in om de geur uit zijn neus te drijven. Nadat hij zijn ogen een tijdje heeft gesloten uit ergernis zet hij zich er eindelijk overheen en leest hij verder. Nooit heeft hij tegen afleiding gekund, het is niet te verwachten dat hij daar, zelfs gedurende deze lange tijd, zomaar vanaf komt.
Zijn zusje, een klein kind met lange, goudblonde haren, danst voor hem uit aan de hand van zijn vader als ze met de gehele familie over de brede zandweg richting het centrum van de Stad van de Drakenrijders lopen. Grote stofwolken waaien op, op de plekken waar ze hun voeten neerzetten, vooral nu het kleine meisje springt en haar voeten begraaft in het zand, om ze vervolgens met een zwaai weer op te trekken, waarbij een grote zandgolf over haar onderbenen waait. Zijn vader geeft een kort rukje aan haar arm om haar te laten stoppen, met de woorden dat ze nu haar schone kleren vuil maakt.
Het duurt een flinke tijd voordat ze de daadwerkelijke Stad van de Drakenrijders bereiken, doordat ze in de bergen wonen om de draken een goed onderkomen te geven, woont zijn familie als landarbeiders een stuk lager in het dal. Hierdoor moeten ze bij belangrijke gelegenheden in het centrum met de hele familie lange stukken klimmen. Het is zwaar, maar doordat ze toch al hard moeten werken op het land en ze geregeld naar boven moeten, hebben ze er niet veel moeite mee.
Op het moment dat het zand vervangen wordt door harde keien, weten ze dat ze er weldra zullen zijn. Eagon richt zijn hoofd iets op, duwt zijn schouders wat naar achteren en haalt diep adem om de zenuwen die nu al op beginnen te spelen te kunnen onderdrukken. Waarom hij nerveus is weet hij niet, hij weet toch wel dat hij zijn leven mag vervolgen als een landarbeider, net zoals zijn vader, zijn grootvader en zijn voorouders voor hem.
Verschrikt kijkt hij op als hij een warme hand op zijn schouder voelt. Zijn oudere zus, Talisha, bekijkt hem begrijpend. "Je hoeft niet nerveus te zijn, Eagon, het enige wat je hoeft te doen is de tocht naar de top van de berg te maken, de draken te begroeten en ze iets te geven wat je koestert. Dat is alles, het komt wel goed, morgenavond ben je weer thuis," zegt ze.
Hij knikt, het is inderdaad het enige wat hij hoeft te doen. Als ze het zo stelt lijkt het zeer gemakkelijk, en zij kan het weten, sinds ze het drie zomers geleden heeft moeten ondergaan. Destijds was hij pas dertien zomers oud en had hij nog geen idee wat hij koesterde. Eerlijk gezegd weet hij het nog steeds niet. Iedereen geeft de draken altijd een tastbaar voorwerp, zoals een ketting, een oud wapen of een familiering. Sommigen geven een knuffeldier, maar dit alles kan hij niet geven. Er is niet veel dat hij koestert. Zijn familie, maar die kan hij niet weggeven.
Uiteindelijk, ongeveer een zeven dagen geleden, koos hij de liefdesbrief die zijn grootvader ontvangen had toen hij nog jong was. Eagon heeft de brief al honderden keren gelezen en al zijn hele leven goed bewaard met het idee dat hij zijn grote liefde vast ook nog wel zal vinden.
Het is het enige tastbare voorwerp wat hij koestert, vandaar dat hij het in zijn leren brievenkoker (die ook al generaties lang in het bezit is van de familie Sheng-du) voorzichtig meeneemt naar de ceremonie, die rond het middaguur zal beginnen.
Hij glimlacht. Alles wat hij al wist over de ceremonie wordt hier bevestigd, wat wil zeggen dat niet al zijn kennis nutteloos is. Het is nog maar de vraag of het gene wat in dit stoffige oude, maar toch relatief nieuwe boek beschreven wordt, waar is. Echter heeft hij op een bepaalde manier een gevoel bij de letters die woorden en zinnen vormen, die een verhaal weergeven, een belangrijk leven vertellen. Het is net alsof hij het herkent, terwijl hij de woorden in zwarte inkt op het gelige, broze papier leest, wordt meegezogen in het verhaal, zoveel beelden als dat hij krijgt bij de beknopte aantekeningen.
Hij buigt zich een stukje voorover om de volgende passage te kunnen lezen, maar doordat er vuile krassen door de letters gegraveerd staan waardoor de tekst onleesbaar is, kan hij niet anders dan het overslaan. Het is net alsof iemand heeft geprobeerd de woorden te wissen, maar er niet genoeg tijd voor heeft gehad. Overal door de tekst staan krassen, het maakt de woorden alleen nergens onleesbaar. Hier echter, kan hij niks van de doorgekraste letters op het gescheurde papier na. Niet dat er iets zeer belangrijks in zou staan, bedenkt hij zich wanneer hij de volgende passage leest. De volgende situatie die beschreven is in de tekst gaat er over dat Eagon Sheng-du de uitleg van de ceremonie nogmaals hoort, maar dit keer in het centrum van de Stad van de Drakenrijders. Doordat hij al uitvoerig weet wat er daarin verteld wordt – hij heeft het immers al gelezen in alle andere verhalen over andere Drakenrijders, die uiteraard niet zo belangrijk zijn voor de geschiedenis van de Wildernes als deze, de laatste Drakenrijder, - gaat hij snel door deze alinea's heen. Pas wanneer hij bij een deel van het verhaal komt waar hij weinig over weet, laat hij het verhaal hem meenemen in de wereld van toen.
"Jullie zullen allemaal de weg naar de top van de berg beklimmen, en voor het middaguur, over twee dagen, terugkeren. De Drakenrijders zullen jullie op de top van de berg de weg wijzen naar de draken, die jullie zullen moeten eren. Succes."
Elias werpt een laatste blik op zijn wachtende familie die vannacht bij vrienden van de familie zullen verblijven terwijl hij de hoogste berg in het landschap beklimt om de draken te eren en de ceremonie te voltooien. Hij zucht, dit wordt een zware dag, en een nog zwaardere nacht, want slapen in de kou is niet iets wat bovenaan zijn lijstje staat.
Na die laatste blik draait hij zich om en staart naar de berg die hoog boven hen allen uit rijkt. Dan begint hij stappen te zetten, links, rechts, links, met de koker met de gekoesterde brief op zijn rug. Hij rent niet, zoals enkelen doen. Zij zullen zich al vlug uitputten waardoor ze vervolgens niet lang verder zullen kunnen gaan, over een half uur zijn ze te moe om nog op een flink tempo door te lopen.
Hij slentert ook niet, zoals enkele meiden in groepjes achter hem doen. Van slenteren wordt je al net zo vlug moe als van rennen, alleen rennen heeft nog het voordeel dat je meerdere stappen in totaal hebt gezet, waardoor je dus verder op je reis bent.
Hij loopt in zijn eigen, snelle tempo de berg op, de heuvels in. Hij klautert, plaatst zijn handen op de grond op gemakkelijker vooruit de komen op de steile hellingen. Al die tijd loopt er een meisje van zijn leeftijd vlak achter hem, haar lichtbruine haren in een lange vlecht ineen gebonden. Ze zegt geen woord, ze concentreert zich gewoon op de route voor haar, die zich nog ver uitstrekt het berglandschap in.
Tegen het vallen van de avond zijn ze met zijn tweeën de voormalige koplopers ver voorbij, beiden hebben nog een lichte reserve aan energie. Zodra de zon ondergaat en het licht langzaam van de aarde verdwijnt, draait hij zich eindelijk naar haar om om haar aan te spreken, iets waar hij al de hele middag op wachtte.
"We zullen een onderkomen moeten zoeken voor de nacht," zegt hij, zacht genoeg zodat ze hem kan horen, maar niet zo hard dat het door de bergen heen galmt.
"Wie zegt dat 'we' onderkomen moeten zoeken? Wie ben jij om te bepalen dat 'we' niet verder kunnen lopen in het donker?" vraagt ze brutaal, met haar handen in haar zij.
Hij raakt iets of wat verward door haar houding, en krabt nerveus in zijn nek. "Nou ja, ik weet niet. Ik weet dat ik in elk geval een onderkomen ga zoeken, of je nou meekomt of niet." Naarmate er meer woorden uit zijn mond stromen merkt hij dat ook zijn zelfvertrouwen tegenover het meisje terugkeert.
"Oké," antwoordt ze glimlachend. "Ik ga met je mee. Mijn naam is Phyre, en jij bent?" Ze steekt haar slanke hand naar hem uit en geeft hem een stevige handdruk als hij de hare schudt. "Eagon, aangenaam Phyre."
Ze knikt kort en glimlacht, waarna ze samen op zoek gaan naar een plaats om de nacht door te brengen.
Hij zucht, wetend wie het meisje wordt voor Eagon. Zijn hart brandt als hij denkt aan zijn eigen geliefde, een vurig kind, vrolijk, brutaal en zo helder. Hij mist haar, wat mist hij zijn geliefde. Zuchtend slaat hij de bladzijde om, waar hij weer een aantal alinea's leest met stukken tekst die hij al kent. Het tweetal komt de dag er na als eerste op de top van de berg aan na een lange en opnieuw stille tocht.
Ze worden ontvangen door Gyan, een van de oudere Drakenrijders, tevens de leider van het gemeenschap.
Eagon staat te trillen op zijn benen als Gyan, de Drakenrijder die hen ontvangt op de hoogste tempel in de gehele Wildernes, de woorden uitspreekt waar hij al zijn gehele leven naartoe heeft gewerkt. De belangrijkste woorden van de gehele ceremonie, die de belangrijkste gebeurtenis in zijn leven tot nu toe zal aankondigen. Al vanaf jongs af aan leeft hij toe naar die woorden, die wijzen naar de Draken, die zijn gekoesterde voorwerp zullen accepteren om vervolgens over zijn lot te beslissen.
"Eagon," zegt Gyan. "Je mag de draken bezoeken."
JE LEEST
Drakenrijder
Fantasy- Kronieken van de Wildernes - - De delen volgen elkaar niet chronologisch op, verhalen kunnen apart gelezen worden. - Elias, een zestienjarige jongen met een kreupel been, heeft zich nooit thuis gevoeld in het weeshuis voor 'mindere kinderen.' Ho...