Hoofdstuk 19.

2.7K 190 63
                                    



Ik sta met een glimlach op uit het bed en Marit geeft me een lange, zwarte jas aan, die tot over mijn knieën komen. Ik rits hem dicht en stop mijn haar in de capuchon. De capuchon trek ik vervolgens over mijn hoofd heen en nu zie je alleen mijn gezicht. Voordat ik het vergeet pak ik het notitieblokje uit de kussensloop en stop hem veilig in een jaszak.

Marit heeft zelf ook een lange jas aan die niet opvalt. We lopen naar buiten en ze trek de deur van de cel dicht en doet hem op slot. Ze sluipt een kant op en mimet: 'Kom mee!' Ik volg haar en mijn gedachten dwalen af. Eindelijk ga ik hier weg... Het werd eens tijd!

Zullen mijn mates mij verafschuwen?

Zullen ze mij nog langer accepteren?

Zullen ze hun neus ophalen en zichzelf omdraaien, om vervolgens weg te lopen?

Of... Zullen ze me met open armen ontvangen?

Ik weet het niet.

Ik vrees voor het ergste. En het ergste is niet eens het allerergste.

We naderen een grote deur en Marit begint sneller te lopen. Ik moet bijna rennen om haar bij te houden, Jezus. We staan voor de deur en Marit begint haastig een sleutelbos uit haar jas te pakken. Ze zoekt een sleutel en die steekt ze in het slot. Ze opent de deur en haar vingers bibberen.


Een koude windvlaag komt ons tegemoet en ik begin te rillen, ondanks ik een jas aan heb. Ze sluipt op haar tenen naar buiten toe en als ik ook buiten sta doet ze deur weer dicht en op slot. Ze draait zich vervolgens om en begint snel te lopen. Ik loop haar achterna en probeer niet als een gek te gaan rillen. We komen uiteindelijk uit op een grote plein met auto's en ik zie de bekende SUV van Marit al staan. 'Kom snel!' sist ze en begint te rennen naar de SUV.

Ik begin achter haar aan te rennen en nu pas merk ik dat ik op sokken ren. Ach ja, het is maar voor eventjes.

Ze ontlokt de auto en stapt in. Ik stap in aan de andere kant en probeer mijn ademhaling regelmatig te krijgen. Mijn conditie is binnen één week verslechterd. Ik doe mijn capuchon uit om wat te kunnen zien en doet de gordel om.
Marit start als een bezetene de auto en begint uit de parkeerplaats te rijden. Even later scheuren we de snelweg op.


"Het is ons gewoon gelukt, yes! Nu gaan we terug naar onze mates!"

Ik geef Reyes groot gelijk en glimlach mijn tanden bloot. Het is gewoon gelukt, oh mijn Maangodin!

We rijden over de snelweg en het enigste wat we horen zijn regendruppels; het is inmiddels begonnen te regenen. Ik beweeg mijn voet onrustig heen en weer en Marit werpt me soms een bezorgde blik toe. Na een aangename stilte onderbreekt ze de stilte. 'Het komt wel goed, Lily. Het kan niet zo erg zijn...' mompelt ze dat laatste.

Dus zij vermoedt dat ook. Dat er iets ergs te wachten staat. Ik probeer mijn voet niet meer te wiebelen en kijk uit het raam hoe de druppels eroverheen glijden.

Op een gegeven moment stoppen we en stopt mijn hart voor een seconde. We stoppen midden op de snelweg. Ik kijk uit het raam.

Ik ben zenuwachtig voor wat gaat komen en probeer figuren te onderscheiden in de regen. De wipers van de auto gaan heen en weer en proberen de regen weg te halen. Ik knijp mijn ogen tot spleetjes en zie een auto; daarin zitten drie mensen. Ik bijt zenuwachtig op mijn lip, zal iemand ons achtervolgd hebben?

Marit ziet mijn spanning en stapt uit de auto. De drie mensen stappen ook uit de auto en ik mijn ogen schieten heen en weer. Moet ik uitstappen of zo? Of zal ik gewoon blijven zitten? Marit heeft niets tegen me gezegd... Ik besluit om dat eerste te doen en maak langzaam mijn gordel los, nauwlettend op het tafereel voor me. Marit staat te praten met de drie mannen en loopt terug naar de auto toe. Naar mij toe.

Ik open langzaam de deur en trek mijn capuchon weer aan. 'Ik wilde je net komen halen. Kom,' zegt Marit. Wat als dit een val is? Wat als ze me bedrogen heeft? In ieder geval kan ik nu niet meer terug... Ik stap trillend de auto uit en Marit doet de deur voor me dicht. We lopen naar de drie personen en ik hou mijn hoofd gebogen. Ik slik en tril op mijn benen. Het blijft een tijdje stil en we horen alleen regen dat op de asfaltwegen valt. Mijn sokken zijn doorweekt en daarbij ook gelijk mijn voeten.


'Lily...' hoor ik een zachte, maar krachtige stem zeggen. Ik kijk glurend door mijn wimpers heen. Twee fel groene ogen doorboren de mijne gelijk en ik hap naar adem als een elektrische shock door me heen schiet.
"Mate"  zegt Reyes zacht.  'Uriah...' fluister ik zo zacht dat het bijna onhoorbaar is. Terwijl Uriah oogcontact met me blijft houden, overbrugt hij de afstand die nog tussen ons was. Hij fronst als hij een vreemde geur lijkt te ruiken. Zijn ogen sperren wijd open als hij een vermoeden heeft wiens geur hij ruikt. Hij pakt mijn schouders vast en kijkt me doordringend aan. 'Heeft hij je aangeraakt...'  gromt hij op een dierlijke toon. Ik kijk hem met grote ogen aan en zie dat zijn ogen langzaam zwart worden. Hij begint onregelmatiger adem te halen en ik zie dat hij ieder moment krankzinnig kan worden.


Opeens zet een van de andere personen een hand op Uriah 's  schouder. Ik kijk naar hem en herken hem meteen: het is Ethan. Dat hij het nog heeft overleeft... Als ik naar de andere persoon kijk herken ik diegene niet. Maar wat ik raar vind is dat Zayden er niet is... Ik voel een steek in mijn hart maar negeer het. Er zal zeker wel een reden zijn waarom hij hier niet is...

'Gast, ik denk dat het niet zo handig is om nu uit te vallen. We moeten er snel van door,' zegt Ethan dat laatste opdringerig. Uriah gromt, ademt diep in en uit en laat me dan los.
Ik begin te klappertanden en probeer het tegen te gaan. Marit bespreekt nog wat met Ethan en de andere gast. Plots zegt ze: 'Shit!' haar ogen worden groot. 'Verdomme, hij is hier in de buurt! Haal haar hier zo snel mogelijk weg!'

Uriahs ogen worden groot en hij pakt mijn arm vast. 'Ze gaat met mij mee. Ik ga haar in veiligheid brengen voordat er wéér wat gebeurt, roep maar om versterking om hen tegen te gaan.' De anderen knikken en ik word meegetrokken door Uriah. Ik werp nog een laatste blik op Marit als ik de auto in stap. Ze kijkt me aan en geeft me een bemoedigend knikje. Ik glimlach zwakjes naar haar en ga dan snel zitten en doe de gordel om.

Uriah is inmiddels ook al gaan zitten en trapt op de gaspedaal. We schieten de andere kant op en even later rijden we in volle vaart over de snelweg. Uriah heeft zijn blik gefocust op de weg en ik zie dat zijn kaak aangespannen staat. Hij is boos, dat weet ik zeker.

Hij werpt een blik op mij en betrapt me dat ik naar hem zit te kijken. Er ontstaat een grijns op zijn gezicht en hij kijkt weer naar de snelweg. Duizenden vragen gaan door mijn hoofd heen, maar ik vraag geen van alle aan hem.

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

#teamZayden?

#TeamUriah?


Herschreven: 24 september '16

Chosen by the demon wolf 1 & 2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu