Hoofdstuk 29.

2.5K 148 46
                                    

Pov. Lily

Ik zit op het tweepersoonsbed in mijn kamer. Ik zucht. Ik verveel me echt. Ik heb niets te doen. Nadat ik weg was gegaan van Zayden ben ik gelijk naar mijn kamer gekomen. Intussen is het al bijna donker. Het rare is dat ik Uriah nog niet heb gezien. Ik dacht heel anders over hem. Ik had gedacht dat hij anders was, beter was. Niet dus. 

Ik val achterover op het bed en gooi mijn voeten in de lucht. Ik probeer erdoor afleiding te vinden, wat echt moeilijk lukt. Na een paar minuten ga ik weer rechtop zitten. Ik heb al heel lang niets meer gehoord over Marit. Hoe zal het met haar gaan? Ik zucht en besluit eens om langs te gaan bij Matthew. Ik voel me oprecht schuldig tegenover hem. Ik heb hem erg verwond, dat wist ik. Van waar haal ik toch al die kracht? Ik ben nu nog zo dun als wat. Ik moet nog wat kilo's aankomen, denk ik. 

Terwijl ik door de gangen loop kijk ik rond naar de schilderijen die aan de muur hangen. Ze zijn echt mooi, maar sommige snap ik helemaal niet. Na een tijdje zoeken vind ik de plek waar gewonden zijn en ik zoek naar Ethan. Als ik hem heb gevonden loop ik de kamer binnen. Hij slaapt. 

Ik loop rustig naar hem toe en zie dat hij al geneest. 'Sorry voor alles.' fluister ik zacht en ga dan weer weg. Als ik langs de kamer van Zayden kom zie ik hem niet liggen in zijn bed. Ik raak lichtjes in paniek en ga snel zijn kamer in. Waar is hij?! 'Zayden? Zayden!' roep ik als ik hem niet vind. Ik loop weer de kamer uit en kijk in de andere kamers.

Als ik bij een bepaalde kamer en aangekomen breekt mijn hart letterlijk & figuurlijk. Ik wil bijna door mijn knieën zakken, zo erg is het eraan toe met Uriah. Mijn mate ligt hier gewoon. Half dood. Misschien in coma. Oh god, laat hem alsjeblieft niet in coma zijn... 

Ik loop met trillende benen de kamer binnen. Uriah. O mijn god. Ik dacht de hele tijd dat hij slecht is geweest. Hij is veelste goed voor me. Ik heb er niet eens aan gedacht dat hij misschien óók gewond was... Ik ben de slechte persoon hier. Alleen ik.

"Het is niet ons schuld... Zayden moest het ook aan ons vertellen!" gromt mijn wolf in mijn hoofd.

"Je hebt gelijk... Zayden heeft het zeker expres niet aan ons verteld. Hij moest het ons echt vertellen, we moesten het weten..." 

Ik loop op Uriah af en kniel naast zijn bed neer. Ik leg voorzichtig mijn hand op zijn wang en op zijn neus en mond zitten er een soort van kapje, zoiets om adem mee te halen. 'Uriah...' zeg ik op fluistertoon. 'Dit had nooit mogen gebeuren... Je bent veelte goed voor me,' 

Zijn wang is koud. Ik pak zijn hand vast. Ook koud. Het lijkt alsof zijn leven uit zijn lichaam is gezogen. Leegte.

Dat ik wat ik ook voel.  Alleen leegte. 

Ik leg het dekentje wat beter over hem heen en hij ademt rustig in en uit. Ik denk dat ik hem nu niet meer moet storen. Ik weet één ding al zeker: ik ga niet meer praten tegen Zayden. Hij moet hier een grondige reden voor hebben. Ik heb al het recht om te weten wat er met mijn mate gebeurt!

Ik kijk nog één keer naar Uriah voordat ik de kamer uit ga. Mijn mate. Wáárom, wáárom heeft Zayden dit niet aan me verteld? Aarggh, als ik hem vind...

Ik bots op tegen een stalen lichaam. Ik kijk boos en geïrriteerd op en kijk gelijk in de blauwe ogen van Zayden. Ik wil langs hem lopen, hem negeren. Als hij denkt dat ik hem zo snel vergeef, heeft hij het mis. De idioot. Ik zet maar vier stappen vooruit, langs hem heen en ik word tegen gehouden door Zayden. Ik probeer mijn hand los te wrikken, en als het niet lukt draai ik me geïrriteerd om. 'Wat?' snauw ik. 'Dat moet ik juist aan jou vragen. Wat is er?' vraagt hij. 'Wat er is? Misschien ben jij degene wel die mij alles moet uitleggen tot op de bodem!' snauw ik. 

'Ik weet het.' zegt hij, terwijl hij me met een serieuze blik aankijkt.

~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Haaii. 

IK BEN GEK. TWEE HOOFDSTUKKEN IN ÉÉN DAG. Iemand moet me vermoorden. maarr het is een soort "bonushoofdstuk" 

Dus. 

Ik ga slapen. 

Doei. 

Herschreven.

Chosen by the demon wolf 1 & 2Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu