37

331 28 2
                                    

De zon barstte los boven mijn hoofd en zorgde voor een vochtigheid op mijn rug en voorhoofd.
Mijn armen en wangen leken doorgebrand te worden en ik was bijna zeker dat ik er niet van af ging komen zonder een paar rode plekken.

Ik had mijn weg naar de onderwereld zo vaak gestaakt omdat ik zo bang was daarom begon ik op een gegeven moment te rennen, zonder stoppen.
Ik volgde mijn hart. Zoals ik tegen mezelf gezegd had voor mijn raam.
En ik had nooit kunnen geloven dat je ook letterlijk je hart kon volgen.
Maar vreemd genoeg lukte het.

Want toen de avond viel rook ik ze.
De stank die van de beesten af droop.
Het enige wat ik nu nog moest vinden was de bron waar ze vandaan kwamen.

Ik liep langs nog steeds verlaten krotten van de vervloekt grote stad en liep in de schaduwen. Vanaf hier volgde ik de geuren en de geluiden die uit de dingen hun bek kwamen. Ze waren overal in dit deel van de verlaten stad.
Overal.
Ik was er ook achter gekomen hoe deze stad ooit noemde. Op een gidsen bord waar heel de stad op stond.
Er had in dik gedrukte letters New York op gestaan. Dit was New York.
Niet dat ik er nooit van gehoord had.
Ik had er zeker van gehoord tijdens geschiedenis lessen.
Maar daar werd me vertelt dat er nog steeds leven was in de stad.
Nog zo een mysterieus ding.

Ik verliet mijn plek achter een stuk afgebroken dakpan en liep in stilte over de puin naar een nieuwe schuilplaats achter een bord.

Ik wist dat ik ooit tevoorschijn moest komen om te praten met ze, maar ik had niet het gevoel dat ik daar nu al klaar voor was.
toch deed ik het.
In stilte verliet ik mijn plek tot ik in het midden van een vuile straat stond. Midden in het licht van een flikkerende lantaarnpaal.
En ik begon te roepen.
Zo luid mogelijk.
Tot ik bijna dacht dat Ahren het zou horen.
Al was ik vrij zeker dat hij dat deed. Hij was namelijk mijn mate. Hij zou alles van me moeten horen.

En toen kwamen ze.
Stuk voor stuk.
In verschillende grote, maar allemaal even lelijk.
Rollend op hun krom staande poten verlieten ze hun schuil plek en kwamen ze vol lust omver heen staan.
Ik liet geen angst zien.
Dat kwam omdat ik er ook niet bang van was. Ooit zou ik net als zij worden. Waarom zou ik er dan bang van worden?

En ik begon te spreken.
Duidelijk, en vooral beleefd.

'Het spijt me om jullie te storen.' Riep ik toen. 'Ik heb een vraag voor jullie.'

Toen er geen antwoord kwam ging ik verder.

'Mijn naam is Luna, ik kom van het roedelhuis dat jullie met je troep aangevallen hebben. Ik wilde eerst en vooral mijn excuses aanbieden voor jullie leider die het waarschijnlijk niet gered heeft. Ahren. De persoon die hem doodde zou zeker weten ook zijn excuses aan willen bieden maar hij kon niet komen.' Vertel ik ze. 'Ik kom niet om te vechten. Ik kom om te praten.'

Een lange tijd bleef ik stil.
Toen ik weer geen antwoord kreeg ging ik alweer verder.

'Ik ben 1 van jullie. Ik ben net zoals jullie de dochter.. of, zoon van.. de hel. Ik wil hem spreken de leider van de hel. Ik beloof dat ik niet ga vechten. Het is heel belangrijk. Ik vraag jullie om me er naar toe te brengen.' Ik keek een lange tijd naar de steeds groter wordende groep. 'Ik ben niet bang van jullie. Of jullie het nu willen of niet. Ik zou nooit bang zijn van mijn eigen familie. Alsjeblieft.' En dan boog ik.

'Hij wacht al op je.' Toen ik het waagde om op te kijken stond er een voor me.
Een drie meter lang monster versperde me de weg en bekeek me diep in de ogen. Maar ik schrok niet. Ik keek toe.

En toen draaide hij zich om. En ik volgde.
Iets wat ik haast niet kon geloven.

---

Different wolf {the last 3} = voltooid ✔️Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu