25| en toen waren het er nog...

2K 115 392
                                    

Peter, Cole, Matthew, Damon en ik stappen in de auto. Ditmaal laat ik Damon rijden, aangezien ik hem het meest vertrouw met mijn mooie auto. 

Cole ziet er uit alsof hij achter het stuur in slaap kan vallen. Voordat we de auto hebben gestart is hij al aan het gapen en zie ik zijn ogen langzaam dichtvallen. Ik heb geen zin om straks als een of andere wokkel rondom een boom geplakt te zitten, omdat meneer per ongeluk in slaap is gevallen.

Hetzelfde lot is ons waarschijnlijk beschoren als ik Matthew achter het stuur laat zitten. Die malloot zal waarschijnlijk het gaspedaal diep intrappen, om zo snel mogelijk bij het hotel aan te kunnen komen. Nu hou ik van snelheid, maar de mate van afleidbaarheid bij Matthew maakt dat hij meer een kamikazepiloot is dan een racecoureur. Niet dat ik mijn hypothese wil testen door hem daadwerkelijk achter het stuur te zetten.

En Peter? Hij is een prima navigator, maar als ik hem laat rijden, zijn we waarschijnlijk over een jaar nog niet thuis. Peter is nu niet de persoon die graag de wet overtreedt, dus zal hij zich keurig aan de snelheidslimiet houden. Wat betekent dat we uren in een slakkengang moeten rijden.

Dus komen we uit bij Damon. Damon de racer. Damon mijn zielsverwant. Damon, die maar beter heel hard kan wegrennen als hij het waagt om nog maar één krasje op mijn auto te maken.

Ik zucht. Eigenlijk wil ik het liefste zelf rijden, maar ik merk dat de afgelopen dagen toch zijn tol beginnen te eisen. Ik gaap en doe mijn ogen wijd open. God! Ik begin op Cole te lijken. Gelukkig snurk ik niet in mijn slaap.

Niet veel later zijn we op weg en voel ik mijn ogen langzaam dichtvallen.

Al snel merk ik dat ik droom. Ik kijk omhoog naar de maan, die langzaam verdwijnt. Aan de horizon verschijnen de eerste stralen van de zon.'

'Oh, vader. Wanneer mag ik weer naast u komen te staan. Bij mijn broer en zus. Dit leven is niets voor mij. Verlos me van deze kwelling. Hoe lang moet ik nog verder zoeken, wetend dat ik u teleur stel, tot ik mijn wederhelft gevonden heb.'

Een flits.
Ik kijk om mij heen en zie ik dat ik wederom op de verlaten weide sta. Ik hoor de stem van mijn vader. 'Jouw zoektocht is pas afgelopen wanneer je hem gevonden hebt.'

Deze droom, deze glimp van mijn verleden, heb ik eerder gehad. Alleen zie ik zoveel meer details. Ik zie dat de weide bovenop de berg is waar ik de laatste keer met mijn vader heb gesproken. De weide lijkt te zijn omgeven door wolken. Een grote gouden poort geeft de ingang van iets aan. De poort die voor mij gesloten is, totdat ik mijn taak heb volbracht. Achter de poort zie ik een oudere vrouw, een jonge vrouw en een jonge man met tranen in hun ogen naar me kijken.

'Vader! Ik kan niet langer zo verder! Ik heb veel van deze wereld gezien. Mensen zijn slechte wezens. Ik kan ze niet helpen. De nachtmerries die ik hier aanschouwd heb. Oorlogen, hebzucht... De herinneringen vreten aan me, ze maken me kapot.'

'Dochter, laat mij je helpen. Je zult herboren worden. Geboren op volle maan, een aanwijzing naar je verleden en toekomst. Een leven als mens, zonder herinneringen aan je afkomst en verleden. Pas als je jouw wederhelft gevonden hebt, zul je weten wie je daadwerkelijk bent.'

'Vader, mag ik nog één keer mijn moeder, zus en broer omhelzen? Dit voordat ik vergeet wie zij zijn?'

Mijn vader knikt en plots gaat de poort open. De oudere vrouw rent op mij af en slaat haar armen om mij heen. 'Luna, mijn dochter. Misschien zul je straks niet weten wie je bent, maar weet dat wij altijd in je hart zullen zitten.'

'Moeder, Luce. Ik zal jullie voor altijd in mijn hart meenemen. Tot ik weer met jullie verenigd ben', beloof ik plechtig.

Plotseling word ik uit de armen van mijn moeder getrokken en kijk de jongeman, mijn broer aan, die tevens zijn armen om mij heen slaat. 'Zuster. De zon komt op, gaat weer onder, maar gaat nooit uit. Ik zal altijd op je passen.'

Bad wolf (voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu