38.

528 45 31
                                    

Als de trein het station van Bergen-Gennep uit rijdt, kijkt Marsha me pas weer aan. "Zo, we raken steeds verder van huis. Zullen we maar eens gaan kijken wie onze medegeselecteerden uit de zuidelijke regio zijn?"

"Dat lijkt me een goed idee," antwoord ik, hoewel ik daar geen zak van meen. Ik ga niet naar Utrecht om vrienden te maken.

"Cool. Kom."

Door de lange wagons banen we ons een weg naar achteren. In eerste instantie vraag ik me af hoe we de andere deelnemers gaan herkennen, maar dat wordt al snel duidelijk. Er zitten niet veel mensen in de trein en het grootste deel van de passagiers is boven de dertig. Een stel jongeren moet dus wel opvallen.

Dat blijkt ook het geval als we de deuren van de laatste wagon openen. Helemaal achterin zitten twee jongens en een meisje elkaar dingen aan de andere kant van het raam aan te wijzen. Hun vrolijke gelach klinkt als muziek door het treinstel.

Vol zelfvertrouwen stevent Marsha op ze af. "Hallo, zijn jullie ook geselecteerd voor het zomerprogramma?"

De blik van het meisje schiet als eerste haar kant op. "Ja! Jullie dus ook? Hoi, ik ben Lyssa."

"Ik heet Marsha en dit is Flo. We kommen allebei uit Venray, en jullie?"

Ongemakkelijk neem ik plaats op een vrije stoel. Vrienden maken is niet zo mijn specialiteit.

"Ik kom uit Maastricht," antwoordt Lyssa. "Gideon komt uit Roermond en Elias uit Horst."

Zo onopvallend mogelijk bestudeer ik het trio. Lyssa heeft donkerbruin haar dat in glanzende krullen over haar schouders danst. De kuiltjes in haar wangen geven haar een vrolijke uitstraling. Ze is helemaal niet wat ik me voorstel bij iemand die de politiek in wil.

Naast haar zit een nors kijkende, slungelige jongen. Gideon of Elias? Hij ziet eruit alsof hij onderweg is naar de begrafenis van een familielid in plaats van naar zijn kans op een politieke carrière. En ik maar denken dat ik de enige ben die er geen zin in heeft om naar de hoofdstad te gaan.

"Dus daar wonen de slimmeriken allemaal," merkt de jongen op die tegenover Lyssa zit. Zijn accent lijkt op dat van haar, dus dan zal hij Gideon wel zijn.

Marsha eigent zichzelf ook een zitplek toe en schopt haar schoenen uit alsof ze thuis is. "Ik vind het zo spannend. Wat denken jullie dat ze ons laten doen?"

"Ik heb iets over verschillende tests gehoord," merkt Lyssa op met een twinkeling in haar ogen. Zij ziet het zo te zien wel zitten om getest te worden. Afgaande op mijn intuïtie zou ik zeggen dat zij het avontuurlijke type is. Voor haar is een reisje als dit gewoon een lolletje. Ik mag haar denk ik wel. Regeringsleiders die weten hoe ze moeten lachen zijn altijd nog een stuk leuker dan die stijve zakken die alleen maar chagrijnig kunnen doen, zoals onze huidige regering.

Marsha staat alweer afwezig uit het raam. "Ik vraag me af wat voor tests."

"Vast hele zware," zegt Gideon overtuigd. "Want ze moeten natuurlijk wel de meest geschikte kandidaten eruit filteren."

"Ik hoop niet dat ze ons door de modder laten kruipen." Marsha rilt al bij de gedachte. Haar perfect gemanicuurde nagels en goed verzorgde haren zien er inderdaad niet uit alsof zij het type is dat graag door de modder kruipt.

Gideon werpt een plagerige blik op Marsha. "Een meisje als jij laten ze vast expres wel door de modder kruipen. Daar vraag je gewoon om met je op en top verzorgde uiterlijk."

Terwijl zij beginnen te kibbelen over wie er het meeste aandacht aan uiterlijk spendeert, werpt Lyssa een nieuwsgierige blik op mij. "Wat ben je stil, Flo."

"Sorry," verontschuldig ik me meteen en ik voel het bloed alweer naar mijn wangen stromen. Waarom ben ik ook zo'n sociale kluns? "Ik weet gewoon nooit zo goed wat ik moet zeggen."

"Maar Flo is heel aardig, hoor," neemt Marsha het voor me op. "We zitten bij elkaar in de klas, dus we kennen elkaar al best goed. Ik hoop dat we samen op een kamer mogen slapen."

Gideon lacht. "Reken er maar niet op dat je daar zelf iets over te zeggen hebt."

Ik probeer me slaapkamers voor te stellen in een van de dertien identieke gebouwen die om het regeringsgebouw heen liggen. Het lukt me niet. Regeringsleiders slapen vast nooit.

En ik weet niet of ik zelf wel een oog dicht zal doen voordat ik weer veilig ben.

-

Hoe dichter we Utrecht naderen, hoe nerveuzer ik word. Hoe ontsnap ik in vredesnaam aan de regeringsleiders? Het is een kwestie van tijd voor ze ontdekken dat ik geen chip meer heb. Tel daarbij op dat ik in een volkomen onbekende stad zit en mijn voorsprong is minimaal.

Buiten verandert de wildernis in zorgvuldig bebouwde akkers en rijen kassen. De knoop in mijn maag trekt nog strakker aan. Dit moeten de buitenste delen van Utrecht zijn. Dat is de volgende bestemming op het bord dat aan de wand van de coupé hangt en de trein slaat geen enkele stad over.

De trein raast door een opening in een dikke muur en dan begint de stad pas echt. Aan de rand staan gebouwen die vroeger boerderijen waren en vrijstaande woonhuizen, maar algauw doemt het ene flatgebouw na het andere op.

"Wauw," fluistert Marsha naast me, compleet onder de indruk. "Wat is het gróót."

Lyssa fronst. "Hoe klein is Venray eigenlijk?"

"Het heeft zo'n veertigduizend inwoners," antwoord ik. Vergeleken met Maastricht of Utrecht is dat echt heel weinig. Des te bijzonderder is het dat twee van ons het tot het zomerprogramma geschopt hebben. Er zal heel veel aandacht op ons gericht zijn. Shit.

Lyssa stoot een geluidje uit. "Wat een dorp. Dat is echt niks."

Bij aardrijkskunde hebben we het gehad over dorpen. Tegenwoordig bestaan er alleen nog steden met minimaal dertigduizend inwoners, maar vroeger woonden de mensen vaak in nog minder grote groepen. Toen stonden er nog huizen op de akkers die nu om alle steden heen liggen.

"In Horst wonen nog minder mensen." Het is voor het eerst in zeker een half uur dat Elias zijn mond opendoet. Is hij ook zenuwachtig of voelt hij zich gewoon te goed voor ons?

Niet dat ik me daar echt druk over maak. Daarvoor komen we te dicht bij de stadskern. Dit is het moment van de waarheid.

Ik moet mezelf dwingen om overeind te komen. Mijn benen voelen als twee in menselijke vorm gehakte betonblokken als ik mezelf uit mijn stoel omhoog duw. Plotseling is mijn mond gortdroog. "Ik ga even naar de wc."

"Nu nog?" vraagt Marsha fronsend. "We zijn er bijna."

"Maak je niet druk, ik zorg er wel voor dat ik op tijd uitstap."

De kenmerkende vriendelijke glimlach verschijnt terug op haar gezicht. "Oké. Tot zo dan."

"Tot zo." Het kan me inmiddels niet meer schelen of ik de waarheid spreek of niet. Mijn volledige aandacht is gericht op de doodsangst binnenin me. Het kost me dan ook moeite om met een neutrale gezichtsuitdrukking de wagon te verlaten.

Eenmaal op de wc doe ik mijn horloge af en mik het in de overvolle prullenbak. Het is tijd voor actie.



Chip #Netties2017Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu