41.

441 51 7
                                    

Het duurt een eeuwigheid voordat het donker wordt. Lang nadat de straatlantaarns aan zijn gefloept en de laatste monorail is vertrokken, besluiten Marsha en ik dat het tijd is om in actie te komen. 

Dankzij een truc met een haarspeldje kost het geen enkele moeite om een van de poortjes open te duwen zonder een chip te scannen. Triomfantelijk loop ik het perron op, maar als ik merk dat Marsha niet achter me aan komt, draai ik me om. "Wat doe je?"

"Niks. Ik dacht dat ik iets hoorde. Hé, staan die poortjes eigenlijk uit 's nachts? Ik bedoel, stel dat je een chip zou hebben, zou die dan piepen?"

"Ik denk dat ze inderdaad uit staan, hoezo?" Langzaam begint me iets te dagen. Ik heb nooit met eigen ogen gezien dat Marsha haar chip eruit sneed. Alleen van haar bloederige wond ben ik getuige geweest, maar wie zegt dat die niet vals was? Wantrouwend bestudeer ik haar. "Is jouw chip er echt uit of zeg je dat alleen maar?"

"Doe niet zo stom. Als je een computer bij je had, had je kunnen zien dat die nog steeds in die supermarkt ligt." Nors stapt ze het poortje door, dat inderdaad geen piep geeft. Ik hoop maar dat het inderdaad betekent dat ze geen chip meer heeft en niet dat ze gewoon uit staan.

Ik negeer haar opmerking en stap de rails op, waardoor een misselijk gevoel meteen in mijn buik opwelt. Niet om het idee dat we dood zijn als er onverwacht toch nog een monorail rijdt, maar om wat we nu gaan doen. Dit was allemaal Marsha's plan, dat moge duidelijk. Zelf had ik wel iets bedacht waarbij ik niet mijn tieten zou hoeven laten zien. Feit blijft dat ik geen betere ideeën had.

"Waar wacht je nog op?" Plotseling voel ik Marsha's adem in mijn nek. Ze legt haar handen op mijn schouders en duwt me heel zachtjes vooruit, net niet hard genoeg om mijn evenwicht te verliezen en meters naar beneden op het beton te storten.

Ik slaak een zucht en schuifel voetje voor voetje over de rails. Dit is echt niet iets waar ik een gewoonte van wil maken, maar ik zal er doorheen moeten als ik in Engeland wil komen. Of in België. Aan die gedachte probeer ik me vast te houden terwijl de muur dichterbij komt.

Als ik door de opening heen stap, bijt ik aarzelend op mijn lip. Zal ik springen? Maar dat is zo'n stom idee dat ik mezelf dwing om verder te lopen. Als ik spring dan breek ik sowieso een been, misschien wel twee, en dan heeft de beveiliging me al helemaal snel ingerekend. Dan heeft Marsha's plan meer kans van slagen.

Ik focus me op de rails voor me in plaats van de omgeving af te speuren naar de bewakers die ons elk moment op kunnen merken. Nog maar een paar meter. Drie. Twee. Opgelucht zet ik een voet op het perron.

Dan pas dringt het tot me door dat er niemand klaarstaat om ons te arresteren. Verbaasd laat ik mijn blik over het perron glijden, maar het is geen beveiliger te bekennen. Dit kan niet. Het moet een valstrik zijn. Zodra we ons buiten de poortjes weten te begeven, worden we zeker weten opgepakt.

"Flo?" klinkt Marsha's stem achter me. "Wat is dat voor geluid?"

Geluid? Ik spits mijn oren en luister. Heel in de verte klinkt inderdaad iets. Is dat muziek? Maar welke idioot zou er nou muziek draaien in het landbouwgebied? "Is er daar ergens een feestje of zo?"

"Misschien een feestje van bewakingspersoneel. Laten we maken dat we hier wegkomen voordat iemand ons betrapt."

Ik ben het met haar eens dat we eerst door die poortjes moeten zien te komen. Daarna kunnen we onze strategie verder bespreken. Ik loop dan ook op de poortjes af die overdag toegang tot het landbouwgebied verschaffen aan iedereen die een geldige reden heeft om hier te komen. Nu zitten ze stevig gesloten.

Zuchtend keer ik me om naar Marsha. "Hier werkt je truc met die haarspeldjes zeker niet op?"

"Ik ben bang van niet," geeft ze toe. "Maar ik kan het proberen."

Chip #Netties2017Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu