Hoofdstuk 10

1K 27 1
                                    

Eva is enorm aan het treuzelen in de badkamer. Na deze emotionele dag wil ze eigenlijk niets liever dan tegen Wolfs aankruipen. Ze durft het alleen niet goed te vragen. Ze zouden rustig aan doen, dat heeft ze ten slotte zelf voorgesteld. Als Wolfs, die veel later de badkamer in is gekomen dan zij, zijn spulletjes opbergt en klaar is om naar zijn slaapkamer te vertrekken, haalt ze diep adem. 'Wolfs? Mag ik bij jou slapen?', ze gooit het eruit voordat ze zich kan bedenken. Ze heeft geen zin in weer een slapeloze nacht. Daarbij komt dat het niet is alsof ze nog nooit samen in één bed hebben gelegen. Toen Frank net was overleden kwam hij vaak bij haar liggen om haar te troosten. Soms vroeg ze het ook gewoon omdat ze het enorm fijn vindt. Het laatste jaar heeft ze het echter afgehouden. Haar gevoelens voor hem waren te groot geworden. Nu maakt het niet meer uit, nu zijn ze samen, nu kan het. Met een geamuseerde blik kijkt hij haar aan. Als zijn ogen de hare ontmoeten wordt zijn blik echter zacht. Hij wilde een grapje maken, maar hij ziet aan haar dat nu niet het moment is. In plaats daarvan zegt hij niets en neemt haar in zijn armen, hij drukt een kus in haar kruin en trekt haar nog eens dicht tegen zich aan. 'Kom op', hij neemt haar bij de hand en samen lopen ze naar zijn slaapkamer. Hij slaat het dekbed open en glimlacht bemoedigend.

Als Eva in bed ligt trekt hij z'n shirt uit en in alleen een boxer komt hij bij haar liggen. Hij ziet dat ze zich ongemakkelijk voelt. Ze weet dat hij haar onwijs aantrekkelijk vindt, maar net als ieder ander heeft ze zo haar onzekerheden. Ze kennen elkaar door en door, toch zijn er dingen die hij niet van haar weet. Onwillekeurig trekt ze haar shorts nog wat verder over haar benen, waarna ze hetzelfde doet met het overhemd dat ze draagt. Hij ligt op zijn zij en kijkt haar verliefd aan. 'Hé', fluistert hij, terwijl hij met een vinger over haar wang streelt. Zachtjes pakt hij haar kin en draait haar gezicht naar het zijne. 'Je bent prachtig, Eef', hoe hij altijd precies weet wat ze denkt is haar een raadsel. Iedereen zegt altijd dat ze een gesloten boek is, maar niet voor hem. Het lijkt wel of hij elke bladzijde kent, van binnen en van buiten, van voren naar achteren. Terwijl de rest alleen de harde kaft te zien krijgt. De harde kaft die enorm mooi is, maar weinig weggeeft over wat er zich aan de binnenkant bevindt. Flauwtjes glimlacht ze, 'je bent lief'. Ze drukt een kus op zijn mond en draait zich op haar zij. Ze voelt hoe hij zijn hand zich met de hare verstrengelt en deze op haar buik laat rusten. Hij trekt haar dicht tegen zich aan. Hij voelt dat ze gespannen is, met zijn duim gaat hij over de rug van haar hand en af en toe drukt hij een kus op haar schouder. Al snel voelt hij haar ontspannen waarna ze in een rustige slaap valt. Een glimlach verschijnt op zijn gezicht en ook hij doet zijn ogen dicht. Nu de liefde van zijn leven rustig in zijn armen ligt te slapen kan ook hij zich overgeven aan de vermoeidheid waar hij al een tijdje tegen vecht.

'Wolfs, Van Dongen, mijn kantoor, nu!', Marion en Romeo kijken het rechercheursduo geschrokken aan. Wat hebben ze nu weer uitgespookt? Eva is met een buik vol zenuwen het bureau binnengestapt. Wolfs kneep nog even in haar schouder, maar ze heeft zijn hand snel van zich afgeschud. Het mag niet. Niet hier. Net voor ze het kantoortje van hun nieuwe chef binnenstappen kijkt ze hem nog even aan. Hij glimlacht geruststellend, maar er is een flikkering in zijn ogen die verraadt dat ook hij niet helemaal zeker is van hun zaak. Beiden halen ze diep adem voordat ze het kantoortje inlopen, dat twee dagen geleden nog van Hoeben was. Zijn spullen zijn weg. Oneerbiedig in een doos gemikt die naast de deur staat. Het ruikt er zelfs anders. Eva moet een brok in haar keel wegslikken. 'Doe de deur even dicht', de strenge stem van hun kersverse baas verstoort haar gedachten. Met haar rug naar de twee anderen in het kamertje toe, sluit ze de deur en herpakt ze zich snel. Kom op Eva. Als ze zich omdraait staan haar ogen scherp. Wolfs merkt de verandering in de houding van zijn vriendin en glimlacht trots. Wat is ze toch een powervrouw. 'Ga even zitten', bromt de vrouw, ze heeft nog niet opgekeken van de papieren die voor haar neus liggen. Wolfs en Eva kijken elkaar even geïrriteerd aan, maar doen dan toch wat er van hen gevraagd wordt. Lange tijd blijft het stil. De vrouw lijkt verdiept in het dossier voor zich. Pas als Wolfs opvallend hard kucht kijkt ze op. Even kijkt ze hem met samengeknepen ogen aan, waarop hij antwoordt met de meest onschuldige glimlach die hij in huis heeft. Eva bijt op haar lip. Dit is niet het moment. Wolfs is zijn nieuwe baas nu al aan het uitdagen, aan het testen, hij kan zó slecht met autoriteit omgaan. Eva besluit in te grijpen. 'Mevrouw Mechels...', begint ze, maar ze wordt onderbroken door de vrouw die blijkbaar ook besloten heeft dat haar staarwedstrijd met Wolfs lang genoeg heeft geduurd.

'Ik heb van HR begrepen dat jullie goed zijn in wat jullie doen. Dat jullie uiterst professioneel te werk gaan. Van een relatie lijken zij echter niet op de hoogte te zijn', ze kijkt de twee rechercheurs een voor een aan. Eva wendt haar blik af, maar Wolfs kijkt opstandig terug. Eva weet ook wel dat het niets voor haar is om hier als een mak lammetje te zitten, normaal staat ze meer dan haar mannetje. Maar dit is persoonlijk. Dit is privé. Dit gaat om haar en Wolfs, om hun toekomst, om hún leven. Het is van levensbelang. De weer net iets te lange stilte maakt haar nog nerveuzer dan ze al is. Als ze opkijkt en Mechels' blik ontmoet ziet ze tot haar verbazing een soort van zachtheid die ze niet eerder heeft gezien. 'Als ik merk dat jullie relatie jullie werk negatief beïnvloed, haal ik jullie uit elkaar. Laat dat duidelijk zijn. Aan het werk nu', Eva en Wolfs kijken elkaar verbaasd aan. Hebben ze zich hier nou zo druk over gemaakt? Is dit alles? Voordat hun baas zich kan bedenken staan ze snel op. Als Wolfs de deur opent voor Eva, kucht hun baas nog eens luid. De moed zakt Eva in de schoenen. Ze draait zich om en kijkt haar angstig aan. 'Nog één ding. Meneer Wolfs, als u nog één keer tegen mij liegt, kunt u uw spullen pakken', ze kijkt hem streng aan. Hij knikt. Een kleine glimlach verschijnt op het gezicht van Mechels als het koppel haar kantoor uitloopt. Dit komt wel goed hier.

LittekensWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu