Hoofdstuk 15

1K 27 5
                                    

Toen Eva en Wolfs bij Louise Beljaars langs zijn geweest, hebben ze ook haar vriend ontmoet. Op zich is er niets vreemds op te merken aan de twee. Alleen dat de man plat Maastrichts spreekt. Als ze het woord 'tuut' aantreffen in de uitdraai van het gesprek met de ontvoerders, is de link snel gelegd. Natuurlijk zijn er veel meer mensen die in dialect spreken, maar toch, het is het onderzoeken waard. Ze hebben niet veel meer uit De Crassier gekregen. Hij wil niet met hen samenwerken, hij is bang voor represailles van de ontvoerders. Uiteindelijk hebben ze hem maar laten gaan, op voorwaarde dat hij de hulpverlener haar werk laat doen. Wolfs heeft hem ook nog een keer gewaarschuwd dat hij de volgende keer niet nog eens zo'n grap moet uithalen, want dan zou hij geen waarschuwingsschot lossen, maar een gericht schot. 'Maar even bij Louise Beljaars langs dan?', hij plaatst zijn handen op Eva's schouders. 'Ja, ik ben bijna klaar met het PV', ze typt snel door. Hij glimlacht en knijpt zachtjes in haar schouders. 'Eerst even een broodje halen?', vraagt ze als ze in de auto stappen. 'Doen we', hij knipoogt en rijdt het parkeerterrein af. Als hij de auto instapt met de broodjes wil Eva gelijk aanvallen, maar Wolfs is iets anders van plan. Als hij het broodje uit haar handen grist kijkt ze hem verbaasd aan. 'Even wachten', hij knijpt zachtjes in haar bovenbeen en start de auto weer. 'Wat gaan we doen?', vraagt ze ongeduldig, ze heeft honger. 'Er is een mooi plekje vlakbij het huis van mevrouw Beljaars, kunnen we even rustig eten', antwoordt hij met een glimlach. Eva grinnikt, 'romantisch', antwoordt ze licht sarcastisch. 'Ik ben heel romantisch', hij kijkt haar ondeugend aan. Ze pakt het kraagje van zijn overhemd vast en trekt hem gevaarlijk dicht naar zich toe, 'is dat zo', fluistert ze.

Hij kan zich niet inhouden en wild ontmoeten zijn lippen de hare. Eva bijt speels op zijn lip om toegang te krijgen, maar eigenlijk is dat al niet eens nodig, gewillig opent hij zijn mond zodat haar tong zich kan versmelten met de zijne. Ze laat haar handen door zijn haren gaan en hij trekt haar nog iets dichter tegen zich aan. 'Hmm, Eef', elke keer weer als hun lippen met elkaar in aanraking komen weet hij niet wat hem overkomt. De chemie tussen de twee is zo intens, bij de kleinste aanraking is hij al buiten zinnen van opwinding. Ze doet zoveel met hem. Hij vertelt haar wel hoeveel ze voor hem betekent, maar hij zou het haar ook zo graag eens willen laten voelen. Toch wil hij niet te snel gaan, al helemaal niet sinds hij weet hoe erg de situatie vroeger bij haar thuis eigenlijk was. Hij heeft altijd al geweten dat het niet helemaal kies was, maar dat haar vader haar seksueel heeft misbruikt, dat wist hij niet. Het doet hem dan ook onwijs veel pijn dat dat nu nog zoveel invloed op haar heeft. Hij kan sommige dingen nu wel beter plaatsen. Hij heeft altijd begrip gehad voor het feit dat Eva erg gesloten is, hij wist dat ze er een goede reden voor heeft. Daarbij komt dat ze naar hem toe redelijk open is ten opzichte van hoe gesloten ze tegenover anderen kan zijn. Hij kan haar muren afbreken, hij kan door haar harde exterieur heen prikken. Hij weet wanneer ze een masker op heeft en kan haar er toe brengen het af te zetten. Hij voelt dat hij zich niet langer kan inhouden en maakt zijn lippen los van de hare. 'Eef, je maakt me helemaal gek', hijgt hij. 'Sorry', ze bijt schuldbewust op haar lip, wat hem nog meer opwindt. 'Je hoeft geen sorry te zeggen, lief. Jij kan er ook niets aandoen dat je zo machtig mooi bent', haar wangen kleuren nog roder dan ze al zijn. 'En lief', hij drukt een snelle kus op haar lippen. 'En een onwijs goede zoener', knipoogt hij. Hij weet heel goed hoe hij haar op stang kan jagen. 'Nou Wolfs', ongemakkelijk kijkt ze van hem weg. Voorzichtig neemt hij haar kin tussen zijn duim en wijsvinger en draait hij haar gezicht terug naar zich toe. 'Ik zou er maar aan wennen als ik jou was, want ik ga dit soort dingen nog veel vaker tegen je zeggen', nogmaals plaatst hij zijn lippen op de hare, 'ik hou van je, lieve Eva'.

Als ze bij Louise Beljaars aankomen is er niemand thuis. Althans, daar lijkt het in eerste instantie op. Als Wolfs om het huis heenloopt ziet hij de vriend, Michiel Kostijnse nog net de hoek omschieten. Als hij terug komt lopen met zijn telefoon aan zijn oor, kijkt zijn collega hem vragend aan. Met zijn hand gebaard hij dat hij een huiszoekingsbevel aan het regelen is. Het vluchten van een mogelijke verdachte is genoeg grond om de woning te betreden. Zeker omdat het om een ontvoering van een minderjarige gaat. 'Ik zag Michiel Kostijnse wegrennen toen ik achterom liep', legt hij aan haar uit terwijl hij de deur forceert. Met getrokken wapen gaan ze het huis binnen. Dat er niet open wordt gedaan, wil natuurlijk niet zeggen dat er niemand is. Ze maken zichzelf bekend, maar treffen niemand aan in het huis. Wel is het duidelijk dat Kostijnse hals over kop gevlucht is. 'Wolfs!', Eva is inmiddels in de masterslaapkamer van het huis en treft daar het zwaar toegetakelde lichaam van een vrouw aan. Ze legt haar vingers in haar nek, maar treft geen hartslag aan. Wederom komt Wolfs binnenlopen met zijn telefoon aan zijn oor. Als hij Eva aantreft naast het lichaam van de vermoorde vrouw worden zijn ogen groot. Het gesprek dat zojuist is opgevangen tussen Bernard de Crassier en Michiel Kostijnse wordt gelijk een stuk duidelijker.

LittekensWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu