Hoofdstuk 43

929 22 4
                                    

Ze zijn redelijk vroeg opgestaan om na een heerlijk ontbijtje naar het kloostereilandje Caldey te vertrekken. Omdat het eb is, moeten ze bij de haven afdalen naar Tenby Castle Beach. Dit strandje ligt aan de rechterkant van het op een terp gelegen kasteel. Aan de linkerkant is de haven te vinden. Na een korte wandeling over het strand, worden ze ontvangen door de kapitein van een klein bootje. Het is niet druk voor een vrijdag in mei en ze hebben het bootje, dat heen en weer pendelt tussen het stadje en het eiland, compleet voor zichzelf. Ze hoeven het enkel te delen met de kapitein, een matroos en hun hond. 'Het lijkt wel of we in een verhaal van Kuifje zijn beland', grinnikt Wolfs, als Eva de hond aanhaalt en door zijn haren woelt. De hond stelt haar een beetje gerust. Ze is zenuwachtig, vandaag krijgt ze de uitslag van haar bloedtesten en na gisteren vindt ze het dubbel zo spannend. Ze is al heel de dag erg stil en Wolfs laat haar maar even. Hij weet dat dat nu het beste is wat hij kan doen. Het bootje houdt een stukje uit de kust van het eiland stil. Wolfs' ogen beginnen te glinsteren als hij het omgebouwde legervoertuig, dat hij al op het strand had zien staan, in beweging ziet komen. Eer het voertuig hen bereikt, zijn de enorme wielen volledig onder water verdwenen. De kapitein wil Eva een hand geven om van het bootje naar het voertuig over te stappen, maar eigenwijs als ze is springt ze gewoon zelf. Uiteraard gaat haar dat ook uiterst soepel af. Als hij haar voorbeeld wil volgen en ook vriendelijk de hulp van de kapitein afslaat, verliest hij bijna zijn evenwicht. Eva schiet in de lach. Vroeger had hij zich wel voor zijn kop kunnen slaan. In plaats daarvan tovert hij een grijns op zijn gezicht en haalt hij zijn schouders op. Kan hem het wat schelen, indruk op haar hoeft hij niet meer te maken, die tijd is voorbij. Ze hoort nu bij hem, ondanks zijn onhandigheid, ondanks het veertienjarige leeftijdsverschil, ondanks hun verschillende persoonlijkheden. Hij laat haar nooit meer gaan. Daarnaast is hij blij dat ze nog een beetje kan lachen, ondanks haar zorgen.

Na een ritje van vijf minuten in het legervoertuig dat Wolfs geïnteresseerd bestudeerd, worden ze afgezet op de kade. Een wandeling van 15 minuten brengt hun naar het 'centrum' van het eiland. Hier kun je iets eten, drinken, souvenirs kopen en, gelukkig voor Eva, naar het toilet. Als hij even alleen is loopt hij naar het winkeltje, hij wil graag een cadeautje kopen voor haar. Als hij op het punt staat af te rekenen, gaat zijn telefoon. 'Wolfs', verbaasd neemt hij op. Hij verwacht geen telefoontje van zijn baas, ze had hem op het hart gedrukt dat ze er even tussenuit moesten, dat hij goed voor Eva moest zorgen en dat ze zich geen zorgen moesten maken over het werk. 'Meneer Wolfs, met Frieda Mechels, het spijt me dat ik je bel terwijl je vrij bent, maar er zijn ontwikkelingen waarvan ik denk dat je die moet weten'. Hij slikt even, wil hij dit wel horen. Het gaat ongetwijfeld over Kostijnse. Hij zal toch niet vrij zijn gekomen? 'Eh, oké, zegt u het maar', antwoordt hij nog steeds een beetje uit het veld geslagen. 'Kostijnse is gisteren eindelijk overstag gegaan en heeft ons vanochtend naar de plek geleid waar Benjamin te vinden zou zijn. Helaas was het ventje al overleden toen we daar aankwamen', vertelt de vrouw hem op een zakelijke toon. 'Klootzak', sist Wolfs. 'Wat zeg je?', 'Niks, wordt hij nu aangeklaagd voor vier moorden?', wil hij graag weten. 'Wolfs...', de vrouw klinkt opeens heel anders. 'Niet?', hij moet moeite doen zich te beheersen. 'Op de een of andere manier is hij weten te ontkomen. Er liggen twee collega's zwaargewond in het ziekenhuis en er is van hem geen spoor te bekennen', van haar zakelijke toon is niets meer te merken. Ze voelt zich schuldig, ook al kan zij er vrij weinig aan doen. Het zijn wel haar mensen. Haar mensen die hem hebben laten ontsappen, haar mensen die gewond in het ziekenhuis liggen en haar mensen die zich nu zorgen maken omdat er een moordenaar en verkrachter vrij rondloopt. 'Wat?', raast Wolfs, 'Hoe kan dat nou? Waarom was er niet meer beveiliging? Jullie moeten hem vinden!'. Het meisje tegenover hem dat op zijn geld staat te wachten kijkt hem geschrokken aan. Snel legt hij een briefje van 50 voor haar neer en loopt de winkel uit, zonder op het wisselgeld te wachten. 'Het spijt me Wolfs, we doen er alles aan om hem te vinden. Ik vond dat je dit moest weten. Hoe gaat het met Eva?', Mechels klinkt oprecht bezorgd. 'Ja, het gaat. Het doet haar goed om even weg te zijn uit Maastricht', antwoordt hij kortaf. Hij zucht diep, probeert zichzelf te kalmeren. Als Eva zo terugkomt moet hij ook doen of er niets aan de hand is. Hij kan haar dit niet vertellen, ze zou in paniek raken. 'Ik moet ophangen, Eva komt er aan', hij ziet zijn vriendin op hem afkomen. 'Zorg goed voor haar', zegt zijn baas nog. 'Als die klootzak maar gepakt is voor we terug zijn', bijt hij haar toe, voordat hij ophangt zonder gedag te zeggen. Hij draait zich even van Eva af zodat hij zichzelf in bedwang kan krijgen. Als hij haar hand op zijn schouder voelt, voelt hij een soort van rust over zich komen. 'Wat was dat?', vragend kijkt ze hem aan. Ze had gezien dat hij aan de telefoon was en dat hij zich er aardig over opwond. 'Oh niets, Fleur', liegt hij. Ze haalt haar wenkbrauw op. 'Ze moest geld lenen', verzint hij. 'Dat is toch nooit een probleem?', ze snapt niet waar hij zich druk om maakt. 'Wel als ze dat geleende geld dan weer uitleent', zucht hij, het is niet helemaal gelogen. Fleur had de gewoonte om geld van haar vader te lenen om het dan aan een vriendje of een van haar vriendinnen te lenen. Iets waar hij niet heel blij mee is. 'Het komt wel goed', ze drukt een kus op zijn wang. 'Wat heb je daar?', nieuwsgierig wijst ze naar het tasje in zijn hand. Hij is blij dat ze over iets anders begint. 'Voor jou', glimlacht hij. 'Hoezo?', verrast kijkt ze hem aan. 'Ik heb geen reden nodig om jou iets te geven. Gewoon, omdat ik zo gek op je ben', hij drukt een kus op haar mond en duwt het tasje in haar handen. Dankbaar glimlacht ze als ze de verpakking van de parfum tevoorschijn tovert. Ze haalt het flesje uit de verpakking en spuit een beetje op haar polsen. 'Mmm, lekker, dankjewel. Lief van je', ze plaatst haar lippen op de zijne voor een kus die al snel overgaat in een beschaafde zoen. 'Ik hou van je', fluistert ze in zijn oor als ze de zoen afbreken. Hij begraaft zijn gezicht in haar nek en snuift haar geur op, 'en ik van jou, lief'.

LittekensWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu