Hoofdstuk 21

1K 27 2
                                    

Als Eva veilig in bed ligt, gaat Wolfs snel naar beneden om wat eten voor haar te pakken. Met een mok warme chocolademelk en een tosti komt hij terug naar boven. Ongemakkelijk zit ze tegen het hoofdeinde van haar bed aan. Ze is ontzettend moe, maar ze durft niet te gaan slapen. Bang voor de nachtmerries die ongetwijfeld gaan komen. Zo lang ze wakker is kan ze haar gedachten tenminste nog een beetje sturen, in haar slaap niet. 'Eef, je moet echt iets eten', hij gaat op de rand van het bed zitten en houdt het bord met de tosti, die op haar nachtkastje koud staat te worden, omhoog. Ze is er niet bij met haar gedachten. Het lijkt wel of ze dwars door hem heen kijkt. 'Eva', hij legt zijn hand op haar knie en merkt gelijk dat hij een fout maakt als er een schok door haar lichaam gaat en haar ogen groot worden van angst. 'Sorry. Sorry, Eef', hij kijkt haar verdrietig aan en gaat snel staan. Eva schudt haar hoofd, 'het geeft niet. Ik ben er gewoon niet helemaal bij'. Ze probeert een glimlach tevoorschijn te toveren om hem gerust te stellen, wat uiteraard niet werkt. Beide wenden ze hun blik af. Het doet enorm veel pijn om degene waarvan je houdt zo te zien, zonder dat je er iets aan kunt doen. 'Wil je de tosti?', verbreekt hij de ongemakkelijke stilte. Ze knikt en pakt het bord van hem aan. Als ze eenmaal een hap neemt, voelt ze hoeveel honger ze eigenlijk heeft. Binnen de kortste keren is het bord dan ook leeg en nipt ze aan de warme chocomel. Als ze de chocomel ook op heeft, staat Wolfs op uit de stoel waarin hij al een tijdje zit. Hij wil haar de ruimte geven na de schrikreactie van daarnet. Terwijl Eva haar tanden poetst ruimt hij beneden nog wat dingen op. Als hij de fles whisky ziet staan trekt hij hem naar zich toe. Hij opent het goedje en pakt een glas. Even twijfelt hij. Eva heeft een hekel aan alcohol. Het doet haar aan vroeger denken. Aan haar vader. Beter van niet. Met een zucht draait hij de dop weer op de fles. Hij steunt met zijn handen op het keukenblad en haalt een paar keer diep adem. Probeert zijn gevoelens een stukje dieper weg te stoppen. Eva is het belangrijkst nu. Eva. Mijn lieve Eva. Een traan loopt over zijn wang. Ik had haar godverdomme nooit alleen moeten laten gaan hardlopen. Zijn verdriet maakt plaats voor razernij en in een waas slaat hij wild om zich heen. 'Wolfs!', haar stem klinkt schril, geschrokken. 'Wolfs, stop!', op haar blote voeten loopt ze van de trap naar de keukentafel. Hij draait zich om en ziet door zijn tranen heen dat ook zij tranen in haar ogen heeft. Nog steeds geschokt kijkt ze van hem naar de ravage die hij zojuist heeft aangericht. Hij volgt haar blik en ook hij schrikt. Er ligt glas door heel de keuken heen. Hij moet zich aan een keukenstoel vasthouden om niet ineen te zakken. Snel gaat hij zitten. 'Het spijt me, Eef', zijn stem klinkt gesmoord, zijn hoofd in zijn handen. 'Het geeft niet', hij voelt hoe haar handen zich om de zijne vouwen en kijkt op. Ze is tegenover hem gaan zitten en kijkt hem rustig aan. 'Ja, het geeft wel', hoe kan ze hem nu opeens zo rustig aankijken. Zo liefdevol, bezorgd. Ze schudt haar hoofd. 'Kom, we gaan slapen', ze pakt zijn hand en trekt er voorzichtig aan. Wolfs kijkt haar vragend aan. 'Dit ruimen we morgen wel op. En...', hij ziet dat ze moeite heeft de volgende woorden uit te spreken, 'ik slaap liever niet alleen, vannacht'. Ze wendt haar blik af. Ze hebben de afgelopen twee dagen ook samen geslapen, maar toch voelt het nog niet als vanzelfsprekend. Hij knikt en knijpt even in haar hand, voordat ze samen naar boven lopen.

Eva heeft zoals gewoonlijk zijn overhemd aan en daaronder shorts. Wolfs slaapt normaal in alleen een boxer, maar heeft nu een shirt en een joggingsbroek aangetrokken. Hij wil niet dat Eva zich ongemakkelijk voelt. Hij neemt haar dan ook pas in zijn armen als zij daar om vraagt. Ze kruipt dicht tegen hem aan, haar gezicht in zijn nek, haar armen tegen zijn borst, haar knieën opgetrokken. De foetushouding maakt dat ze zich veiliger voelt en Wolfs' sterke armen houden hopelijk de nachtmerries tegen. In beide hoofden speelt de afgelopen dag zich als een film af. Eva is zowel fysiek als mentaal uitgeput, maar ze kan de slaap niet vatten. 'Weet je zeker dat je niet zo'n pilletje wilt?', vraagt hij als het 2 uur is en ze nog steeds niet slaapt. Ze heeft wat tabletten meegekregen vanuit het ziekenhuis die zowel kalmerend als slaapverwekkend zouden werken. 'Ik weet het niet...', zucht ze. Ze heeft vandaag al heel wat medicatie geslikt. Een morning-afterpil, pijnstillers, antibiotica... En dat terwijl ze een hekel heeft aan pillen. Wolfs heeft het doosje in zijn hand, Restoril, heet het goedje. Dokter Willems heeft gezegd dat het binnen 15 minuten zou werken. Ze heeft 10 capsules meegekregen, langer moet het eigenlijk niet gebruikt worden, want het kan verslavend werken. Iets wat Eva nog veel meer tegenstaat. 'Eef, je bent anders dan hij. Ik denk dat het je zal helpen. Je hebt je slaap zo hard nodig', hij kijkt haar bezorgd aan, 'maar alleen als je je er fijn bij voelt', voegt hij er nog aan toe. Met dikke ogen van vermoeidheid en al het huilen kijkt ze hem aan. 'Je blijft bij me, hè?', waarom ze bang is dat hij het bed verlaat, weet ze niet zeker. Eigenlijk voelt het alsof ze op het moment helemaal niets zeker weet. Het enige wat ze weet is dat ze boos is. Boos, bang en verdrietig. En moe. Zó moe. Wolfs knikt. Natuurlijk blijft hij bij haar. Hij geeft haar het doosje en pakt een glas water. Als ze het pilletje heeft doorgeslikt glimlacht hij flauwtjes, 'wil je nog een nachtzoen?'. Ook op haar gezicht verschijnt een kleine glimlach, natuurlijk wil ik dat. Voorzichtig plaatst hij zijn lippen op de hare, waarna ze weer dicht tegen hem aankruipt. 'Ik hou van je, Eef', fluistert hij in haar oor en al snel valt ze in slaap.

LittekensWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu