13 - Overmoed

29 3 0
                                    

De ruïne was het eerste teken van mensachtige beschaving dat ze hier tegenkwam. De aanblik ervan vulde haar met hoop: misschien was er inderdaad een stad. Als haar vader hier ongewild beland was, dan zou hij daar toch ook naartoe gaan?

Evens dacht ze aan de jongen die ze vannacht had gezien. Hoewel hij er zeker niet uit had gezien als de jongens uit haar dorp, had hij wel menselijk geoogd. Woonden er dan toch mensen in de Moren? Of was hij een soort persoonlijke bediende van Maleficent?

Haar ogen gleden weer naar de ruïne toe. Bovenop een helling stonden de restanten van drie muren. De stenen waren met mos bekleed en slingerplanten hadden zich eromheen gekruld, alsof de natuur deze menselijke sporen wilde uitwissen.

'Ik wil er even naar kijken ... Raaf.'

Haar band met de vogel was inmiddels zo hecht geworden dat ze hem graag een naam wilde geven, maar gezien ze niet eens wist of het een mannetje of een vrouwtje was, koos ze maar voor de meest voor de hand liggende benaming die in haar op kwam.

Raaf kraste zo luid dat het net een protest leek. Hij bleef voor haar gezicht zweven en kraste nogmaals.

'Wat is er? Is het onverstandig om naar de ruïne te gaan of vind je Raaf geen leuke naam?'
De vogel liet opnieuw zijn schelle geluid horen en vloog toen weg, in het verlengde van het pad. Alesana zuchtte. Ze begreep de boodschap van de vogel, maar was te nieuwsgierig om dit stukje beschaving gewoon voorbij te lopen. Het waren slechts een paar muren, zoveel kwaad kon daar toch niet in schuilen?

Koppig stapte ze van het pad af en beklom de heuvel. De toren leek te groeien bij iedere stap die ze zette. Enkele ogenblikken later had ze de muur bereikt. Ze moest haar hoofd in haar nek leggen om de bovenkant te zien. Opgetogen liep ze een rondje om het gebouw. Raaf was weer teruggekomen, maar keek vanuit een nabije boom toe, alsof hij niet dichterbij wilde komen.
Een vreemde tinteling trok door haar vingertoppen toen ze de muur aanraakte. Het steen was warmer dan ze verwacht had, maar ze kon geen warmtebron ontdekken. Er was iets vreemds aan de hand met deze ruïne, al was er niets te zien dan de hoge muren en een stapel afgebrokkelde stenen.

Alesana greep de klimplanten vast. Als ze naar boven klom, zou ze een beter overzicht van de omgeving hebben. Misschien zag ze dan wel de stad waar deze toren toe behoorde. Ze nam tenminste aan dat een toren op zich geen belangrijke rol kon spelen.

Met behulp van de stevige klimplanten wist ze boven te geraken. Af en toe stond ze op het punt om te vallen, maar vreemd genoeg was er geen spoortje angst in haar lichaam te bekennen. Ze voelde enkel een vastberadenheid die ze niet kon onderbouwen.

Eenmaal op de muur ging ze zitten. Haar benen bungelden over de rand. Verwonderd keek ze om zich heen, naar de wereld die aan haar voeten lag. Het uitzicht was schitterend. Met vruchten beladen bomen vulden de heiden die tussen de in het zonlicht badende, felgekleurde meren lagen. Alesana kon haar ogen nauwelijks geloven. Waren die wateren echt van het zuiverste rood en diepste groen of was dit een zinsbegoocheling? De toren had hoe dan ook een vreemde uitwerking op haar. Ze voelde zich bijzonder moedig en was ervan overtuigd dat ze een nieuwe troep vleermuizen moeiteloos zou kunnen verslaan.

Over haar schouder blikte ze naar Raaf, die zich nog steeds als een lafaard tussen de takken verscholen hield. 'Kom ook!' Lachend wuifde ze naar hem. 'Het is maar een muur! Niets om bang voor te zijn.'

Zonder zijn gebruikelijke gekras bleef de vogel haar aankijken, alsof hij tot haar probeerde door te dringen. Alesana draaide haar gezicht weer naar het landschap toe. Haar blik gleed over de meren, valleien en de bergkammen in de verte, die nog veel hoger waren dan de toren waarop ze nu zat. Nergens was een stad te bekennen. Nergens waren sporen van een samenleving, alsof Raaf en zij de enigen waren. Of niet?

Toen ze haar gezicht naar Raaf toe wilde draaien, zag ze vanuit haar ooghoeken een beweging. Diep onder haar en dwars door het struikgewas ploeterden rode schimmen. Haar zicht was niet scherp, maar ze leken armen en benen te hebben. Met een schok constateerde ze dat ze dwars door een reeks bomen heen keek.

'Raaf!' riep ze uit. 'Wat gebeurt er!'

Ze draaide zich zo gehaast naar de raaf toe dat ze met haar hand op een loszittende steen leunde. Nog voordat haar ogen de vogel hadden gevonden, schoot de steen weg en verloor ze haar evenwicht. Gillend graaide ze naar houvast, maar ze draaide in haar val en kon niet meer met haar handen bij de klimplanten komen. Voordat ze de gevolgen daarvan kon beseffen, viel ze al op de grond en werd ze opgeslokt door een angstaanjagende Niets.

Hunters ✔ [Nederlandse versie]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu