50 - Een avontuur ten einde

25 2 1
                                    

Diaval keek omhoog. De zwerm vuurvliegjes verspreidde nog steeds hun dreigende gloed en waren ver genoeg om niet herkend te worden. Toch wilde hij hier zo snel mogelijk vandaan.

Het kamp was verlaten. Ze wierpen snelle blikken in de verschillende tenten en het was uiteindelijk Roran die hem riep.

Diaval duwde het tentdoek opzij. Op de grond lag een man, bloedend uit verschillende wonden. Zijn ogen waren opgezwollen en blauw.

'Is dit haar vader?' vroeg hij indringend.

Roran knikte en knielde naast de man neer. Hij tilde de man op, die door die beweging begon te kreunen.

'Het komt goed, Daniël,' suste Roran. 'Ik breng u ver bij deze wezens vandaan. Alesana wacht op u.'

De man mompelde onverstaanbare woorden.

Diaval stapte de tent uit. Zijn maag kolkte. Hij wist niet hoe slecht de man eraan toe was, maar hem hier laten was sowieso geen optie. Het gaf hem een wrang gevoel dat hij zijn mogelijke schoonvader onder deze omstandigheden moest ontmoeten.

Diaval en Roran liepen het kamp uit. Hier en daar zag hij schaduwen, maar geen Grimm bleek het de moeite waard te vinden om te stoppen. Het maakte hem onrustig. Hadden ze wat ze werkelijk wilden hebben?

Met zijn adem nauwelijks onder controle legde hij het laatste stuk af naar de boom waar hij Alesana had achtergelaten. Een golf van opluchting ging door hem heen toen hij zag dat ze er nog steeds stond, gezond en wel. Naast haar stond Maleficent.

Hij staarde de vrouw aan. Zijn relatie met Maleficent was altijd al moeilijk te omschrijven geweest. Was het vriendschap? Was hij haar onderdaan? Hij wist het niet, maar hij was er zeker van dat ze hier nu niet zonder reden stond.

'Pap!' Alesana snelde naar hen toe en knielde bij haar vader neer zodra Roran de man op de grond had gelegd.

Haar lip begon te trillen en het duurde niet lang voordat haar tranen als diamanten op haar wangen schitterden.

Diaval wist dat ze verder moesten. Zo dicht bij het kamp van de Grimm waren ze allesbehalve veilig. Toch gunde hij Alesana een moment met haar vader.

Hij keerde zich naar Maleficent en trok vragend zijn wenkbrauwen op.

'De Grimm zijn niet van nature slecht, dat is geen enkel volk. Er was een onruststoker die hier in Gorghlars naam opereerde en die zijn soortgenoten ophitste.'

Diaval hoefde niet te vragen over welke Grimm ze het had. Al vanaf het begin had hij gevoeld dat de Grimm die ze ontmoet hadden niet helemaal zuiver was. Veel andere opties hadden ze echter niet gehad. Iedere hulp was welkom.

'Waarom wilden ze de vader van Alesana hebben?'

'Het was hen niet om hem te doen. Ze wilden zijn dochter. En zijn vrouw. Je weet hoe machtig hun ogen zijn.'

Diaval slikte. Hij zag een beeld van Alesana voor zich, met ogen die uit de kassen waren gesneden om dingen in glas te kunnen veranderen. Of in goud of zilver in een verder stadium.

'Kun je hem genezen?' vroeg hij hoopvol aan Maleficent. 'We moeten hier vandaan.'

Hij wist niet precies hoe ver de kracht van Maleficent reikte, maar als ze hem in een vogel kon veranderen dan kon ze ook wonden genezen.

'Ik weet niet goed welke uitwerking mijn magie op een mensenlichaam heeft. De kans bestaat dat ik de verwondingen alleen maar erger maak.'

Alesana keek op. Haar hand rustte tegen de wang van haar vader. 'We brengen hem naar mijn moeder.'

'Dan zal ik niet met jullie kunnen meegaan. Ik wens niet te weten waar het Hart zich bevindt, zodat ik het aan niemand kan verraden.' Maleficent keek Roran met een strakke blik aan.

De jongen slaakte een diepe zucht. 'Ik denk dat het beter is als ook ik mij daar vandaan houd. Naar wat ik heb begrepen, kan mijn komst daar jullie alleen maar in gevaar brengen.'

Een glimlach van goedkeuring verscheen op Maleficents lippen. 'Een wijs besluit. Ik zal je terugbrengen naar de mensen.'

Alesana liep naar haar vriend toe en omhelsde hem. 'Ik kom binnenkort weer thuis, dat beloof ik.'

Diaval sloeg zijn blik neer. Dit avontuur was bijna ten einde. Hield dat in dat hij Alesana nooit meer zou zien? Hij geloofde niet dat hij zich op zijn plaats zou voelen tussen de mensen, hoeveel hij ook van Alesana hield. De Moren was zijn thuis.

Ze bereikten de grot. Alesana's vader mompelde nog steeds woorden die hij niet begreep, maar hij slaagde er wel in om zichzelf in beweging te houden. Het was een opluchting dat steun bieden genoeg was. Diaval was immers minder breed gebouwd dan Roran en hij wist dat hij niet kilometers lang een volwassen man kon dragen.

'Mam!' riep Alesana. De grot droeg haar stem verder dan ze waren. 'Mam, je moet ons helpen.'

Een snik klonk door in haar stem.

Uiteindelijk bereikten ze de gouden beelden die hen in het begin zo veel angst hadden aangejaagd. Inmiddels voelde Diaval geen medelijden meer met hen. Als het types als de Grimm waren geweest, dan was dat hun verdiende loon.

Medusa stond hen bij de poort op te wachten. Hij had respect voor haar standvastigheid. Zelfs bij de aanblik van haar gehavende echtgenoot verliet ze haar post niet.

'Och lieverd.'

Alesana en Diaval hielpen de gewonde man naar binnen, waar ze hem in een bed van gras neerlegde. Terwijl Medusa zich over de man heen boog, keken Diaval en Alesana vanaf een afstandje toe. Aarzelend legde hij een arm om haar heen.

Haar betraande ogen waren op haar vader gefixeerd. De tas die ze bij zich had gehad en op de grond had gezet, viel om en begon te bewegen. Diaval was perplex toen er een Wensdiertje uit gekropen kwam dat zijn draakachtige staart om Alesana's voet wikkelde.

'Zie je,' fluisterde Diaval. 'Het komt goed.'

Hunters ✔ [Nederlandse versie]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu