21 - Wezens van duister en licht

26 3 0
                                    

Diaval kreeg het warm toen het Wensdiertje zich tegen Alesana aan nestelde. Hij voelde het tot in de uiteinden van zijn vleugels en moest zijn best doen om geen grotere gedaante aan te nemen. Wensdiertjes waren zeer zeldzaam. Hij had er slechts één keer eerder een gezien en hij wist dat ze zich alleen aan wezens toonden die een onberispelijk hart hadden, maar in een groot gevaar verkeerden. Ze waren wat de mensen beschermengelen noemden.

Ze waren zo oud als het woud en bezaten een kracht waar niemand zich een voorstelling van kon maken. In de loop der eeuwen was er hevig op ze gejaagd, zoals op alles waar wezens profijt van dachten te kunnen hebben. Was dat ook de reden dat er op Alesana werd gejaagd? Wat wilden ze van haar hebben?

De komst van het Wensdiertje stelde hem gerust. Alesana had iets gedaan wat niet aan mensenhanden kon worden toegeschreven. Toch was het niets kwaadaardigs; dan zou het dier haar niet hebben opgezocht. Wellicht was hij er juist om haar te vertroosten, om haar het gevoel te geven dat ze niet aan zichzelf hoefde te twijfelen.

Diaval staarde naar de weerspiegeling van zichzelf in het water. Jij had haar dat ook kunnen vertellen.

Opnieuw stond hij op het punt om zichzelf aan haar bekend te maken. Toch was hij nog steeds bang. Ze had al zoveel aan haar hoofd en haar trouwe raaf was het enige onveranderlijke aan haar huidige situatie. Wilde hij dat echt van haar afnemen, ondanks de meerwaarde die hij zou hebben in een menselijke vorm? Ze zat al zo erg met zichzelf in de knoop. Zijn geheimpje kon ze er nu vast niet bij hebben.

Diaval hief zijn kop toen hij voetstappen hoorde. Zijn hart schoot in zijn keel toen hij zag wat er achter Alesana stond. Het wensdiertje verloor zijn kleur en werd onzichtbaar, maar het meisje kon die truc niet uitvoeren. Haar gezicht trok bleek weg en Diaval voelde de paniek door zijn lichaam golven. Het was meer dan zijn lichaam aankon.

Hij probeerde zijn angst de baas te blijven. Alesana had zich al eerder gered. Ze kon dit ook.

'Wie bent u, vreemdeling?' klonk de stem van de Grimm.

Diaval hoorde Alesana nerveus uitademen. Was ze blij dat hij kon spreken? Haar blik gleed over de torso van het wezen dat tegenover stond. Als Diaval wangen had gehad, waren ze ongetwijfeld rood geworden, want in een vlaag vroeg hij zich af of ze onder de indruk was van de spieren die hij haar zo nonchalant toonde.

De Grimms waren mooie verschijningen, met hun gouden haren tot op hun rug, hun smetteloze gezichten en hun getrainde paardenlijven.

En ze zijn gevaarlijk, probeerde Diaval zich weer bij de les te brengen. De vergulden schedel die hij op zijn hoofd droeg, met de ramshoorns die zijn eigen gewei kruisten, toonde uit zichzelf al dat het geen schermutseling uit de weg ging. De Grimm bracht zijn hand naar zijn middel, waar een brede, zilveren band de overgang van zijn mensen- naar zijn paardenlijf bedekte. Er zaten verscheidenen wapens aan vast gesnoerd.

Alesana opende haar mond om te antwoorden. Diaval kon zich niet aan de angst onttrekken dat de Grimm haar geen gelegenheid zou bieden om haar zinnen te voltooien. Hij vloog overeind, veranderde vlak voor hij landde in een mens en trok een dolk uit de schede die op de heup van de Grimm rustte en drukte die tegen zijn nek. 'Verroer je niet.'

Hunters ✔ [Nederlandse versie]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu