Hoofdstuk 1

366 16 1
                                    

Langzaam word ik wakker. Ik rek mijn vingers uit en heb het gevoel alsof mijn botten ijs zijn.
ik wil in mijn ogen wrijven, maar ik besef iets wat mijn hele lichaam laat trillen, ik kan het niet.
Ik doe langzaam mijn prikkende ogen open en kijk om me heen. Dat kan ik ook niet.
"Ben ik dood?" Die vraag komt in mijn hoofd naar boven en blijft daar hangen. Ben ik echt dood? Ik probeerd mijn vingers te buigen, dat lukt wel, maar mijn handen blijven op dezelfde plek.
Er snijd iets in mijn pols en ik schrik me dood. Stil blijf ik zitten en ik luister. Alles is stil.
"Maak je niet druk! Je bent in iedergeval niet dood." Oké... daar kan ik veel mee. Ik beweeg mijn handen weer met veel moeite en weer die snijdende pijn. "Ik ben niet dood, ik zit vastgebonden!" Gelijk overspoeld een blij gevoel mij, maar dan verdwijnt het als sneeuw voor de zon. Als ik niet dood ben, waar ben ik nu dan?
Als door de duivel geroepen hoor ik plots stemmen, mannen stemmen en één van een vrouw. Ze lijken blij en bezorgt teglijk. Iemand zegt iets en de vrouw stoot een soort histerische lach uit waardoor mijn haren overeind gaan staan. Dan klinken er voetstappen. Langzaam komen ze op me af.
Ze stopen vlak voor mij. 'Is dit het?' Zegt de vrouw met de histerische lach. Het klinkt wel alsof ik niets ben, zoals zij het zegt. 'Ja, ze stribbelde wild tegen en we hebben haar een slaapmiddel gegeven, ze weet nu niks meer van haar verleden.' 'Mooi,' zegt de vrouw. 'Ik zal het aan hem doorgeven.'
Er word iets voor mijn ogen weggehaald en plots zie ik alleen maar een vel wit licht. Ik knipper hevig met mijn ogen tot ik aan het licht gewend ben en kijk dan recht in het gezicht van de vrouw. Ze heeft een veel te mager gezicht, zwarte ogen met een langwerpige pupillen en lang zwart haar dat in vette slierten langs haar gezicht valt.
'Zo kleine laura, jij vraagt je zeker af wat je hier doet, he?' Zegt ze met een gemaakt kinderstemmetje alsof ik een baby ben. Ik zeg niks en keek haar koppig aan. 'Geef antwoord!' schreeuwd ze plots en zo hard dat mijn oren ervan zuisen. De tranen springen in mijn ogen en ik schud mijn hoofd voordat ze nog meer kon gaan schreeuwen. 'Ja...ja. kleine laura vraagt zich niet af wat ze hier doet. Liegen tegen mij is niet verstandig klein mormel ...' 'noem me niet zo!' Schreeuw ik terug.
De vrouw grijnst alsof ze gehoopt had dat ik haar zou tegenspreken. 'Ik zou op je woorden letten kleine laura' zegt ze weer met dat vervelende kinderstemmetje en ze haald iets uit haar zak wat ze voor mijn neus laat ronddraaien.
Ik schrok me weer te pletter en ik zie dat het een glimmend, vlijmscherpe dolk is met een kort handvat en een lang lemmet.
Wil ze me werkelijk pijn gaan doen?
Maar zo te zien is mijn bange gezicht al voldoende want ze zegt niks meer en bind weer een doek voor mijn ogen.
Stil blijf ik zitten. Ik hoor voetstappen en dan is het stil.

Eerst vraag ik me af of dit wel werkelijk gebeurd is. Het moest zo zijn... ik ben hier natuurlijk geen bal mee opgeschoten, maar een ding weet ik zeker.
Ik moet hier zo snel mogelijk weg.

de stad van Elfen IWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu