Hoofdstuk 7

147 9 1
                                    

De volgende morgen word ik wakker van de volgels die fluiten.
Anna en Jarno zijn al alles aan het opruimen.
Gisteren, nadat mij was verteld dat we naar de stad van elfen gingen, was mij ook verteld dat ik misschien wel een nieuw wezen was, een nieuw soort.
Ik vond dat raar, vooral toen Anna zei dat ik het meest leek op een vampier, maar dat had ik ook eigenlijk wel verwacht.
Daarna was ik gelijk gaan slapen
Ik sta op en help met het opruimen en een uur later zijn we weer onderweg.
De dagen daarna verrandert het landschap erg. Het bos verranderd in kale vlaktes en daarna weer in bergen met smalle steile paadjes.
Na een week wandelen zie ik een kleine glinstering tussen de bergen.
Ik denk eerst dat het de zon is, maar hoe verder we lopen, merk ik dat het de weerkaatsing van licht is op een reuzachtige wit met licht blauwe toren.
Dat is waarschijnlijk de stad van Elfen.
Hoe dichter bij we komen, hoe meer ik van de stad wil zien.
Na vier dagen komen we aan bij de stad en ik kijk mijn ogen uit.
Een grote stenen muur omringd stad, de torens zijn van wit steen met licht blauwe puntige daken. We lopen door een grote houten poort de stad in.
Er zijn allemaal elfen in de stad. Ze kijken mij allemaal wantrouwend aan, dat is wel iets wat de stad een beetje somber maakt. Wat ook raar is, is dat iedereen verschrikkelijk serieus is. Er spelen ook geen kinderen buiten en alles is verschrikkelijk netjes, wat naar mijn idee toch meestal niet zo is in een stad, maar na die puntjes is het echt een verschrikkelijk mooie plek.
'Welkom in Aneasa' zegt Anna. 'De stad van elfen.'

de stad van Elfen IWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu