Hoofdstuk 6

170 11 0
                                    

Een paar uur later lopen we door het bos. Ik voel me een stuk veiliger met deze twee mensen (al tweifel ik of het echt mensen waren,) want ze hebben wapens en kennen hier beter de weg.
Ik loop naast Anna en Jarno loopt achter ons. Nu ik mij meer op mijn gemak voel bij hen kwam die irritante honger weer terug. Ik probeer het niet te laten merken, maar Jarno krijgt het natuurlijk weer door en stopt met lopen.
'Wat is er?' Vraagt Anna en ik kijk ook achterom. 'Hier' zegt Jarno en hij pakt een appel uit zijn kleine rugtas. Ik kijk hem dankbaar aan. 'O...natuurlijk, ik was vergeten dat je honger had.' Zegt Anna langzaam. 'Geeft niet' zeg ik en ik neem dankbaar een hap van de appel. We lopen weer verder.
We lopen lang verder en stopen pas als Jarno het zegt. Ik maak een klein vuur en Anna en Jarno gaan op jacht. Niet veel later zitten we rond ons kleine kampvuur en kauwen we op een vers gebraden konijn.
Ik heb het eerst zielig gevonden toen ze aan kwamen lopen met 2 dode konijnen. Maar toen Jarno geïrriteerd had gezegd dat ze toch al dood waren, hield ik mijn mond.
Het begint te schemeren en we doven het vuur om niet op te vallen en spreken af dat Jarno eerst de wacht houd, daarna ik en dan Anna.
Terwijl Jarno een paar meter verderop zit probeer ik te slapen, maar het lukt niet. Ik heb het niet koud, maar ik ben bang dat er elk moment iemand uit de bosjes kan springen die kwaad in de zin heeft.
Uiteindelijk ben ik toch in slaap gevallen want iets later word ik zachtjes wakker geschut. 'Het is jouw beurt om de wacht te houden, Laura' fluisterd Jarno.
Ik knipper met mijn ogen en ga overeind zitten. 'Oke, tot zo,' fluister ik en ik ga op de plek zitten waar Jarno net zat. Het is erg saai werk. Ik staar het donker in, maar toch ben ik niet erg moe meer door het kleine hazenslaapje dat ik net heb gehad.
Ik weet alleen niet wanneer ik Anna wakker moet maken, maar gelukkig hoef ik daar niet lang over te peinzen want opeens zit ze naast me.
Ik schrik me natuurlijk weer dood...
'Hoe gaat het?' vraagt Anna 'o...het gaat wel.' zeg ik. 'Met mij ook...' zegt Anna.
Ik kijk haar aan. Ze ziet er allesbehalve goed uit, maar ik zeg er niks van en knik alleen maar. 'Kon je niet slapen?' vraag ik aan haar.
'Nee' zegt ze. 'Ik moest de hele tijd aan... Aan waar we nu heen gaan denken...' het blijft even stil. 'En waar gaan we heen?' Anna kijkt me peinzend aan. 'Ik weet niet of ik het zeggen mag... We ehh...' Anna lijkt niet goed te weten wat ze moet zeggen. 'We gaan naar de stad van Elfen' zegt ze uiteindelijk. Ik trek mijn wenkbrauwen op. 'Elfen?' ' ja, ik weet niet of ik het mag vertellen, maar vroeg of laat kom je er toch achter.' zegt Anna. 'Ik en Jarno wonen daar... Wij zijn ook elfen...'

de stad van Elfen IWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu