Hoofdstuk 13

101 6 0
                                    

Ik vond het best wel logisch dat de mensen in de stad de vampiers verdenken.
Bloedloze lichamen, wie zouden dat anders kunnen zijn dan de vampiers?
Na het eten het avond eten liep ik gelijk naar mijn kamer.
De rest van de avond zat ik wat te schrijven en te lezen en daarna ging ik slapen.
Die week daarna verliep vooral hetzelfde: eten, vervelen,eten, slapen, eten, vervelen, eten etc.
Een week later, toen ik van plan was hetzelfde te gaan doen als de afgelopen dagen, kwam Ariël binnen.
"Hey" zegt ze en ze gaat kaarsrecht op mijn bed zitten.
Ik zit op mijn bureaustoel en kijk Ariël met opgetrokken wenkbrauwen aan.
"Ehhh... Goedemorgen."
Ze glimlacht en wordt dan serieus.
"Ik heb even een vraagje... De generaal en ik zijn het erover eens dat we moeten proberen te weten te komen wat jouw verleden is, om erachter te kunnen komen van welk soort je bent.
Ben je bereid daaraan mee te werken?"
Ill... De generaal.
Ik knik maar. "Goed" ik heb toch niks beters te doen.
"Oke... " Ariël wees naar het papier waarop ik aan het schrijven was.
"Eigenlijk hoef je er weinig voor te doen. Je hoeft alleen alles op te schrijven wat je denkt dat nuttig is, meer niet.
De generaal denkt namelijk dat je gedachten eens terug zullen moeten komen en Maria is het daar ook mee eens."
Maria?
"Wie is Maria?"
"O... Ja sorry, dat is de heks van het hof. Ze kwam een keer langs en is toen nooit meer weg gegaan. Zij is de enige hier die hier woont en geen elf is."
Maria is dus een heks.
"Wat je hebt opgeschreven leveren we dan bij haar in, zij weet er wel raad mee."
Ik knik weer.
"Het kan zijn dat ze één deze dagen langs komt, dat je dat even weet." zei Ariël met een knipoog.
We praten nog wat en na een tijdje gaan we ontbijten.
De rest van de dag ben ik in de bibliotheek en graaf in mijn geheugen, maar ik kan niks nieuws vinden.
Voorderest lees ik wat in de boeken, vooral over de verschillende wezens die hier leven, maar geen enkele lijkt op mij, op de vampiers een beetje na.
De volgende dag wordt ik vroeg wakker. Het is nog helemaal donker.
Ik steek wat kaarsen aan en was mijn gezicht.
De eetzaal is waarschijnlijk nog dicht dus ik loop naar het raam en kijk naar de sterren.
De tijd tikt langzaam voorbij.
De maan schijnt vel en is helemaal rond.
Ik zucht en leg mijn hoofd tegen het koele raam.
Het wordt langzaam lichter, veel te langzaam.
Als ik denk dat de eetzaal nu wel open zal zijn loop ik de kamer uit en vertrek naar de zaal.

de stad van Elfen IWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu