Hoofdstuk 25

80 5 0
                                    

In de straat zie ik geen hand voor ogen, maar gellukig komt er  al snel een eind aan.
Aan de linkerkant van de straat verschijnt een kleine herberg met de deur wagewijd open en een uithangbord aan de muur met daarop de naam de zwarte zwaan.
Ik loop naar binnen. Het is er een stuk warmer, ook al staat de deur wijd open en er is bijna niemand.
Er zit alleen een oude man aan een tafeltje in de hoek en er staat een stevige vrouw aan de balie.
Ik vraag wat te eten en ze kijkt mij ook met opgetrokken wenkbrauwen aan, maar ik reageer daar niet op.
Ze geeft mij een stuk brood met soep en ik blijf aan de bar zitten terwijl ik het op eet.
"Ben je hier weleens vaker geweest, meisje?" vraagt ze.
Ik schud mijn hoofd. "Nee, ik zoek een familielid van mij die hier in de buurt woont." ze knikt begrijpend.
"Wil je hier ook overnachten?" ik knik en ze geeft mij de sleutels van een kamer en ik geef haar wat geld voor het eten.
Ik bestel nog wat te drinken.
"Er zijn bijna nooit bezoekers hier." zegt ze plotseling.
Ik zou niet weten wat ik hier op moet antwoorden.
"Jij bent ook vampier toch?" vraagt ze ineens vijandig.
Ik schrik er van.
"Half, hoezo?" ze schud haar hoofd en haar blik verzacht weer.
"Er worden geen mensen, elfen, weerwolven of andere wezens toegelaten in de stad van de nacht en aangezien we daar dicht bij in de buurt zijn..." ik knik. Ik had dit eigenlijk al wel verwacht.
"Wat doen jullie met degene die toch binnen komen?" vraag ik.
De vrouw haalt haar schouders op.
"Dat ligt er aan, minstens een paar jaar in de kerkers, maar als ze zich ook nog misdragen, zorgen wij ervoor dat ze de stad niet levend meer verlaten." zegt ze en ze lacht haar hoektanden blood.

de stad van Elfen IWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu