In het ziekenhuis aangekomen, kon het wachten beginnen. Wolfs hebben ze meegenomen een kamer in. Ik werd bij de deur tegengehouden en moest maar plaatsnemen in de wachtruimte. De tranen stromen weer volop over mijn wangen. Wat nou als die ambulance broeder gelijk krijgt en Wolfs het niet overleeft. Wat moet ik dan? Wat heeft mijn leven dan nog voor zin? Door Wolfs ben ik weer van het leven gaan genieten. Ben ik dingen meer gaan waarderen. Door hem weet ik wat echte liefde is. Tenminste dat denk ik nu te weten. Ik heb dit nog nooit eerder gevoeld. Ook niet toen met Frank. Frank en ik waren meer als goede vrienden. Tenminste zo voelde dat voor mij, achteraf gezien dan. Door Wolfs ben ik me daar bewust van gaan worden. Eigenlijk heb ik hem daar nooit voor bedankt. Nog een reden waarvoor hij het wel moet overleven. Ik moet hem echt laten weten, dat ik hem dankbaar ben voor alles wat hij voor mij heeft gedaan.
Mijn telefoon gaat. Ik heb geen zin om op te nemen. Mijn hoofd staat op dit moment wel ergens anders naar. Even later gaat hij nog een keer. Weer neem ik niet op. Als ik voor de derde keer wordt gebeld kijk ik maar wie het is. 'Mechels' zie ik staan. Laat ik dan nu maar opnemen. Die weet natuurlijk niet waar ik ben. Ik heb haar nadat ik Wolfs heb gevonden niet meer gesproken. 'Eva' 'Ja Van Dongen, waar zit je nou? Ik heb je al twee keer eerder gebeld en je neemt gewoon niet op?!' Ik hoor aan haar stem dat ze er niet echt blij mee is, dat ik niets heb laten weten. 'Sorry, ik heb Wolfs gevonden, maar hij ademde niet meer en hij had ook geen hartslag meer. Ik ben nu in het ziekenhuis en ze zijn met hem bezig, maar de kans dat hij het haalt is heel klein.' Ik moet moeite doen om niet aan de telefoon weer in huilen uit te barsten. 'Oh god nee toch?' zegt Mechels geschrokken. 'Ik stuur Marion naar je toe om je bij te staan. Laat het me alsjeblieft weten als je iets hoort.' 'Doe ik' is mijn korte antwoord. Zonder nog gedag te zeggen hang ik op. Ik ben eigenlijk wel blij dat Marion naar me toe komt. Zo is het wachten op nieuws toch iets minder vervelend.
'Eva, hoe is het? Heb je al iets gehoord?' Ik zie aan Marion dat ze ook is geschrokken van het nieuws. 'Het gaat. Ik heb nog niks gehoord over Wolfs.' Ik krijg een dikke knuffel van Marion. 'Het komt goed Eef. Wolfs is een taaie. Hij gaat het halen.' Het doet me goed dat Marion dat zegt. Wolfs is inderdaad een taaie. Maar toch ben ik bang. Bang dat hij het niet haalt en ik alleen achter blijf. Marion is net koffie aan het halen, als er een arts de kamer uit komt lopen. 'En?' vraag ik hem ongeduldig. 'Uw vriend is er slecht aan toe. Hij wordt op dit moment beademt, omdat hij daar nu niet zelf toe in staat is. We kijken de komende vierentwintig uur aan. Als er dan geen verbetering in zit, wordt de kans op overleven zo klein, dat de vraag dan is of we door moeten gaan met hem te beademen.' 'Mag ik naar hem toe?' 'Ja dat mag maar niet te lang. Niet meer als een persoon tegelijk en zo rustig mogelijk.' De arts geeft nog een kort knikje, waarna hij wegloopt. Met lood in mijn schoenen loop ik zijn kamer binnen.
Hij ziet er nog slechter uit dan in de ambulance. Alle kleur is uit zijn gezicht verdwenen. Ik ga zachtjes zitten op de stoel naast zijn bed en pak zijn hand vast. Zo blijf ik zitten tot er een verpleegster binnenkomt om te zeggen dat ik moet gaan. Ik mag vanavond weer terugkomen. Ik loop de kamer uit en zie Marion zitten. 'Kom Eef, dan ga je lekker met mij mee naar huis. Dan ben je niet zo alleen.' 'Bedankt Marion, maar dat hoeft niet. Ik ga liever gewoon naar de Ponti. Kun je me daar afzetten?' 'Natuurlijk, maar bel me als er iets is of als ik iets voor je kan doen.' Ik schenk haar een flauwe glimlach en laat me door haar afzetten bij de ponti.
Ik weet niet zo goed wat ik moet doen, dus besluit ik maar even lekker te gaan douchen. Misschien kan ik daarmee alle nare gedachten even van me afzetten. Na een half uur te hebben gedouched kom ik er onder vandaan. Ik droog me af en trek schoon ondergoed aan. Ik loop naar de slaapkamer om daar een overhemd van Wolfs aan te trekken. Ik stap in bed en ga aan zijn kant liggen. Zo kan ik toch zijn heerlijke geur ruiken. Nog voor ik in slaap val zet ik mijn wekker. Ik wil natuurlijk het bezoekuur niet missen.