Hoofdstuk 9

690 24 2
                                    

We waren hand in hand naar huis gegaan. Eenmaal thuis aangekomen gingen we gelijk door naar bed. Helaas niet samen in bed, maar ieder in ons eigen bed. Ik wilde zo graag dat Wolfs bij mij zou komen slapen, maar ik durfde het niet te vragen.

De volgende morgen waren we alweer vroeg op het bureau. We hadden het niet meer gehad over de vorige avond. We gingen ene verder met onze zaak. We wilden het zo snel mogelijk oplossen, want we wisten bijna zeker dat het onze mysterieuze persoon was die achter alle daden zat.

Ik was druk bezig toen Marion me kwam vragen of ik even mee wilde iemand ophalen. Romeo was ziek en er kon op dit moment niemand anders mee. Ik baalde ervan. Ik bleef veel liever hier met Wolfs. Hij keek me aan en zei dat ik gewoon mee moest gaan. Hij redde het wel even zonder mij. Terwijl hij dat zei knipoogde hij naar me. Ik voelde mijn wangen rood worden en liep snel achter Marion aan, zodat hij het niet zou merken. In de auto kwam ik erachter dat hij het dus wel had gezien. Ik kreeg een appje binnen van hem. Je bent zo lief en schattig als je bloost :) x mij

Ik voelde mij wangen nog roder worden en stuurde gauw wat terug.
Ik ben NIET schattig! X

We kwamen ondertussen aan bij het adres waar we een man moesten ophalen. Het duurde mij allemaal veel te lang. Ik zat liever zo snel mogelijk weer bij Wolfs, maar dat ging nu helaas niet lukken.

We hadden de man eindelijk te pakken gekregen en zaten nu in de auto weer terug naar het bureau. Mijn telefoon ging het wal Mechels. "Eva" nam ik op. Mechels schreeuwde zowat door de telefoon heen.

In de tijd dat we weg waren was er weer een melding geweest. Wolfs was na lang aandringen bij Mechels er alleen heen gegaan. Wel op voorwaarde dat hij alles meteen door zou geven en extreem voorzichtig moest zijn tot ik er zou zijn. Het was inmiddels een uur verder en ze had nog niks van hem gehoord.

Ik liet Marion nog veel harder doorrijden naar het bureau. Ik ben bang dat er wat aan de hand is met Wolfs. Na die brief en die advertentie al helemaal. Ik begon steeds zenuwachtiger te worden.

Op het bureau trof ik een woedende Mechels aan. Wolfs zijn telefoon was uit. Dat was helemaal niks voor Wolfs hij had zijn telefoon altijd aan staan. Het gevoel dat er iets met hem is gebeurt werd steeds erger.

Ik moest van Mechels naar huis gaan. Ik weigerde natuurlijk en daarom mocht ik dan toch blijven. Ik mocht nergens op af en mocht me ook niet bemoeien met de zaak van Wolfs. Ik kon me totaal niet concentreren. Ik was er niet bij met mijn gedachten. De dag ging voor mijn gevoel ontzettend langzaam.

Toen ik thuis kwam trok ik mijn hardloopkleren aan en rende zo hard als ik kon zo ver mogelijk. Thuis spring ik gelijk onder de douche.

Ik zit aan tafel. Ik weet echt niet wat ik moet doen. Ik heb geen honger. Ik kan alleen maar aan Wolfs denken. Ik pak een flesje water uit de koelkast en loop naar boven. Ik trek mijn jas aan en loop naar mijn auto. Ik ga opzoek naar Wolfs. Ik moet hem gewoon vinden. Wie weet wat ze allemaal met hem aan het doen zijn.

Ik kan gewoon niet zonder Wolfs. Zeker nu niet, net nadat we eindelijk een beetje dichter naar elkaar toe komen. Ik rijd zo snel mogelijk naar de plek waar volgens Mechels de melding vandaan was gekomen. Eerst daar maar kijken of ik een aanwijzing kon vinden.

Wanneer houdt het op? (FM)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu