De grond onder haar kwam in een rap tempo op haar af. De kiezelsteentjes zagen er misschien in hun geheel uit als een zachte ondergrond, maar in werkelijkheid veroorzaakte de klap een enorme pijnscheut. Toch overstemde het de pijn in haar rechter scheenbeen niet. Ze greep met beide handen zowel naar haar been als naar haar hoofd. De kreunende geluiden die ze uit haar mond voelde komen klonken ver weg. Alsof deze niet uit haar lichaam kwamen. Ze bleef zichzelf toespreken in gedachte. Ze mocht en zou niet wegvallen, dan had ze geen kans meer om hier weg te komen.
De mannenstem boven haar klonk brommend, maar ze kon amper horen wat hij zei. 'Waar is nu die stoere politievrouw? Je had eerder vandaag nog praatjes. En nu lig je hier kermend aan mijn voeten.' Die laatste drie zinnen kwamen helder bij haar binnen. Het maakte haar woest en ze voelde dat de adrenaline die bij haar boosheid vrij kwam haar weer wat meer energie gaf. De man in kwestie stond dicht naast haar. Doordat de zon fel scheen en haar hoofd dit niet goed kon verwerken op dit moment kon ze de man verder niet goed zien. Alleen zijn onderbenen waren voor haar goed zichtbaar. Ze wikkelde haar goede linkerbeen tussen de benen van de man door. En meteen daarna trok ze hem met beide benen onderuit. Hij struikelde dus als ware. Zijn gezicht belandde frontaal in het grindpad. Dit zorgde ervoor dat de man afgeleid was en nu zelf met zijn eigen pijn bezig moest zijn.
Ze stond snel op en hinkelde de lange oprit af. Zo snel als ze kon probeerde ze bij het einde te komen. Helaas betekende het einde van dit pad niet meteen veiligheid. Ze probeerde zich te oriënteren. Ze zag bomen, een lang hek wat een weide aan moest duiden en een afgelegen weg. Haar hoofd draaide vlug om naar het pad achter haar. De man, die Henk van Vliet heette, lag nog op de grond. Ze zag wel beweging, wat betekende dat hij nog leefde. In haar hoofd begon ze een vluchtroute te bedenken. Over de weg had ze de meeste kans om gepakt te worden door van Vliet. Tegelijkertijd zorgde het ook voor zichtbaarheid voor automobilisten. Omdat de bomen dicht op elkaar stonden kon ze vrij makkelijk onzichtbaar door het bos heen. Voor van Vliet een moeilijkere zoektocht, maar ook de automobilisten konden haar niet zien. Toch besloot ze voor onzichtbaarheid te gaan.
Ze hinkelde, nog altijd, de weg over. Ze zorgde ervoor dat ze een boom of tien van de weg af bleef. Het hinkelen ging moeizaam en deed haar veel pijn. Ook haar hoofd had een behoorlijke vorm van migraine ontwikkeld inmiddels. Opgeven zat er alleen niet in voor de vrouw. Dus ze ging door. Geen idee waar ze uit zou komen en hoe lang ze erover deed om het eerste huis tegen te komen. Af en toe moest ze over een boomstronk heen of maaide een tak door haar gezicht. Het voelde alsof er al een uur verstreken was toen ze het geluid van een ronkende motor hoorde. Het geluid was eerst ver weg, maar kwam langzaam haar kant op. Ze durfde niet te dicht bij de weg te lopen, want ze had vluchtig kunnen zien dat deze meneer een grote blauwe Ducati in zijn schuurtje had staan. Snel dook ze naar de grond toen hij echt bijna langs haar zou rijden. Ze kon net tussen wat takjes door kijken om de weg te kunnen zien. Het was inderdaad de blauwe Ducati van de man. Hij had haar gelukkig niet gezien, want ze hoorde de motor niet terugkeren.
Haar hart bonkte in haar keel. Doordat ze nu lag en haar lichaam een vorm van rust kreeg voelde ze hoeveel pijn haar been eigenlijk deed. Het schot van de man was vol haar scheenbeen in gegaan. Geen genade had hij gehad toen ze had gesmeekt om het niet te doen. Ze was er niet geheel zeker van geweest dat deze man onschuldig was. Daardoor was ze die middag terug naar zijn huis gereden om hem nog wat vragen te stellen. Ze had haar partner niks verteld, omdat ze er eerder die dag al een meningsverschil over hadden gehad. Achteraf had ze er natuurlijk spijt van dat ze hem niet had ingelicht. Nu lag ze hier alleen bloedend tussen de viezigheid en in de kou.
Van Vliet was woest geworden op haar. Hoe durfde ze hem te beschuldigen van moord. Maar Eva had details, dingen die ze ontdekte uit zijn antwoorden. Ze opperde een theorie hoe de moord gepleegd was. Dat had ze beter niet kunnen doen. De man van middelbare leeftijd raakte in paniek en greep naar zijn wapen. Een jachtgeweer. Ervan overtuigd om er een tweede moord mee te plegen en het bewijs te begraven diep in zijn tuin. Maar ze had terug gevochten door naar zijn wapen te grijpen. Helaas loste de man een waarschuwingsschot die recht haar been in was gegaan. Langzaam verloor ze haar bewustzijn. De pijn ebde daarbij ook weg en ze gaf zich over aan de rust die dit met zich mee bracht. Zwart.
Piepende apparatuur en loeiende sirenes brachten haar weer bij. Het felle licht van de ambulance zorgde ervoor dat haar ogen moeite hadden met scherp stellen. Ook hielp het niet mee dat haar hoofd meteen weer begon te suizen. Ze probeerde haar hand naar haar hoofd te brengen maar iets blokkeerde het. Iets warms. Ze was te gedesoriënteerd om erachter te komen wat haar hand blokkeerde. De misselijkheid die ze op voelde komen werd in rap tempo zo erg dat ze moest overgeven. Het luchtte op, maar tegelijkertijd voelde zichzelf ook weer wegzakken. Het gevoel van veiligheid zorgde ervoor dat ze zich over durfde te geven.
'Eva, kan je mij horen?' De zachte stem van de man maakte haar wakker. Opnieuw hoorde ze de piepende apparatuur. Ook het licht van deze ruimte waar ze zich bevond was fel. Haar hoofd voelde rustig en bonkte niet meer. Een van haar benen voelde zwaar aan, alsof er iets op drukte. Haar linker hand werd weer geblokkeerd. Langzaam ontwaakte ze volledig. Ze begon contouren te zien. Contouren van een gedaante naast haar. En contouren van een raam wat achter de man het licht naar binnen liet. 'Hoe voel je je Eva?' Ze hoorde de stem van de man nogmaals naast zich. Een herkenbare stem. De stem voelde vertrouwd. Maar ook direct sloeg de paniek toe toen ze zich besefte dat ze weg moest zien te komen. Weg van de man. Hij zou haar vermoorden. Wild sloeg ze om zich heen. De draden die ze onderweg tegen kwam probeerde ze met alle kracht weg te trekken. Met haar laatste energie moest en zou ze dit bed verlaten. Maar het lukte haar niet. Ze werd strak vastgepakt door de brede armen van de man die net naast haar had gezeten.
Ze kon de woorden die hij zei niet horen. Proberen te slaan had geen nut en dus probeerde ze haar stem te gebruiken. Voor haar gevoel schreeuwde ze zo hard als ze kon. Maar er gebeurde niks. De man bleef haar vast houden. En er kwam ook niemand om haar te helpen. De tranen rolde over haar wangen. Ineens voelde ze hoe de armen van de man hun kracht verloren en voelde ze zachte kusjes op haar voorhoofd. Ze voelde hoe haar bed inzakte en het warme lichaam van de man lag nu dicht naast haar. Ze wist dat ze moest vechten, maar dit lichaam voelde te vertrouwd. Ze voelde wederom een arm over haar heen, maar dit keer voorzichtig en liefdevol. Het zorgde ervoor dat ze zich ontspande en in slaap viel.
'Wolfs, waar ben ik?' Ze was wakker geworden. In de vreemde kamer herkende ze alleen de man die naast haar zat. Zijn hand was om de hare gesloten. Door haar woorden waren zijn ogen open geschoten. Hij had klaarblijkelijk geslapen. 'He, je bent eindelijk wakker' zei hij zacht. 'Je bent in het ziekenhuis. We hebben je gevonden langs de kant van de weg. Het scheelde niks of je had het niet gered.' Ze kon zien dat zijn ogen betraand waren. 'Je bent in je been geschoten, ze hebben je moeten opereren. Ook heb je een zware hersenschudding en een snee in je hoofd.' Hij legde het rustig aan haar uit.
Langzaam kwamen dan ook de beelden van die ochtend weer naar boven. 'Die man, Henk van Vliet, die zat achter mij aan op een motor. Die moeten jullie zoeken!' De paniek sloeg weer bij haar in. Ze wilde al opstaan, maar het kneepje in haar hand zorgde ervoor dat ze naar haar partner op keek. 'Hij is gevonden Eva, je hoeft hem niet te gaan zoeken. Tijdens de vermoedelijke zoektocht naar jou is hij tegen een andere auto geknald en meteen overleden. In zijn tuin is het jachtgeweer aangetroffen waarmee in ieder geval jij bent beschoten en er wordt nu onderzocht of ook hiermee de andere moord is gepleegd.' De woorden van Wolfs zorgden voor rust. 'Ik was zo bang dat ik je kwijt was!' De emotionele stem van haar partner en waarschijnlijk de hoeveelheid medicatie zorgde ervoor dat ook zij tranen in haar ogen voelde. 'Het spijt me dat ik je niet heb laten weten waar ik heen ging. Ik was zo bang toen ik daar in dat koude bos lag. Ik had mij overgegeven aan de rust in de wetenschap dat ik waarschijnlijk nooit meer wakker zou worden. Dat gevoel was zo eenzaam Wolfs.'
De tranen rolde weer over haar wangen. Zijn duim veegde deze meteen weg. 'Je bent er nog en ik ben bij je. En ik ben niet van plan jou ooit nog zonder gps tracker de deur uit te laten gaan.' Hij bedoelde dat laatste als grapje, maar ze wist dat hij het meende. Ze voelde zijn lippen op haar voorhoofd. Haar armen strekte ze uit in de hoop dat hij de hint begreep. En dat deed hij gelukkig, hij omhelsde haar. Ze snoof zijn geur op en sloot haar ogen. 'Ik vraag de zuster straks wel of ze er een in mijn arm kunnen zetten.' Fluisterde ze in zijn oor.
JE LEEST
Whisky & Chocomel - verhaaltjes
FanficKorte verhalen over het leven van Eva van Dongen en Floris Wolfs.