Hoofdstuk 20.

488 16 3
                                    

Wolfs racet als een gek naar de plek waar hij zijn Eva onder het wateroppervlak zag verdwijnen. Hij mag dit niet laten gebeuren. Dichtbij genoeg trekt hij zijn jasje uit en duikt het water in. Het water is donker en zout prikt in zijn ogen. Hij zwemt en zwemt, tot hij uit de diepte luchtbelletjes ziet opborrelen. Is hij te laat? Hij gaat dieper en ineens verschijnt voor hem het lichaam van een bekende. Wolfs schrikt zich kapot. Zijn Eva ziet er verschrikkelijk uit. Hij strekt zijn arm uit, maar er komt geen reactie. Snel grijpt hij haar arm en plots knippert ze een paar keer met haar ogen. Er is nog hoop en Wolfs trekt haar achter zich aan naar boven. Na een paar seconden is hij er en duwt een bewusteloos hoopje mens de boot in. Ze ademt niet meer. Wolfs schudt haar door elkaar en tikt tegen haar wangen, maar er gebeurt niks. Hij kijkt naar haar mond die een beetje open staat er zucht. Er zit maar één ding op. Hij buigt haar hoofd iets naar achter, sluit haar neus en fluistert zachtjes 'Sorry', voordat hij zijn lippen op die van haar duwt. Tien minuten en een hoop krakende ribben later, zegt een collega dat het misschien te laat is. Ze varen op volle snelheid terug naar het land, de ambulance staat al klaar. Wolfs kan niet stoppen. Het kan niet. Hij zet door. Vijftien minuten. Twintig. Ze zijn al bij de kant, maar Wolfs kan niet opgeven. Hij kijkt op naar een ambulancebroeder die hem wil helpen, als plots Eva's ogen openschieten. Wolfs stopt met waar hij mee bezig was en kijkt recht in haar opengesperde ogen. Ze staart naar de lucht en haar armen grijpen zich vast aan het zachte gras. Ze krijgt geen lucht. Na een paar seconden begint ze te proesten, maar ze heeft niet genoeg kracht om haar longen te legen. Wolfs rolt haar voorzichtig tegen zich aan en tikt op haar rug om het water uit haar longen te krijgen. Het duurt even, maar het lukt. Ze kijkt hem aan en lacht zuinigjes. Het is eventjes allemaal vredig en mooi. Tot Eva zwaar begint te ademen, naar haar been grijpt en dan als een lappenpop tegen hem aan valt. Pas dan ziet hij de scheur in haar broek, samen met het bloed wat daar uitloopt. Zonder dat Eva beweegt wordt ze in een ambulance geladen.

Het is een paar dagen later en Wolfs staat op het dek van een motorboot. Nooit meer terug naar huis zonder Eva was de afspraak die hij het zichzelf maakte, al die maanden geleden. Er is veel gebeurt sindsdien. Eva licht nu in het ziekenhuis. Veel dokters, veel getallen, veel apparaten, veel getallen en waardes die hem weinig zeggen. Eva ziet er slecht uit. Er is niks meer van haar over. De schade die Bols haar volgens de artsen heeft toegebracht: ondergewicht, tekort aan vele vitaminen, ontstoken wonden op haar rug, gebroken ribben, eventueel zuurstofgebrek van de hersenen... ze ligt in coma. Haar benen hebben lange tijd strak in een onnatuurlijke houding gezeten: dubbelgevouwen, met haar knieën als uiteinden. Ook ziet het er slecht uit voor haar been. De wond is gaan ontsteken. En dit is alleen nog maar wat ze nu weten. Over zoveel dingen is nog niks te zeggen. Niemand weet of ze er nog uitkomt. Wolfs is geen seconde van haar zijde geweken. Tot nu. Van zijn Groningse collega's heeft hij gehoord dat de FO het boswachtershuisje op Rottumerplaat morgen helemaal ondersteboven gaat keren, hij moet het gezien hebben zoals het voor Eva was. Waar ze heeft gezeten al die tijd.

Het is bewolkt en het miezert een beetje. Wolfs is alleen, dat geeft hem de rust die hij hier nodig heeft. Hij heeft wel twintig keer tegen Eva gezegd dat hij heel snel weer terug zou komen, het is vervelend dat ze hem niet kan antwoorden, kan geruststellen. Toch gaat hij. Hij moet. Kil en klein, dat is het eerste wat Wolfs opvalt als hij de deur openduwt. De regen komt door het dak heen, hier en daar druppelt het water in kleine plasjes op de grond. Er staat alleen een bed en een kistje. Wolfs probeert zich voor te stellen hoe Eva hier geleefd heeft. Overleefd heeft. Dag in, dag uit met te weinig eten, kou en onzekerheid. Wat zou er gebeurt zijn op deze paar vierkante meter, al die maanden lang? Hij schrikt op van geritsel uit de enige opening van de ruimte: er mist een deel van een plank. Midden in die leegte zit een meeuw. Dé meeuw, te zien aan het ringetje om zijn poot. Wolfs lacht. "Ze leeft nog." Zegt hij met een brok in zijn keel. "Zonder jou was ze er nu niet meer." Hij kan zijn tranen nog net binnenhouden en gaat op het bed bij de kier zitten. De meeuw springt op het bed en gaat tegen hem aan zitten. Wolfs pakt de ring vast en de meeuw trekt zijn poot rustig terug. De tweede ring. "Dankjewel." De meeuw knikt. Dan springt hij op het houten kistje en blijft stil zitten, kraait hard alsof hij vaarwel wil zeggen en vliegt terug naar de gleuf, de wijde wereld in. Een traan rolt over de wang van Wolfs. Zonder deze meeuw was Eva nu waarschijnlijk hartstikke dood geweest. Een meeuw. Ineens wordt hij overmand door woede. Alles komt eruit. De onmacht, de boosheid, de angst... Hij slaat hard met zijn vuist op het bed en voelt dat hij met zijn voet iets verder onder het bed schopt. Hij bukt en kijkt. Er ligt iets, ver onder het bed. Het is witter dan de planken, maar duidelijk erg vies. Er staan letters op. Het is een schrift. Wolfs slikt en pakt het voorzichtig op. 'NOOIT' staat er op de voorkant. Het heeft iets weg van Eva's handschrift, maar het is slordiger, bijna kinderlijk. Een druppel valt op de kaft. De regen, helemaal vergeten. Het papier is droog gebleven doordat het onder het bed lag, nu stopt Wolfs het schrift snel onder zijn jas. Hij leest het later wel, nu gaat hij terug naar het ziekenhuis. In zo'n kleine kamer is weinig meer te ontdekken.

--

Ha! Ik ben er weer. Ik had nu een slechte smoes kunnen bedenken over waarom dit deel nu pas online is, maar jullie trappen er toch niet in. Jammer. Maar; goed nieuws. Het is weer vakantie en ik ben van plan om elke dag een deel te uploaden, tot het af is. Ik doe mijn best. Veel leesplezier!❤

Ik maak je kapot - Flikken MaastrichtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu