Hoofdstuk 23.

526 29 3
                                    

"Eva?" Verblind door het felle licht kijkt Eva om zich heen. Er wordt lucht in haar longen geduwd en ze schrikt. Dit heeft ze eerder meegemaakt. Een paar uur geleden? Een paar dagen geleden? Ze weet het niet. Geen idee. Maar de stem die net haar naam zei herkent ze uit duizenden. Ze knijpt haar handen tot een vuist en voelt een andere hand. Leeft ze echt nog? Maar... Er was geen mogelijkheid meer om weg te komen. Er is maar een optie. Bols zit aan haar hand. Paniek neemt weer de overhand en ze verstijft. Een paar vingers gaan door haar haar. Langzaam kan ze beter zien wat er om haar heen gebeurt. Het is Bols niet. Het is Wolfs! Het is hem echt! Hij heeft haar gevonden! Wat is er gebeurt? Ze wil rechtop gaan zitten, als weer een grote hap lucht naar binnen wordt geperst. Geen controle. Die slang moet eruit, maar ze is te moe om te bewegen. Wolfs kijkt haar bezorgd aan, vraagt haar dingen, maar ze kan niks zeggen. Die slang zit in de weg. Als ze probeert de slang uit haar mond te trekken, worden haar handen tegengehouden. Wat is dit? Waar is ze beland? Ze wil boos worden, maar een ander paar handen begint de buis te verwijderen. Langzaam komt die uit haar keel en ze begint te kokhalzen. Het doet pijn en daar kan ze niet tegen na alles wat gebeurt is. Het is alsof ze stikt. Niet in Noordzee water deze keer, maar in plastic. Heftig schud ze met haar hoofd, een stem zegt dat het goedkomt. Ze vertrouwt het niet en probeert haar armen los te trekken om de buis zelf naar buiten te kunnen halen. Weer lukt het niet. Ze krijgt geen lucht, voelt dat ze hevig begint te schudden en daarna alweer een naald in haar lijf. Dit kan ze niet alweer laten gebeuren. Tot de laatste seconde vecht ze tegen de stoffen die haar lichaam binnenkomen. Ze moeten nou eindelijk eens een keer van haar afblijven. Waarom wordt ze niet geholpen? Ze kijkt Wolfs aan, die probeert haar op haar plek te houden. Hij moet haar niet aanraken, niemand moet haar aanraken. Wolfs kijkt bezorgt. Niet zoals Bols. Toch vertrouwt ze hem niet. Is ze wel echt in een ziekenhuis? Is dit haar eigen lichaam wel? Langzaam valt ze weg.

Eva's luchtpijp piept en kraakt bij elke ademhaling. Ze haalt zelf adem, maar er zit een zuurstofmasker over haar mond. Na gistermiddag hebben ze haar laten slapen. Weer een verschrikkelijke dag uit het leven van Eva. Hoe moet ze hier nog bovenop komen? Ze hebben de slaapmedicatie weer gestopt om het opnieuw te proberen. Hij hoort gekuch, wat al snel overgaat in keihard gehoest. Ze merkt op dat hij haar aandacht probeert te trekken, maar als hij haar wil helpen met rechtop zitten, ziet hij alleen nog maar paniek in haar ogen. Ze probeert hem van zich af te duwen en heeft eerst niet eens door dat ze het zuurstofmasker van haar eigen gezicht trekt. Opnieuw ligt ze op een bed te happen naar adem. Alles komt terug en ze begint te huilen. Wolfs wil haar troosten, maar is bang iets verkeerd te doen. In plaats daarvan pakt hij het masker op en houdt het boven het gezicht van Eva. Die heeft zich, zwak als ze is, weer op het bed laten vallen. Het slijm is uit haar keel gehoest, maar het korte wakker zijn haar veel energie gekost. Ze pakt zijn pols en duwt het masker stevig tegen haar mond. "Wolfs." Weet ze fluisterend uit te brengen en sluit haar ogen. Het is het eerste wat ze in tijden tegen hem zegt. "Het is goed." Antwoord hij. "Komt goed." Ze schud haar hoofd. "Ik kan het niet meer." Zucht ze. Wolfs slikt. Dit horen uit de mond van Eva klopt gewoon niet. Hij kan alleen maar verkeerde dingen zeggen als hij daarop antwoordt, dus zegt: "Ik heb je zo gemist." Eva zucht opnieuw. "Het komt goed Eef, ga maar slapen." Ze knikt, slapen is geen probleem. "Niet weggaan." Zegt ze hem nog. De greep om zijn pols verslapt. Loslaten doet hij niet. In plaats daarvan strijkt hij met zijn andere hand door de bruine lokken die vanaf haar hoofd op het kussen vallen.

Wolfs was weggelopen om wat te lunchen, nu loopt hij stilletjes de kamer weer in. Als hij haar hand weer optilt, grijpt hij per ongeluk ook een pluk haar mee. Meteen schrikt Eva wakker, hoe zwak ze ook is. Als ze ziet dat hij het is, is dat een opluchting. Maar ze blijft angstig. Wolfs ziet meer angst als hij op het bed klimt. Ze schuift langzaam naar de andere kant en volgt nauwlettend elke beweging die hij maakt. Wolfs gaat rechtop tegen het hoofdeinde van het bed zitten en legt Eva tegen zich aan. Door haar lage gewicht kost het hem totaal geen moeite. Ze is ontzettend gespannen. Het lijkt wel alsof ze dit niet wil, maar het niet durft te zeggen. "Het is goed, Eef. Echt." Ze schrikt nog meer als hij over haar arm aait. "Alsjeblieft, doe me geen pijn." Fluistert ze dan. Wolfs schrikt; dit zag hij niet aankomen. Nooit zou hij haar iets aandoen. "Ik doe je niks, dat beloof ik je. Moet ik weggaan?" De schud haar hoofd en zicht diep, alsof ze een deel van haar angst met uitademen uit haar lichaam krijgt. Uiteindelijk valt tegen hem aan weer in slaap.

--

Weet iemand eigenlijk waarom de mensen op Wattpad zo lief zijn tegen elkaar?

Ik maak je kapot - Flikken MaastrichtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu