Hoofdstuk 25.

505 23 2
                                    

"Wat is er gebeurt?" Eva opent haar ogen. Wolfs wil haar vertellen wat hij weet, wat de doktoren hem hebben vertelt, maar hij kan het niet. Dit is onmenselijk. "Wolfs?" Hij schrikt op. Wat hij nu gaat zeggen gaat veel voor haar de rest van haar leven betekenen. Nooit zal ze kunnen lopen, werken, hardlopen. Eva ademt diep in en uit. Ze moet aan zijn blik hebben gezien dat hij geen goed nieuws heeft. Dit is het moeilijkste wat hij ooit aan iemand heeft moeten vertellen. Hij buigt voorover en als automatisch wil Eva haar benen naar de andere kant van het bed trekken. Die zelfbescherming zit diep in haar, ze kan niet anders. Maar het verschuiven van haar rechterbeen lukt niet. Er schiet alleen een scherpe pijn door het gebied rond de wond. Ze schrikt en kijkt naar de deken. Wolfs kijk weg. Hij kan het niet aanzien. Eva slaat raakt ondertussen haar rechterbeen aan en probeert het te bewegen. "Wolfs, wat is dit?" Een traan loopt over zijn wang. Hij kan het niet. Eva begint sneller ademen, terwijl ze van alles probeert om haar been weer aan de praat te krijgen. Het lukt niet. "Het gaat niet lukken, Eva. De wond is gaan ontsteken, van het gebied eronder zijn zenuwen afgekneld. Het is verlamd." Zegt Wolfs snel. Eva laat langzaam achterover op het bed zakken. De stilte is oorverdovend. Plots kijkt ze op en zegt: "Ik wil dit niet meer." Wolfs kijkt haar niet-begrijpend aan. "Ik ga niet de rest van mijn leven afhankelijk van anderen doorbrengen." "Je kan me hier niet alleen laten, dat kan je niet maken!" "Hoe denk je dat ik het gehad heb, de afgelopen maanden? Denk je dat het leuk was, met Bols? Met de kou? Zwakker dan dit kan ik niet meer worden Wolfs! De rest van mijn leven? Op deze manier? Ik kan het gewoon niet." "Denk je dat ik een fijne tijd heb gehad dan? Mijn dochter is dood en jij was weg. Ik dacht dat ik je nooit meer terug zou zien ja!" "Als je het zo moeilijk hebt met Fleur, ga dan lekker snotteren in Maastricht. Zoek het toch uit man!" Wolfs houdt het niet meer en staat op. "Loop maar weer weg, klootzak!" Roept ze hem na. "Laat ik dat maar doen ja, jij kan dat niet meer." Eva valt stil. Zei hij dat nou echt? Wolfs schrok ook enorm van zichzelf. Maar omdraaien? Hij is al te ver van de kamer vond hij en loopt stug door. Eventjes weg hier.

Eva ligt ondertussen gebroken op het bed. Zelfs Wolfs heeft haar verlaten nu. De man waarvoor ze bleef leven heeft het ergste gedaan wat hij net had kunnen doen. Ze schopt met haar linkerbeen om zich heen en slaat met haar handen tegen de randen van het bed. Pijn voelt ze niet meer. Haar energie raakt al na een paar minuten op en ze zakt weg in het grote bed. Haar gewicht is nog steeds ongezond laag en ze voelt zich breekbaarder dan ooit. En misschien ook wel eenzamer dan ooit. Ze is nog steeds in shock door alles wat gebeurt is en valt, ook al is ze vermoeider dan ooit, niet in slaap.

De pijn in haar been is onverdraaglijk en het lijkt steeds erger te worden. Na een paar uur houdt ze het niet meer en vraagt aan de verpleging de maximaal toegestane hoeveelheid morfine. Ze is nog er nog maar half bij, maar de pijn voelt ze nog steeds. Haar hoofd zit nog steeds vol vragen. Komt Wolfs nog terug? Hoe moet het nu verder met haar? Al snel doet iemand de deur open. Ze schrikt als ze ziet dat Wolfs in de deuropening staat, verder loopt hij niet. "Wolfs." Fluistert ze zacht. "Het doet zoveel pijn." Hij slikt. Waarom moest hij nou weer zo nodig weglopen net? "Alsjeblieft, blijf hier." Haar ogen zijn meer open dan dicht en een van haar armen hangt over de rand van het bed. "Alsjeblieft?" Herhaalt ze, terwijl ze haar ogen stijf dichtknijpt. Een pijnscheut schiet door haar been. Wolfs loopt langzaam naar haar toe, om haar niet te laten schrikken. Hij tilt de arm die van het bed was gevallen op en legt hem naast Eva op het bed. Dan pakt hij een stoel en zet die naast haar neer. Eva kijkt weg. "Het spijt me zo, van net." Zegt hij. Ze kijkt hem aan en rolt haar hoofd dan weer van hem weg. Hij pakt haar hand om haar te steunen, maar ze trekt hem terug. "Laat me nou toe, Eef. Ik wil er voor je zijn, je stoot me alleen maar af." Ze kan haar tranen bedwingen. "Ik kan het niet meer." Zegt ze. "Ben zo moe." Wolfs zucht. Dit is het moment niet om boos op haar te zijn, daar heeft hij ook helemaal geen reden toe. "Het is goed, ga maar slapen." Eva draait haar hoofd weer naar hem. Af en toe spannen haar buikspieren zich aan om pijn te verminderen, het lijkt niet te lukken. Ze schuift haar arm een stukje naar hem toe. Heel langzaam legt hij zijn hand ernaast. Hij wil haar niet nog meer ellende bezorgen. Ze tilt haar hand een stukje op en legt hem bovenop die van hem. Hij kan ze angst die dat bij Eva teweeg brengt voelen, maar ze gaat toch door. Ze is bijzonder. Hij draait zijn hand om en vlecht zijn vingers in de hare. "Ik heb je zo gemist." Zegt hij dan. Eva zucht diep en ontspand. Eindelijk komt er rust in haar blik.

--

Whoopwhoop! 1000 reads! Bedankt allemaal!

Ik maak je kapot - Flikken MaastrichtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu