Hoofdstuk 21.

509 22 4
                                    

Elk woord laat nieuwe pijn zien, de zinnen rijgen stukken verdriet aan elkaar. Elke alinea is aangrijpend, elke bladzijde wordt het beklemmender. Hij is op bladzijde 10. Eva al vertel over de ontvoering, de vrachtwagen, haar nieuwe en laatste 'thuis' en ook de manier hoe Bols haar behandelt en wat hij haar vertelt. Het is nog maar het begin van alles wat gaat gebeuren. Dat wist zij toen ze het opschreef, hij wist het in Maastricht. Alles in hem hoopte dat het wel mee zou vallen maar Eva, de schrijver van dit horror boek, ligt naast hem. Ze is het levende bewijs dat het echt is gebeurt. Maar ze ligt nog steeds in coma. Nog steeds geen verandering. Ze is door de sondevoeding een beetje aangekomen, maar gezond ziet ze er niet uit. Geen hap heeft ze zelf gegeten. Wolfs zelf is moe. Vaak sliep hij met zijn hoofd op de rand van het bed van Eva, haar alleen laten kan hij niet over zijn hart verkrijgen. Nooit meer. Hij pakt haar hand vast. Er zitten een infuus in en een hartslagmeter om haar vinger. "Ik mis je zo, Eef." Begint hij te praten. "Ik heb je stem niet meer gehoord. Sinds je zei dat je met Bols mee zou gaan." Wolfs begint langzamer te praten om niet in huilen uit te barsten. "Je was bereid jezelf te offeren en ik kon er niks tegen doen. Het spijt me zo Eef, maar Fleur..." Hij houdt het niet meer en barst in huilen uit. "Ze... Mijn kind." Luidt snikkend laat hij zijn hoofd op Eva's koude hand vallen. Er komt geen reactie. "Toen was je ineens kwijt... Ik wist niet meer wat ik moest. Ik was zo bang dat ik jou ook kwijt zou raken. Zo bang. Als die maanden waren een hel zonder jullie twee. En jouw tijd zal in die koude schuur nog honderd keer zo verschrikkelijk zijn geweest. Ik was zo bang. En nu ben je hier. Toen ik je uit het water viste keek je zo... Alsof je er al niet meer was, snap je." Wolfs tilt Eva's hand een stukje op en drukt er voorzichtig een kusje op. Het ziekenhuis t-shirt schuift iets omhoog en ziet allemaal kleine prikgaatjes in haar arm. Hij telt ze; het zijn er tweeëndertig. Hij wrijft er overheen alsof hij ze wil laten verdwijnen, maar het lukt niet. Zou het nog goed komen? Al die maanden heeft hij zich dat afgevraagd, wetende dat Bols haar aan het slopen was. Of dat het al te laat was. Nu ligt ze hier, veilig en dichtbij hem, maar moet hij elke seconde aanzien hoe slecht het met haar gaat. Ze wordt beademd door een grote machine, overal lopen draden van machines naar haar lichaam. Een neussonde maakt het plaatje compleet. Op het ritme van de machine gaat haar borstkas op en neer. Het is niet vredig, er is geen rust. Er is alleen lawaai. Maar Wolfs weet dat ze zonder al die slangetjes binnen een minuut hartstikke dood zou zijn. Ze moet wakker worden. Het moet. Hij laat haar geen seconde alleen, houdt haar hand dag en nacht vast.

Ze ligt inmiddels drie weken hier, in deze kamer. Wolfs was niet meer verder gegaan met het lezen van de brieven. Hij kon het niet. De eerste bladzijden waren al erg genoeg. Hij had veel te veel na zitten denken over wat er allemaal in zou kunnen staan. Hij durfde niet meer en al een paar dagen ligt het boekje veilig opgeborgen in zijn tas. Toch moet hij door. Voor Eva. De brieven waren aan hem geschreven, dit was wat hij moest weten. Als het fout gaat en ze wordt niet meer wakker, moet hij het al uit hebben. Als ze wakker wordt, moet hij alles weten. Dat is het minste was hij kan doen.

Het lezen gaat langzaam. Bij elk detail moet Wolfs meer moeite doen zijn tranen binnen te houden, hij kan zich niet voorstellen hoe het voor Eva moet zijn geweest.
Bols heeft haar zo lang onder water gehouden dat ze out ging, haar in elkaar geslagen tot haar pols brak en toen hij daar klaar mee was, heeft hij haar verkracht. Er is op deze bladzijden veel inkt uitgelopen, alsof ze met haar tranen wilde laten zien hoe erg het was. Hij kan het niet meer aan en legt het papierwerk weg. Huilend laat hij zich naast Eva's benen op het bed vallen. Haar hand houdt hij vast. Waarom heeft hij haar niet eerder gevonden? Had hij niet beter kunnen nadenken over waar ze zou kunnen zitten? Al die maanden was ze zo dicht bij hem in de buurt geweest, zonder dat hij dat wist. Al die tijd heeft hij haar op de verkeerde plek gezocht. Nu ligt ze hier. Zo dichtbij, maar toch zo ver weg...

--

Ben ik weer. Had eventjes niet verwacht dat er echt mensen hebben gewacht op het vervolg, het geeft motivatie om door te gaan. Om mijn bed uit te komen om dit deel toch nog eventjes online te zetten. Slaap lekker!

Ik maak je kapot - Flikken MaastrichtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu