Hoofdstuk 28.

536 26 4
                                    


Het ziet er vredig uit. Door het raam vallen gouden zonnestralen op het bruine haar van Eva. Over een paar minuten zal het felle zonlicht haar wekken, maar zover is het in zijn gedachten nog lang niet. Ze ligt in een foetushouding met haar rug tegen de muur; al het gevaar wat kan opdoemen kan ze vanuit dit oogpunt zien. Haar lamme been is van het bed afgevallen en haar tenen raken de grond. Op de zijkant van haar rug ziet hij een langwerpig streepje dat witter oogt dan haar toch al lichte huid. Het uiteinde van een litteken. Wolfs lacht. Wat is ze prachtig en wat ligt ze daar vredig. Kon het maar voor altijd zo zijn. Zo dicht bij hem, zo veilig. Hij wil zich omdraaien zodat ze niet doorkrijgt hoe hij naar haar aan het staren was, maar tikt met zijn elleboog per ongeluk hard tegen de muur aan. Ze lijkt het door te hebben en draait haar hoofd een stukje naar hem toe. Plots realiseert ze zich dat er iemand in haar kamer staat en schrift ontzettend. Ze duwt zichzelf tegen de muur aan om meer afstand tot haar belager te krijgen. "Ik ben het maar! Eef, kijk me aan!" Ze knippert nog een paar keer en heeft weer rust. Meteen schaamt ze zich te pletter dat ze zo bang was voor hem. Voor hém. Ze sluit haar ogen weer en rolt zich op. Zo blijft ze liggen en fluistert zacht: "Sorry." Bijt op haar lip en trekt de deken over zich heen. Wolfs torent ver boven haar uit en hij zou in theorie alles met haar kunnen doen. Hij doet het natuurlijk niet maar de onmacht is vervelend. Hij loopt naar ze zijkant van het bed en tilt haar been het bed in. "Het is goed. Sorry dat ik zomaar binnenkwam. Ik moet weg." Ze knikt langzaam. Als Bols komt, kan hij haar niet beschermen. "Doe je wel de deur op slot?" Vraagt ze dan. Hij knikt. "Tot vanavond Eef." Hij sluit de deur langzaam. Liever zou hij blijven om op haar te letten maar hij kan niet voor altijd thuis blijven. Zijn baan in Maastricht heeft hij terug, maar zonder Eva in de auto stappen is toch anders. Het is nog niet goed met haar.

Ze hebben een nieuwe manier van werken bedacht; als Wolfs aan een zaak bezig is, helpt Eva hem vanaf huis. Delen van dossiers neemt hij mee naar huis en het bevalt haar dat ze iets te doen heeft. Met haar verkeerde been op een stoel ploegt ze zich met plezier door de teksten heen, iets opmerken wat niemand had gezien geeft een goed gevoel. Wolfs heeft meer aan Eva dan aan zijn nieuwe partner en hangt veel met haar aan de telefoon. Mechels staat het oogluikend toe. Eva zit al uren aan de eettafel te wachten als Wolfs aanbelt. "Sleutels vergeten, sorry!" Hoort ze door de brievenbus. "Ik kom al." Antwoord ze. Het is niet de eerste keer, maar het is prima. Hinkelend en hangend aan de leuning opent ze een klein minuutje later de deur. "Sorry." Zegt hij schuldig. Ze snuift. "Is goed. Heb je die stukken nog meegenomen?" Wolfs lacht. "Natuurlijk." Hij houdt een grote stapel papier in de lucht. Eva lacht nu ook. Voor hem hinkelt ze de trap af en ploft neer op een stoel. Dit is het moment, denkt Wolfs. Het gaat nog helemaal niet zo goed met Eva en dat moet ze echt gaan erkennen nu. Met een ernstig gezicht gaat hij tegenover haar zitten. "Eef, wanneer ben je voor het laatst buiten geweest?" Ze slikt. Dit gesprek had ze kunnen zien aankomen. "Een maand geleden denk ik?" Antwoordt ze dan. De dag dat ze weer neer huis mocht is ze voor het laatst buiten geweest. "Waarom is dat zo lang geleden?" Eva laat een stilte vallen en kijkt hem aan. "Hij loopt nog rond, Wolfs. Straks kom ik hem tegen." Haar vriend begrijpt het niet. "Hij zit in het buitenland Eef, hij wordt door iedereen gezocht: hij heeft geen reden meer om langer in Nederland te blijven." Eva kijkt boos. "Geen reden? Hij gaat afmaken wat hem bijna gelukt was. Het is hem nog niet gelukt maar als hij me vindt maakt hij me af!" Ze gaat steeds harder praten. "Heb je eigenlijk wel door wat hij gedaan heeft? Ik had allang dood moeten zijn! Hij heeft me niet vijf maanden in de hel laten overleven om zich dan opeens gewonnen te geven! Denk nou na, hij maakt me dood!" Ze hijgt en schrikt van zichzelf. "Je bent nog steeds bang hè." Merkt Wolfs op. Eva bijt op haar tanden maar zegt niets meer. "Ik hoor het wel, 's nachts. Ik hoor je wel schreeuwen. Het gaat over de tijd in het huisje, toch?" Eva knikt langzaam. Wolfs vervolgt: "Dan loop ik naar je kamer maar als ik er ben durf ik de deur niet open te doen. Te bang dat ik je nog meer van streek maak." Eva blijft hem aankijken. "Kom maar gewoon binnen. Erger dan dat kan het niet worden." Eva trekt het hier niet langer. Ze redt zich wel, het komt goed. Het is altijd gelukt, dat zal nu ook gebeuren.

Ik maak je kapot - Flikken MaastrichtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu