Hoofdstuk 17.

439 15 0
                                    

17 januari
Beste Wolfs. Het is alweer een paar dagen geleden dat ik heb geschreven. Ik had niet veel nieuws te melden en wil het papier zo veel mogelijk sparen. De storm buiten is weer gaan liggen, maar de storm in mijn hoofd raast rond als nooit tevoren. Ik stel mezelf de hele tijd vragen over wat er de afgelopen jaren gebeurt is. Over wat er nu anders zou zijn als vroeger iets anders zou zijn gebeurt. Wat als mijn kind wel geboren was? Er was veel veranderd, maar Fleur en ik hadden dan tenminste nog geleefd. Ja, ook ik ja. Want leef ik nog? Geen idee. Wat als Bols nooit in ons leven was gekomen? Het had allemaal zoveel mooier kunnen zijn. Als we hem niet hadden meegenomen na die aanslag. Het was zoveel mooier geweest dan het is. Ik weet ook wel dat ik niks meer aan het verleden kan veranderen, het is iets waar je mee moet dealen en doorgaan. Ik kan alleen niet doorgaan. Mijn leven bestaat al niet meer, zoals Bols het zei. Hij heeft gelijk. Het enige verschil dat ik nog maak, is het voeren van een meeuw. Het eten van brood. Er is niemand meer die mij opmerkt. Er is nog een 'Wat Als' vraag. Een hele belangrijke. Wat zou er zijn gebeurt als Frank nog had geleefd? Zou jij dan uit mijn leven zijn? Zou ik je dan nog kennen? Waar was jij dan heengegaan? Was je daar gelukkig geworden? Gelukkiger dan je in Maastricht kon worden? En Frank en ik? Ik draag hem nog altijd bij me, om mijn vinger. Nooit heb ik de ringen afgedaan, maar het is me al een aantal keer gebeurt dat ze van mijn vinger vielen zonder dat ik het doorhad, door het afvallen. Ik draag ze nu om mijn duim. Dat gaat nog. Mijn rechter pols is denk ik weer helemaal genezen. Aan de zijkant zit een raar uitstekend bobbeltje, maar dat maakt niet uit. Behalve Bols zal niemand dat stukje van mij meer zien. Schijven doe ik nog steeds met links. Mijn handschrift is veel vooruit gegaan, als ik terugblader zie je een groot verschil met eerst. In ieder geval iets waar vooruitgang in zit. Van mijn lichaam is ook vrij weinig over. De kleine spiegel heb ik geprobeerd kapot te slaan voor de scherven, maar Bols was vroeg die dag en had me door. Ik werd wakker met mijn handen aan het bed vast en heb twee dagen niet gegeten of gedronken. Heel erg had ik het niet gevonden als Bols het daarna gewoon had afgemaakt. Ik mag nooit opgeven, maar aan de acties van Bols kan ik toch niks veranderen. Dus als hij het doet, is het mijn schuld niet. Het laatste wat ik in de spiegel zag was een zielig hoopje botten. Alles steekt uit, het is misschien maar beter dat ik niet meer kan zien hoe mijn gezicht nog verder veranderd. Het maakt me alleen nog maar ongelukkiger. Dag Wolfs.

22 januari
Gefeliciteerd met je verjaardag Wolfs! Weer een jaartje ouder. Wie had dat gedacht. Zou je iets vieren, als ik dat niet regel? Ik denk het niet. Ik zou hetzelfde liedje zingen als elk jaar, waar jij lachend naar zou luisteren. Ik kan niet zingen en dat weten we allebei. Net als elk jaar zou ik je weer een fles whisky geven. Die goeie, die ene die echt niet te pruimen is. Maar wie ben ik om dat te vinden? Ach. Het zou hetzelfde zijn als elk jaar. Wat zijn wij eigenlijk van elkaar? Vrienden? Laat ik het daar maar op houden. Toch is er meer. Want nu ik je zo lang heb moeten missen, weet ik dat onze relatie meer is dan vriendschap. Als ik terug zou keren, zou iedereen bij me langskomen om me daarmee te feliciteren. Te zeggen hoeveel ze wel niet aan me gedacht hebben. Maar jij bent de enige levende persoon aan wie ik veel gedacht heb. Met jou is het anders dan de rest. Wij zijn allebei de meest dierbare persoon uit ons leven verloren. We hebben alleen elkaar nog en ik ben bang dat je binnenkort niemand meer hebt. Dat ik er ook niet meer ben. Frank en Fleur hadden dit ook niet aan kunnen zien. Misschien duwen ze jou wel in mijn richting, je bent de enige die mij hier nog uit kan halen. Heb een leuke verjaardag Wolfs, ook zonder mij.

23 januari
Beste Wolfs. Ik weet wat Bols met me doet nadat hij die naald in mijn arm duwt. Het spul werkte niet zo snel als vorige keer. Ik kon me niet bewegen en mijn ogen waren dicht, maar ik voelde alles. Hij zat aan me, of aan wat er nog van me over is. Maar hij ging verder dan dat. Er staan inmiddels eenendertig streepjes op mijn rug, vandaag zette hij die 31ste. Hij heeft me eenendertig keer verkracht. Ik heb er nog nooit iets van gemerkt, in een maand tijd. Toen ik het doorhad, werd ik totaal gestoord. Het maakt me gek. Hij kan alles doen en ik wil het niet meer. Morgen wordt ik wakker en dan weet ik dat hij me dit heeft aangedaan. Dan weet ik dat hij dit die dag ook weer zal gaan doen. Ik kan het niet meer. Ik hou het niet meer. Zo graag had ik je niks verteld, maar ik heb geen keus meer. Als ik dit niet overleef dan moet je de waarheid weten, over alles. Dat is ook eigenlijk het doel van de brieven. Misschien lees je dit ooit wel. De energie is op. Dag Wolfs.

Ik maak je kapot - Flikken MaastrichtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu