4.7

113 12 3
                                    

We zaten de Nachtwolf weer op de hielen."
"'Daar heb je ze!' schreeuwde Stefan vanaf zijn uitkijk punt op de boegspriet. Lydia, die zelf ook op de boeg stond, sprong op de verschansing aan stuurboord, hield zich voor evenwicht aan een van de touwen vast en tuur de ingespannen in zuidelijke richting over de zee.
'Ja, dat is de Nachtwolf!' De opwinding in haar stem was bijna tastbaar. 'Ik herken de blauwe romp. En ze roeien!'
Niet voor het eerste kwam in me op dat Lydia wel erg goede ogen had.
'Wat is hun koers en positie?' vroeg Hal.
'Ze varen aan onze bakboordkant...' riep Stefan.
'En hun koers?' herhaalde Hal.
'Ze... ze gaan... naar het westen,' antwoordde Stefan.
'Naar het westen?' mompelde Hal.
Het sloeg gewoon nergens op. De open zee en Socorro waren in zuidelijke richting.
Ik kauwde op de binnenkant van mijn lip. Het klopte niet. We kregen ze niet nu al te pakken.
Ik staarde naar het donkerblauwe schip. Ze roeiden zo hard mogelijk.
Wilde hij ergens aanleggen en er te voet vandoor gaan? Nee, dat was het niet, er was nergens een gelegenheid om aan te leggen. We zouden ze makkelijk inhalen.
Ik zal toegeven dat ik er niet veel zin in had om ze in te halen.
Voor me werd de Morzel gereed gemaakt.
Als we ze in haalden, wat dat? Dan lieten we de Morzel op hen los.
Te hard beet ik op mijn lip. Ik wilde het niet. Ik wilde niet toekijken hoe deze jongens in een gevecht terecht kwamen. Ik wilde niet zien hoe de Morzel het andere schip verbrijzelde, dat kon ik niet.
En daar, in dat moment, nam ik een besluit. Ik wist het zelf nog niet, maar ik besloot dat wat er ook gebeurde, ik zou het niet op een gevecht laten uit draaien. Nog niet. Het vertelde dat we ze later te pakken zouden krijgen. Later. Niet nu. Nu zou ik het probleem ontwijken.
De Reigers maakte zich klaar om overstag te gaan.
Ik keek naar de zee en probeerde een slap excuus te bedenken om dit te verhinderen, maar ik had er geen nodig. Ik zag waarom we ze hier niet zouden pakken.
'Iedereen in positie!' riep Hal. 'We gaan overstag!'
'Nee!' riep ik en ik rende naar de helmstok op hetzelfde moment dat Hal 'Nu!' riep.
Hal stuurde de boeg naar rechts maar ik was al bij hem aangekomen en beukte hem opzij, vergaf mezelf daarvoor en probeerde de boeg naar links te sturen. Er ontstond verwarring aan boord.
'Amara, wat doe je?' riep Hal naar me en hij wilde de helmstok terug nemen.
'Ze keren!' riep Stefan.
'Het is een val!' riep ik in paniek terug en ik weigerde het roer los te laten. 'Ze lokken ons het ondiepe in! Kijk dan! De rotsen!'
'Rotsen! Recht vooruit! Rotsen!'
Er klonk paniek in de stem van Stefan door, en hij wees naar de zee recht voor de Reiger uit. Hal vloekte en duwde wanhopig tegen de helmstok terwijl ik diezelfde kant op trok. Thorn stond met een sprong naast Hal en voegde zijn kracht en gewicht toe.
De boeg draaide naar bakboord.
'Zeilen los!' riep Hal.
De tweeling reageerde promt. De Reiger verloor nu alle snelheid en deinde verder op de golven.
'Rotsen! Aan alle kanten!' riep Stig vanaf de boeg. 'We liggen in een ondiepte! Daar, nog meer rotsen!'
'Strijk het zeil!' riep Hal, en Jesper en de tweeling lieten de ra zakken en bonden het flapperende, losse zeil erop vast.
'Hij moet een weg door de ondieptes weten,' zei Hal verbolgen.
'Kunnen we zijn route niet volgen?' vroeg Lydia.
Hal schudde geërgerd zijn hoofd.
'We zijn te ver bij ze vandaan,' legde ik uit, 'en het is hier heel lastig varen. Zie, ze keren alweer.'
De Nachtwolf was eerst weer naar het westen gedraaid, maar ging kort daarna opnieuw zuidwaarts.
Ik realiseerde me dat ik de helmstok nog steeds vast had en liet hem los.
'Maar hoe weten ze zo precies hoe ze hier moeten varen?' vroeg Edvin. 'Hij is hier toch nooit eerder geweest?'
Hal draaide zich naar hem toe en stortte al zijn opgekropte frustratie op de ongelukkige jongen uit.
'Ik weet niet hoe hij het weet, ja?' schreeuwde hij. 'Maar dat ze het weten, zie ik ook wel. Misschien heeft hij van iemand een zeekaart gekocht. Of misschien-'
'Hal!' schreeuwde ik tussen zijn geschreeuw door. Abrupt draaide de jonge skirl zich om.
'Wat?' riep hij. Kalm keek ik hem aan en ik verlaagde het volume van mijn stem.
'Kalmeer,' zei ik rustig. 'Het is niet jouw schuld.'
Hal legde zijn hoofd in zijn nek, keek omhoog en haalde diep adem.
'Ik had het moeten zien,' zei hij. 'Ik ben verantwoordelijk en ik lette alle maar op Tursgud en dat had ik niet moeten doen.'
'Misschien,' ze ik, 'maar je bent geen wonder mens. Je kan niet altijd alles en iedereen zien, overal zijn, alles doen en alles weten in je eentje en op hetzelfde moment.' Ik wachtte even. 'Hal, dat is de reden dat je niet alleen bent. Het is niet jouw schuld en ook niet die van Edvin.'
Hal knikte, zuchtte weer en kwam weer een beetje tot rust.
'Sorry,' mompelde hij tegen Edvin.
'Wat doen we nu?' informeerde Thorn.
'Roeien,' besloot Hal. 'Met maar twee riemen, en heel voorzichtig. Stig en Stefan, jullie moeten ons loodsen. Waarschuw zodra we op de rotsen af varen. Ulf en Wulf, jullie roeien.'
Terwijl het schip langzaam in beweging kwam trok ik me weer terug tussen de roeibankjes om te voorkomen dat ik in de weg liep.
Ik plukte Kloefs haren van mijn skinny jeans af. Ik had tegen Hal geschreeuwd. Dat was niets voor mij, ik schreeuwde nooit, tegen niemand. Ja, tegen Collin als we o de Valk waren en het zo hard waaide dat je elkaar anders niet kon verstaan, maar verder...
Ik deed mijn ogen dicht en dacht aan thuis.
Thuis. Het was niet echt thuis meer. Maar zou ik het ooit nog terug zien?"

Zuster van de BroederbandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu