4.9

106 13 0
                                    

'Daar komen Lydia en Gilan,' zei Stefan voordat Jesper iets terug kon zeggen."

"'Waarom liggen jullie in de baai?' vroeg Gilan, eenmaal aanboord van het schip.
De Reigers vertelde hem van de aanval van die ochtend.
'Amara was de enige die ze zag aankomen,' besloot Hal.
Ineens keek iedereen naar mij.
'Hoezo?' vroeg Stig.
Hal keek bedenkelijk.
'Gister kwamen Edvin en Amara naar mij toe, omdat ze Edvin had verteld dat we hier niet alleen waren en dat ze zouden aanvallen. Ik geloofde haar niet, want Thorn, Lydia om Gilan hadden gezegt dat er niemand anders was.'
'Maar hoe wist jij dan dat dat niet waar was?' Stig stelde die vraagt direct aan mij.
Iedereen aan boord het schip keek me weer geïnteresseerd aan. Ik voelde me ongemakkelijk en haalde mijn schouders op.
'Ehh... voorgevoel? Instinct?'
'Daar lijk je zelf niet van overtuigd te zijn,' merkte de Jager op.
Weer haalde ik mijn schouders op. Ik zweeg en staarde naar het dek. Ze zouden me toch niet geloven.
Lydia maakte een geïrriteerd geluid en sloeg uit frustratie met haar vlakke hand tegen de mast.
'Je moet ons íéts vertellen, Amara,' riep ze uit. 'Alles dat je ons hebt verteld, het slaat nergens op. We vonden je in de zee en je zegt dat je schipbreuk hebt geleden, maar nergens waren er wrakstukken te vinden. Je komt hier, in kleren die wij nog nooit gezien hebben, met spullen waar wij geen van alleen bekent mee zijn en je spreekt een taal die wij nog nooit eerder gehoord hebben. We weten niet wie jij bent of waar je vandaan komt, maar wat jij ons wel kan vertellen is dat we zullen worden aangevallen. En dat wet je zonder bewijs en nu wil je ons vertellen dat het komt door instinct?'
Niemand zei nog wat.
Ze had gelijk. Uiteraard. Ik nam het haar niet kwalijk, maar wat moest ik anders?
'Ik geloof je gewoon niet,' vertelde Lydia me zachtjes, maar hard genoeg zodat iedereen haar kon horen.
'Wat wil je dat ik zeg?' vroeg ik haar kalm, maar radeloos.
'De waarheid.'
Ik stootte een spottend lachje uit.
'De waarheid? De waarheid is alles dat je niet zou geloven.'
'Dat weet je niet als je het niet eerst verteld.'
'Ik heb je de waarheid al verteld, Lydia,' zei ik enigsinds geërgerd. 'Ik heb schipbreuk geleden en Collin is daar bij omgekomen. Dat is de waarheid en dat geloof je niet.'
'Omdat je er geen bewijs voor hebt!'
'Ik heb nergens bewijs voor.' Ik zuchtte. 'Ik ken deze wereld, maar moet omdat het de mijne is.'
'Hoe bedoel je dat?' vroeg Hal.
Ik legde mijn hoofd in mijn nek en keek omhoog.
'Laten we een spelletje spelen, zei ik. 'Het heet: "zou je geloven". Ik stel een vraag en jullie zeggen ja of nee.'
Fronsend keken ze me aan.
'Zouden jullie me geloven als ik vertelde dat waar ik vandaan kom, iedereen zich zo kleed?' Ik gebaarde naar mijn kleren.
Om me heen werd er 'ja' en 'ja hoor' gemompeld.
'Fijn.' Ik pakte mijn telefoon uit mijn tas. Hij werkt niet meer sinds... sinds mijn val, maar ik had hem niet weg gedaan. 'Zouden jullie me geloven als ik vertelde dat waar ik vandaan kom, iedereen zo'n apparaat heeft?'
'Dat ligt eraan,' zei Hal. 'Wat is het?'
'Een telefoon.'
'Een tele-wat?'
'Ja of nee?'
Jesper reageerde als eerste.
'Ja,' zei hij. De rest deed er wat langzamer over, maar uiteindelijk was iedereen het met hem eens.
Ik draaide de telefoon rond.
'En wat nou als ik daar aan toevoegde dat ik met "iedereen" alle mensen in de wereld tussen de tien en tachtig bedoelde?'
Ik wist ze wel stil te krijgen.
'Dat kan niet,' zei Lydia na een tijdje. 'Dat zou betekenen dat wij ook zo'n ding hebben.'
Ik schudde mijn hoofd.
'Zou je me geloven als ik je vertelde dat ik van een andere wereld ben?' vroeg ik hen.
'Zoiets zei je net ook al,' zei Hal. 'Wat bedoel je daarmee?'
'Ik bedoel wat ik zeg, Hal. Een andere wereld. Andere aardbol. Ander universum, als je wilt.'
Ze gaapten me aan alsof ik een exotische aap in een museum was. Natuurlijk geloofden ze me niet. Ik kon het zelf amper geloven. Dat maakte het niet minder waar.
'Maar... dat kan niet,' wist Ulf uit te brengen. (Ik wist eindelijk wie wie was, want in het gevecht was één van de twee gewond geraakt en die had nu verband om zijn hoofd). Voor deze keer ging Wulf niet tegen zijn tweelingbroer in.
'Zelfs als dat kon,' zei Hal, 'dan verklaard het nog niet hoe jij van die aanval wist.'
'Jawel,' fluisterde ik terug. 'Waar ik vandaan kom is dit, dit allemaal, een verhaal. De Reigers zijn de hoofdpersonen van en serie boeken, geschreven door ene John Flanagan.'
De stilte was oorverdovend, dus vertelde ik verder: 'Hij schreef zes boeken ober de Broerderband en daarvoor schreef hij twaalf boeken.. over de Grijze Jager.'
Ik keek Gilan aan.
'Ik boek over mij?' vroeg hij met een rare toon in zijn stem. Ik schudde mijn hoofd.
'Nee. Over Will.'
Gilan had tegen de verschansing geleund, maar nu kwam hij overeind.
'Will?' herhaalde hij. 'Wat weet jij van Will?'
'Will, Halt, Arnaut, Evanlyn... Crowley.'
De Reigers keken elkaar vragend aan, maar Gilan lette alleen nog maar op mij.
'Heb je je niet afgevraagd hoe het kan dat ik meteen wist wie je was toen jij bij Schildhaven op ons stond te wachten?'
Met samen geknepen ogen bleef de Jagen me strak aankijken, maar hij zei niets. Het gaf me de rillingen.
'Het was niet per se omdat ik wist dat je kwam,' vertelde ik hem. 'Dat wat ik al weer vergeten. Het was je zwaard. Er is maar één Grijze Jager met een zwaard: Gilan, de zoon van Heer David, als ik me niet vergis. Jij wilde een Grijze Jager worden maar vanwege je vader had je als jaren met het zwaard getraind. Daar hield je niet mee op toen je bij Halt in de leer kwam.'
Ik kreeg het niet voor elkaar om hem nog langer aan te kijken en ik wendde mijn blik af.
Gilan bleef mij scherp aankijken.
'Nou, ik ben bijna overtuigd.' zei hij. 'Kun je me vertellen waarom ik een Grijze Jager wilde worden?'
Ik kauwde op de binnenkant van mijn lip en schudde mijn hoofd.
'Ik weet het niet. Maar mijn vriend, Brinn, heeft altijd een vermoeden gehad.'
'Vertel.'
'Hij denkt.. hij denk dat je besloot dat je een Grijze Jager wilde worden op het moment dat je Halt en het leger door het Doornbos leidde.' Ik keek hem weer aan. 'Hij denkt dat dat het moment was waarin je besloot dat je ertoe in staat wilde zijn om je als een schaduw te bewegen. Dat je zo een reputatie voor jezelf kon opbouwen, zodat je niet hoefde op te leven tegen de reputatie van jouw vader.'
'En wat denk jij?' vroeg Gilan, bijna giftig.
'Ik denk dat het een combinatie is van dat en dat je gewoon je koning wilt dienen.'
Gilan leunde weer achterover, tegen de verschansing.
Hij was overtuigd, dat zag ik aan zijn gezicht. Maar ik was er niet blij mee en hij ook niet. Dit was privé. En ik wist ervan.
Ik keek de Reigers een voor een aan.
'Vertel ons ook iets. Iets dat alleen wij zou der weten,' zei Thorn.
Ik kauwde weer op de binnenkant van mijn lip en keek wijfelend naar Gilan.
'Hoelang was het, Thorn?' vroeg ik toen, zonder de zeewolf aan te kijken. 'Twee jaar? Nee, drie. Drie jaar op rij. Iets wat niet voor jou, noch na jou ooit is gepresteerd.'
Ik draaide mijn hoofd naar Thorn toe. Hij keek me aan met een blik die vergelijkbaar was met die van de Grijze Jager eerder.
'Ik geloof dat Mikkel, de vader van Hal, de beste tegenstander was die je ooit gehad hebt en ook je beste vriend.'
Gilan wist niet waar het over ging, maar de Reigers begrepen me wel. Drie jaar achter elkaar was Thorn de Maktig geweest, de beste strijder van Skandia. Toen de Erak, tegenwoordig oberjarl van Skandia, zijn hand af hakte om zijn leven te redden, viel Thorn in een gat. Hij was zijn vecht hand kwijt. Hij zorgde ervoor dat iedereen vergat wie hij ooit was en verloor zichzelf in de drank totdat Karina, Hals moeder, hem weer tot orde riep. De reis waar in Thorn zijn hand verloor was dezelfde reis als waarin hij zijn beste vriend verloor.
Naast het gesnurk van de scheepshond waren het kraken van de lijnen en het geluid van de golven die stuk sloegen tegen de rotsen de enige geluiden.
Ik staarde naar de telefoon in mijn hand.
'Ik wet niet hoe of waarom ik hier ben,' fluisterde ik tegen het ding, waarna ik Jesper, die nog steeds naast mij zat, aankeek. 'Het spijt me.'
Jesper leek dit even te lieten bezinken, keek me toen vreemd aan en vroeg: 'Waarom? Jij kan er toch niets aan doen dat je hier gekomen bent?'
'Nee, maar ik ben gebleven. Daar kan ik wel wat aan doen.'
Ik keek de groep rond.
'Ik hoor hier niet, dat weet ik zelf ook wel. Ik kan niet tegen het soort leven dat jullie leidden, ik ben er te... zachtaardig... voor, en... ik wilde blijven, omdat jullie het enige deel van deze wereld zijn dat ik ken.
In mijn wereld zijn jullie levens misschien niet meer dan een boek, maar het zijn wel jullie levens. Daar had ik nooit tussen mogen komen. Het spijt me.
Ik wil jullie niet tot last zijn, maar dat ben ik wel.'
Ditmaal was het Lydia die de korte stilte doorbrak.
'Ga dan weg,' zei ze verbeten. Het klonk alsof ze het wel meende, maar niet zeker wist of ze het wel wilde menen.
Ik glimlachte zwakjes naar haar.
'Dat zou wel he minst zelfzuchtige zijn om te doen, of niet?' vroeg ik aan niemand in het bijzonder.
Ik haalde diep adem, stopte mijn kapotte telefoon terug in mijn tas en stond op.
'Hal? Zou je me naar het strand willen brengen?'
Stomverbaasd keek de skirl me aan.
'Je.. je gaat weg?' vroeg hij verward.
'Ik geloof niet dat ik nog gewenst ben,' zei ik. 'En zelfs als ik dat was, welke consequenties heeft dat dan? Ik weet hoe jullie "reisje", zoals Edvin dat noemt, afloopt, en het heeft een goed einde. Maar ik weet niet hoe he afloopt als ik me er mee ga bemoeien. Wat als ik probeer iets goed e doen en het heel erg fout gaat? En wat als dat ten kostte gaat van één van jullie? Dat zou ik mezelf nooit kunnen vergeven.
Dus ja, tenzij iemand me hier dwingt te blijven, ga ik weg.'
Stiekem had ik anders gehoopt, maar een reactie bleef uit.
'Oké dan,' sprak Hal bijna fluisterend.
'Wacht!'
Ik keek om. Jesper stond op van waar hij had gezeten.
'We kunnen je niet hier achter laten! Dit is... dit is bij de slavenmarkt! Wat als ze een slaaf van je maken? En je zei het zelf, je kent onze wereld niet. Jij weet niet hoe je moet overleven.' Hij keek zijn Broerderband aan. 'We kunnen haar niet achterlaten. Niet hier.' Hij draaide weer terug naar mij en deed een stapje in mijn richting. 'Wat tot we weer terug zijn in Araluen. Daar kun je een fatsoenlijk leven leidden. We kunnen je helpen. In het begin.'
Bijna smeekend keek de voormalige die me aan. Ik probeerde hem te zien voor wie hij was: een zonderaar, een dief en een moordenaar. Maar ik kon het niet. Hij was eer goed persoon. Dat waren ze allemaal.
'Ja,' zei ik, 'dat zou fijn zijn. Als de rest me er ook nog even bij zou willen hebben.'
'Voordat we weg gingen heb ik je al verteld dat je welkom bent aanboord van mijn schip, Amara,' zei Hal als eerste. 'Ik blijf bij mijn standpunt. Als jij wilt blijven, mag je blijven.'
Ik glimlachte dankbaar.
'Dat vind ik fijn, Hal, maar ondanks het feit dat jij de skirl bent, vraag ik het niet alleen aan jou.'
Hal knikte even.
'Goed. Dan doen we het zo: iedereen de het ermee eens is dat Amara kan blijven, in elke geval totdat we terug keren naar Araluen, steek je hand op.'
Zijn eigen hand ging de lucht in, meteen gevolgd door die van Jesper.
Langzaam kwamen er meer handen omhoog: die van Edvin, toen die van Ingvar, de haak van Thorn en de hand van Stefan, gevolgd door gelijktijdig de handen van Ulf en Wulf, daarna Gilan, die keek alsof hij niet zeker wist of hij ook mocht stemmen, en als laatste die van Stig. Hij keek ho steeds twijlfelend en ik had het idee dat hij alleen zijn hand op stak omdat hij vertrouwde op Hal. Lydia's hand bleef naar beneden.
'Lydia?' zei Hal.
Ze was boos. Ik begreep het eigenlijk wel, ik zou ook boos zijn, maar ik wist niet precies waarom.
Lydia reageerde niet en bleef stug de andere kant op kijken. Zuchtend liet Hal zijn hand weer zakken.
'Oké dan, het is besloten,' zei hij. 'Meeste stemmen geleden. Je mag blijven.'"

Zuster van de BroederbandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu