6.5

72 8 4
                                        

'Ik weet niet wat jullie gaan doen,' zei Hal op zijn vraag, 'maar ik ga maar eens wat drinken.'"
"Als één man stormden we op de waterval af. De stem van Thorn hield ons echter direct weer tegen.
'Stilstaan!' bulderde hij.
Ik schrok me kapot. Ik stond zo abrupt stil dat ik bijna plat op mijn gezicht ging.
'Ja, Hansel!' riep ik terug.
Iemand trok me overeind.
Ik was meer dan verward toen ik weer stond. Ik was volledig gedesoriënteerd. Voor drie volle seconden vroeg ik me af wie al die jongens waren die mij zo verwonderd en bezorgd aankeken, wie dat meisje was die mijn arm vast hield, en waar Hansel was. Toen pas besefte ik dat het Hansel helemaal niet geweest kon zijn die mij zo luidruchtig had geroepen.
'Isis. Gaat het?' Fronsend keek het meisje me aan.
Lydia, vertelde ik mezelf. Dat is Lydia. En die stem die zojuist over het strand gebulderd had .. die was van Thorn.
Beduusd staarde ik mijn vriendin aan, niet in staat om te antwoorden.
Wat was er gebeurd?
'We gaan in formatie,' ging Thorn verder. Ook hij had zijn blik op mij gericht. 'Pijlvorm, met Stig voorop. Houd jullie ogen open en wapens in de aanslag.'
Zijn woorden schudde me wakker, maar toch was ik nog steeds verward toen Lydia mij in de formatie duwde. Op een drafje holden we over het zand.
Ik was me nauwelijks bewust van de tocht naar de waterval, waardoor ii het niet merkte toen Jesper de formatie verbrak en ongecontroleerd naar de waterpoel sprintte. Ik rukte mezelf pas uit mijn staat van verwarring toen Thorn ons het groene licht gaf en we ons in de water plassen stortte.
Iemand reikte me een beker aan en ik dronk meer water achter elkaar dan dat ik ooit gedaan had, zelfs meer dan die keer dat Brinn en ik waren verdwaald in één of ander pretpark en bijna een halve middag zonder eten en drinken hadden rondgelopen.
Het maakte mijn hoofd helder. Ik voelde het water langs mijn benen stromen, ik voelde hoe het zout jeukte tegen mijn huid en hoe de zon brandde op mijn haar.
Jesper, die te snel te veel achter elkaar had gedronken, koos dat moment om over zijn nek te gaan, wat mij eraan herinnerde dat ik rustig aan moest doen.
Ik keek om me heen en zag Thorn en Lydia po de uitkijkt staan. Ik wilde net naar hen toe lopen om die taak over te nemen, zodat zij ook hun dorst konden lessen, toen ik zag dat Hal en Stig datzelfde idee handen.
Ik grijnsde toen Lydia naar het water sprintte en haar beker vol schepte.
Langzaam kwamen we tot rust. We genoten van het heerlijke water en namen plaats op de rotsen tussen de verschillende waterpoelen in.
'Gaat het?' vroeg Lydia aan mij en ik knikte.
'Ja, natuurlijk,' antwoordde ik, en schepte onze beide bekers nogmaals vol. 'Hoezo?'
Het meisje haalde haar schouders op. 'Je leek ... ver weg. Net.'
Ik snapte wat ze bedoelde. Kalm dronk ik mijn beker leeg om tijd te rekken. Helaas had ik nog steeds geen goed antwoord tegen de tijd dat mijn beker leeg was.
'Oh,' ze ik toen maar.
Lydia stompte tegen mijn schouder. 'Zeg geen "Oh" tegen me!' zei ze beledigd. "Altijd als jij op die manier "Oh" zegt' dan bedoel "Ook dacht aan mijn andere thuis maar ik geloof niet dat he dat zou begrijpen dus ik praat er maar niet over"!"
Verrast keek ik haar aan. Een lachje speelde om mijn lippen. Waarschijnlijk had ze gelijk. Gewoon om haar te plagen keek ik haar aan, trok mijn wenkbrauwen op en vroeg; 'Oh?'
Lydia duwde me in het water."

~*†*~

2008

Ik moest rennen. Ik moest sneller rennen dan dat ik ooit gedaan had. Als ik dat niet deed, dan zou hij me krijgen.
Mijn hart klopte in mijn keel. Ik dwong mijn benen om sneller te bewegen, mij sneller vooruit te brengen, maar ik was moe. Mijn adem sneed door mijn keel. Ook was er bijna. Bijna ...
"Tikkie!"
Ik voelde Brinns hand tegen mijn rug. Een seconde later knalde ik tegen de muur aan die de thuisbasis voorstelde.
Brinn gebruikte zijn vaart om twee stappen tegen de muur omhoog te lopen en zo tot stilstand te komen in plaats van er gewoon vol tegen aan te kwakken. Slim.
"Nou!" riep ik uit. Ik ademde zwaar. Tot mijn vreugd was Brinn net zo erg buiten adem als ik. Hij grijnsde breed. Zijn voortanden, die altijd een tikje scheef waren geweest, gingen nu verborgen achter een blokjesbeugel.
Hijgend probeerden we bij te komen toen Pascal op zijn gemak de hoek om kwam lopen. Vreemd keek hij ons aan. Hij hele zijn hoofd een beetje schuin, zijn schouders strak gespannen. Terughoudend, waarschijnlijk. Geen idee waarom.
"Hey, Cal," bracht ik uit.
Verrast keek Brinn achter zich. Hij had mijn broer nog niet gezien.
"Wie is dit?" vroeg Pascal, nog steeds met die vreemde blik in zijn ogen. Hij wees met zijn duim naar Brinn.
Verwonderd richtte ik me op. "Je kent Brinn toch wel?"
Zijn ogen schoten tussen mijn en Brinn heen en weer ten die laatst genoemde naast me kwam staan.
"Oh, ja." Pascal klonk niet onder de indruk. "We gaan eten."
Met die mededeling zeilde hij de hoek weer om.
"Dat doet hij elk jaar," merk te Brinn op. Hij fronste.
"Wat?"
"Vragen wie ik ben. Ze zou bijna verwachten dat hij ook gaat vragen wie jij bent."
Ik haalde mijn schouders op.
"Hij is slecht me gezichten," redeneerde ik, maar mijn vriend schudde zijn hoofd.
"Dat is het niet," zei hij. "Hij kent iedereen die er op jouw verjaardag komt, behalve mij."
Mijn gekalmeerde ademhaling vormde stoomwolkjes in de koele buitenlucht. Ik weerstond de neiging om het beetje sneeuw dar er op Brinns hoofd was gevallen uit zijn haar te vegen en stak mijn vuisten diep in mijn zakken om ze warm te houden, ik had nieuw wanten nodig. Deze had ik al zo lang als dat ik me kon herinneren. Zolang als dat ui ze paste. Ze waren oud en versleten.
"Dus?" vroeg ik door, wetend dat Brinn een punt wilde maken. Dat wilde hij meestal, maar al helemaal als hij die frons had.
"Hij mag me niet," besloot de jongen.
Verrast knipperde ik mijn mijn ogen. "Mag je niet? Waarom zou hij je niet mogen?"
Mijn vriend maakte een vaag armgebaar naar waar Pascal een aantal tellen geleden gestaan had.
"Hij mag me gewoon niet. Ik denk dat hij weet wie ik ben, maar het is alsof hij het niet wil weten."
Ik schudde min hoofd. "Onzin," vond ik. "Hij vergeet gewoon hoe je eruit ziet, dat is alles."
Ik bedoel maar; wat kon het anders zijn? Pascal had geen reden om Brinn niet te mogen. Hij kende hem amper.
Ik negeerde Brinns twijfelende blik en vroeg of hij mee naar binnen ging,
We raceten de trappen van het flatgebouw op, naar onze verdieping. Voor de deur stampten we de sneeuw van onze schoenen en schudde Brinn zijn hoofd als een hond heen en weer. Ik giechelde toen de sneeuwvlokken alle kanten op vlogen.
Brinn grijnsde. Hij veegde de sneeuw van mijn jas en ik klopte zijn rug af, waar ik hem tijdens on sneeuwballen gevecht twee keer had geraakt.
Min om meer sneeuw vrij bonkten we de hal in en trokken onze schoenen en jassen uit. Mijn tenen voelden als ijsklompjes. Brinn trok mijn must van mijn hoofd toen ik die bijna vergat.
Binnen was de woonkamer vol met mensen. Nou ja, vol ...
Opa Bade was er. Collin, natuurlijk, tante Tippi, Elza, Pascal, Hansel, Marleen, Brinns ouders, Brinn en ikzelf. Er stond een rijtje cadeautjes op de koffietafel, waar onder een barbiepop waarvan ik nu al wist dat ik er niets mee ging doen. Elza leek de hoop te koesteren dat ik zou veranderen in een meisje dat met barbies speelde in plaats van met de Lego set die ik van Brinn had gekregen. Een set die, trouwens, meer gekost moest hebben dan alle barbiepoppen die ik ooit gehad heb bij elkaar. Maar daar wilde ik niets van weten.
We aten op de bank zowel als aan de tafel als met een bord op schoot, want in onze kleine flat hadden we bij lange na niet genoeg tafel om met zijn allen aan te eten.
Brinn en ik schoven met opa Bade aan de tafel, de rest van de gasten ploften weer op de bank of op een los slingerende stoel. Alleen Collin leunde tegen de tafel en over zag het gezelschap.
"Voel je je al jarig, Maartje?" vroeg hij.
"Niet eten me je mond vol," zei ik.
Brinn verlikte zich in zijn eten kreeg het voor elkaar om gelijktijdig te hoesten en te lachen.
Collin gaf hem grijnzend en tikte me zijn vingerkootje. "Foei. Je zou je ouderen moeten respecteren, niet uit lachen."
Ik grinnikte hierom, want Brinn trok zich er niets van aan. Zijn hoofd was rood van het lachen.
Ik schonk een glas water voor hem in en hoopte dat hij zich niet opnieuw zou verslikken.
"Wel?" drong Collin aan. Hij gebaarde met zijn vork door de ruimte. Voel je je al jarig?"
"Hebben we taart?"
Mijn vader rolde met zijn ogen. "Natuurlijk hebben we taart."
"Dan ja; ik voel me heel jarig."

~*†*~

Hoofdstuk 9

Toen iedereen genoeg gedronken had begaven we ons terug naar de plek waar jet schip lag.
Hal wilde de verantwoordelijkheid van de opbouw van een kamp op zich nemen, maar Thorn hield hem onverbiddelijk tegen drong erop aan dat hij zou gaan slapen.
Thorn, Stig en ik zorgden voor de opbouw van het kamp terwijl Hal lag te snurken.
De krijger bakende in het zand met een stuk een halve grote cirkel af. De twee uiteinden reikten tot aan de rotswand met een tussenruimte van dertig meter en het midden van de cirkel lag een meter of tien bij de rotsen vandaan. Op die streep moest een dubbele omheining komen te staan van één meter tachtig hoog met op elke vijf meter een extra hoge standaar. Ter versteviging wilde Thorn dat we de ruimte ertussen zouden op zullen met takken en bladeren, het liefste doornstruiken.
Niemamd ging tegen hem in. We wisten allemaal dat als het op het opbouwen van een verdediging aan kwam, Thorn de beste persoon was om dat te regelen.
'Ik heb liever niet dat de Reiger zo duidelijk zichtbaar is,' ging de man verder. 'We kunnen hem beter in die inham leggen.'
Hij wees op een smalle doorgang net ten zuid van ons kamp. Hij was minder dan tien meter breed en ging goed schuil onder overhangende bomen.
'Stig, Stefan en Edvin, jullie gaan met mij mee op het schip weer vlot te trekken. Isis en Ingvar, jullie zoeken hout voor de omheining bij elkaar. Lydia, jij gaat met voor de bewaking van Ingvar. Wie weet worden er mensen boos als hij hier allemaal bomen om gaat hakken.'
Allemaal gaven we ons volledig aan onze taken over.
Toen Hal erachter was gekomen dat ik best handig ben gereedschappen (een vereiste als je in we garage werk) had hij mij het één en ander geleerd van hoe er in deze wereld dingen gebouw werden. Het grootste verschil is dat je niet gewoon maar de bouwmarkt kan gaan.
Dus naast mijn bergtochten met Lydia, gevechtstrainingen met Thorn, en zeiltochtjes met de Reiger, had ik die zomer ook de nodig tijd met Hal doorgebracht in zijn werkplaats. Ik wist hoe we die omheining het beste konden bouwen. En ook niet onbelangrijk; ik wist welk hout we het beste konden gebruiken.
Ik wees Ingvar een paar bomen aan om mee te beginnen en liet hem kappen terwijl ik terug liep naar de halve cirkel, waar ik de afstanden wilde afmeten. Onderweg riep ik Jesper, die nog steeds lamlendig op de grond lag nadat hij zoveel water achterover had gegooid, en zei hem dat hij op de omgeving moest letten terwijl ik bezig was. Ik controleerde mijn passen twee keer voordat ik begon met het graven van gaten.
Elke klap van Ingvars bijl galmde zo hard over het stand en door het bos dat ik zeker wist dat Hal wakker zou worden, maar de skirl snurkte vrolijk verder. Ik had een stuk of vijf nauwe, diepe gaten toen Stig terug keerde met een boom en een hamer om de eerste paal in de grond te slaan. De eerste drie staken stonden al toen Thorn eindelijk de tijd vond om Jesper zo'n grote uitbrander te geven voor zijn onvoorzichtingheid dar ik stopte me werken en heel hard mijn best moest doen om me niet achter Stig te verbergen."

Zuster van de BroederbandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu