Thorn wankelde, struikelde, en terwijl hij wanhopig probeerde zijn evenwicht terug te vinden kwam de knuppel in een weidse boog recht op zijn gezicht af."
"Hal sloeg zijn zwaard uit alle macht tegen de knuppel zelf en trok zijn zwaard naar de zijkant weg, waarbij hij de knuppel mee nam. Voordat ik zelf door had wat ik deed sprong ik leniger dan ik ooit gedaan had over Thorn heen. Mijn reactie was puur instinctief. Ik gunde mezelf de tijd niet om na te denken en dreef de sax zo hard ik kon in het bovenlichaam van de bewaker.
Met wijd opengesperde ogen keek hij mij ongelovig aan. Zijn gewicht duwde me omver en ik belandde geshockkeerd bovenop Thorn.
Ik hapte naar adem en duwde de man van me af. Hij was te zwaar. Ik kreeg het benauwd en niet alleen vanwege het plettende gewicht van de man.
Stig trok hem van me af en ik rolde om, bij Thorn vandaan.
Vol afschuw kroop ik achter uit tot mijn rug de mij weer tegen kwam.
'Is hij dood?' vroeg ik angstig.
'Nee,' zei Jesper, 'het is niet zo erg al het lijkt..'
'Lieg niet tegen me,' onderbrak ik het fel. Hij was wel dood. En ik had hem vermoord.
'Wat heb ik gedaan?' fluisterde ik in het Nederlands. Ik staarde vaan mijn hand. Bloed, zijn bloed, kleurde ze rood. Ik stopte ze weg en wieg de zachtjes heen en weer.
'Wat heb ik gedaan.'
Ik wist het niet. Ik kon het gewoon niet bevatten. Ik wist het wel maar mijn brein wilde het niet aannemen als de waarheid.
Het was niet waar. Het kon niet waar zijn.
Ik zou nooit... ik kon niet...
'Amara?'
Hal boog zich naar mij toe. Ik draaide mij hoofd weg.
Laat me. Laat me. Ik wil wakker worden. Nu. Het is niet echt. Dat is het nooit geweest. Het is niet echt.
Ik voelde tranen opkomen in mijn ogen maar ik duwde ze weg.
Nee. Het was niet echt. Mensen huilen niet in dromen. Het is niet echt. Dat kan niet. Ik zou nooit....
Ik kon de woorden niet eens denken.
Ik fluisterde gebed na gebed in het Nederlands.
Zou God me ooit kunnen vergeven? Zou ik mezelf ooit kunnen vergeven.
Met een blik die wazig was door de tranen keek ik de Reigers aan.
'Wat heb ik gedaan?' vroeg ik weer, nu in het Engels.
'Je hebt mijn leven gered,' antwoordde Thorn zonder aarzelen. Ik faalde om te reageren toen hij mij overeind trok. De oude zeewolf pakte een kan van de tafel en spoelde mijn handen schoon met het water.
Het hielp niet. Het bloed was dan wel weg, maar ik voelde het nog steeds.
'We moeten door,' zei hij kalm.
'Ja, door,' stamledde ik.
Ik zetten mijn verstand op nul en liep de deur door die Jesper inmiddels had geopend, de kerker in.
'Het ging allemaal een beetje langs me heen tot Stig hard "Stilte!" riep.
'Ingvar!' riep Hal. 'Zit jij hier?' Hij had een lantaarn vast. Geen idee waar die ineens vandaan kwam.
'Ik ben hier, Hal,' klonk Ingvars stem.
'En de anderen?' vroeg ik hem. Mijn stem trillde.
'Wij zitten hier, kapitein,' klonk een andere stem van de hele andere kant dan waar Ingvar zat. 'Jouw man zegt dat je ons komt bevrijden.'
De hele kerker barstte weer los in een kakofonie van stemmen.
Hal gebaarde naar Jesper, die de deur voor hem open deed. Hal liep zelf als eerste de kooi binnen. Hij hiel de de lantaarn zo hoog hij kon zodat een zo groot mogelijk deel van de kerker verlicht werd.
Ik volgde de skirl naar binnen en Stig en Thorn wachtten bij de deur. Ik had een lantaarn van hen overgenomen en begaf me richting de Araluenen.
Ik probeerde niet te veel te letten op de mensen, mannen, vrouwen en kinderen, die hun handen naar me uit staken en smeekten om vrijheid.
'Jesper! Wil je Ingvar los maken?' Hoorde ik Hal roepen.
Ik knielde voor de Araluenen neer en zette mijn dapperste glimlach op.
'Hoi. Ik ben Amara.'
'Kom je ons ook bevrijden, juffrouw?' Ik herkende de stem van de man die eerde gesproken had.
'Ja,' zei ik. 'We brengen jullie thuis. Maar jullie moeten ons wel een ding beloven.' De twaalf gevangenen waren één en al oor.
'Hal is onze skirl. Je doet wat hij zegt, wanneer hij dat zegt. We moeten hier allemaal uit zien te komen en dat kan niet als jullie niet allemaal je stinkende best doen om iedereen veilig naar he schip te krijgen.'
Er werd een beetje gemompeld.
'Is er iemand gewond?' vroeg ik toen.
De ene man nam weer het woord.
'Sommigen van ons hebben aardig was klappen gehad, maar verder zin we vooral uitgehongerd,' zei hij. Ik knikte.
'Ophelia is er het ergste aan toe,' ging hij verder.
Ik keek naar de twee vrouwen. Één van en glimlachte dapper naar me.
'Kunt u lopen?' vroeg ik bezorgd.
'Het zal wel gaan,' antwoordde Ophelia.
'Oké. Hoe heet u?' vroeg ik daarna aan de eerste Aralueen.
'Walton.'
'Oké Walton. De Reigers zullen vooral bezig zijn met iedereen zo snel en veilig mogelijk bij het schip te krijgen. Ik heb jou nodig om de groep in de gaten te houden. Kunt u dat doen?'
Vastberaden knikte hij.
'Mooi.'
Op dat moment verscheen Jesper naast me. Ik maakte plaats zodat bij de boeien kon los maken en scheen hem bij met de lantaarn. Veel tijd had hij echter niet nodig om de mensen los te krijgen.
'Luister!' hoorde ik Hal roepen. 'Ik kan jullie allemaal bevrijden, maar als jullie dat liever hebben kan ik ook niemand bevrijden.' Even viel er een stilte.
'Ik neem deze Araluenen mee op mijn schip.'
'Neem ons ook mee!' riep iemand anders. Even was er geharrewar dat ik niet goed kon verstaan, maar toen sprak Hal weer.
'Ik kan jullie niet met ons meenemen,' ging hij verder, 'maar als jullie zelf willen proberen te ontsnappen, zullen wij jullie kettingen los maken.'
Weer werd er van alle kanten geroepen.
Jesper was inmiddels al lang en breed klaar en ik hielp vooral Ophelia overeind.
'Ik waarschuw jullie!' bulderde Hal boven de slaven uit. 'De Socorranen zullen niet blij zin als ze merken dat jullie willen ontsnappen. Als ze jullie weer te pakken krijgen, zitten jullie nog dieper in de problemen.
'Dat risico nemen we wel.'
Een paar tellen later was Jesper bezig met ook de rest van de kettingen los te maken.
Ik loodste de Araluenen naar de ingang.
'Ga maar was naar de ruimte van de bewakers,' zei Hal tegen me. 'Wacht daar op ons, en neem Stig maar met je mee.'
Ik knikte dat ik het begrepen had.
Stig en ik schuifelden met de twaalf Araluenen naar de ruimte. Ik probeerde niet naar het lijk te kijken. Stig merkte het en sleepte de man behulpzaam de wc in, waar hij is de eerste instantie vandaan was gekomen.
Ondertussen bekeek ik Ophelia's wonden en constanteerde ik dat haar enkel het ergste was, maar ik had geen idee wat ik eraan moest doen.
Toen de rest ook aankwam sprak Hal met een zuiderling af dat zij zouden wachten zodat wij als eerste weg konden.
We volgden Hal de trap op naar het kantoor van de slavenmarkt.
Buiten gingen Thorn en Stig ons voor, de arena over, met de wapens in de aanslag.
Ik was Stigs sax verloren in de kamer van de bewakers.
Thorn, Stig en Jesper hadden de hoofdpoort bereikt. Jesper boog zich over het slot, en Thorn en Stig gingen aan weer zijden van om staan. Na enkele seconden ging de poort open. De scharnieren waren goed geolied, dus dat ging geruisloos. Stig en Thorn gingen naar buiten, met hun wapens in de aanslag. Er was echter geen enkel spoor van bewakers, en dus gebaarden ze naar de anderen dat de kust veilig was.
Terwijl we door de grote poort naar buiten liepen keek ik nog een keer achterom. Er was niemand.
'Welke kant op?' vroeg Thorn aan Hal toen we op het plein voor de arena stonden.
Hal wees over het plantsoen op het plein naar rechts.
'Waar we vandaan kwamen,' zei hij. 'We nemen de achterafstraatjes.'
We begonnen aan de oversteek van het plein, waarbij de groep zoveel mogelijk bij elkaar probeerden te houden. Het viel niet mee. Bezorgd keek in naar Ophelia.
'Doorlopen!' gebood Hal. 'Rennen! Als ze jullie weer te pakken krijgen zijn de rapen gaar!'
Angst omklemde mijn hart. Als we het nu niet redden...
Mijn gedachten waren helemaal blanco, ik wilde alleen nog meer rennen. Maar vlug waren we niet. De Aralueren waren zwak.
Op het moment dat we een smal steegje aan de overkant van er plantsoen bereikten hoorde ik een kreet, gevolgd door het geluid van zwaarden die uit hun schedes werden gehaald. Mijn pas haperde. Ik hoorde ze tegen de slaven roepen dat ze moesten stoppen. De meeste vluchtelingen schrokken zo van de plotselinge komst van de krijgers dat ze hun handen om hoog staken en stopten. Daardoor blokkeerden ze de weg voor degene achter hen. De vele vluchtelingen zaten elkaar in de weg.
Ik kon de dooryeh niet zien, maar ik hoorde hoe de ene vluchteling na de andere op de grond viel, sommige kermend van de pijn.
Ik voelde zowel paniek als nog meer angst omhoog komen.
'Wegwezen,' zei Hal en alsof hij een reddingsboei was vluchtte ik achter hen aan, de slingerende straatjes door.
De gevangenen met hun verwondingen en ik met mijn conditie van een theelepeltje konden de Reigers eigenlijk niet bij houden. Vooral Ophelia niet, zelfs niet toen twee van haar landgenoten haar ondersteunden.
'Ingvar!' riep ik hijgend. De grote jongen keek om. Ik wees.
'Help Ophelia!'
'Ze kan niet harder!' riep Walton terug. 'Ze is verzwakt door gebrek aan voedsel en doordat de bewakers haar gister net zolamg hebben geslagen tot ze bewusteloos was. En Ambrose en Silas zijn allebei gewond geraakt toen we uit ons dorp werden weggehaald.'
Dit had hij mij niet verteld.
'Ze hebben echt even rust nodig,' zei Walton met nadruk.
'Heel even rust dan,' zei Hal.
Nog na hijgend liep ik direct naar Ophelia toe, die tegen een stenen gevel was gaan zitten. Hal kwam aam de andere kant van haar zitten. Ze deed haar ogen open. Ze stak haar handen uit en pakte ons zwakjes bij de pols.
'De goden zij gedankt dat jullie gekomen zijn,' zei ze zwakjes. 'Ingvar zei dat jullie ons zouden komen redden. Bedankt.'
Hal wuifde haar woorden weg.
'Dat is niets,' zei hij zachtjes.
'Maar we moeten wel versie. Kun je het nog heel even volhouden?'
Ze knikte, maar je kon zien dat zelfs die kleine beweging haar pijn deed.
Ik zal het proberen,' fluisterde ze. 'Even, nog één minuutje.'
'Neem er maar twee.'
Ik keek om naar de andere Araluenen. Tot Bo toe had ik met vooral druk gemaakt op Ophelia, maar ik had ook een man met een beenwond gezien. Hij kon het ook niet gemakkelijk hebben. Ik zocht hem op. Zijn wond was wel verbonden, maar toen ik voorzichtig het verband verwijderde zag ik direct dat de wond erg klein en ook diep was. Ik kauwde op de binnenkant van mijn lip en probeerde na te denken, was niet zo makkelijk gingen omdat de gedachte dat ik elk moment dood kon gaan aan mijn hoofd bleef zeuren.
'Jesper?' zei ik. De jongen verscheen naast me.
'Mag ik jouw sax?'
Een beetje verrast gaf hij me het mes. Ik sneed een stuk van Imgvars kleding, die er ook bij was komen staan, af en wikkelde het stevig als nieuw verband om de man zijn been heen. Van onder naar boven, naar zijn hart toe. Wel stevig, niet te strak. Zoals ik dat hij de EHBO in de eerste had geleerd.
Hal liep intussen een beetje bevelen te geven. Ingvar schoof de man alsof hij een kind van twee was op zijn rug.
'Ik ben er klaar voor, Hal,' zei hij tegen zijn skirl.
Ik zag de andere man die gewond was aan zijn enkel ondersteund werd door twee anderen, net als Ophelia.
'Mooi zo,' zei Hal zachtjes. 'Kom op, dan gaan we.'
Hij gebaarde naar Stig en Thorn dat ze vast vooruit moesten gaan.
'Jesper, jij blijft bij mij. Wij dekken de achterkant. Amara..' even leek hij te aarzelen. 'Blijf in het midden,' zei hij toen. Ik knikte weer.
Langzaam en met pijn vertrokken gezichten zette we de moeizame tocht naar de haven voort."
JE LEEST
Zuster van de Broederband
FanfictionWat ik nog weet. Ze vraagt me wat ik nog weet. Wat het laatste is dat ik me nog kan herinneren van deze wereld. Ik weet nog dat ik viel. Ik had kunnen vallen voor een oneindigheid, maar dat zou ik niet meer gemerkt hebben. Daarna was er namelijk al...