5.10

88 9 2
                                        

Hij heeft mij ook leren leven. Toch?
De Brinn die voor me staat, zwijgend en afwachtend, is niet de enthousiaste Brinn die ik ken.
Zonder en woord te zeggen doet hij een stap opzij om me binnen te laten.
Zijn huis is aanzienlijk groter dan ons flatje, maar ook leger. Kaal, bijna.
"Laat me raden."
Ik krimp ineen bij het horen van de gemeen spottende toon in zijn stem. Het klinkt misplaatst.
"Je vraagt je af waarom ik niet naar je toe gekomen ben?"
"Ik weet waarom je niet gekomen bent," fluister ik zonder hem aan te kijken.
Brinn trekt zijn wenkbrauwen op. "O ja? Dus je hebt geleerd om jezelf in andermans schoenen te plaatsen terwijl je reigertje speelde?"
Zijn botte toon maakt me boos, maar ik kan net zo min als dat ik dat wil boos zijn op Brinn de Marter. "Nee," antwoord ik zo kalm mogelijk, "maar ik ken je. Zelfs als je boos bent. Je vindt het niet leuk om boos te zijn, daarom kwam je altijd naar mij toe, om ruzies zo snel mogelijk op te lossen."
Ik keek hem aan. "Ik geloof dat je deze keer van mening was dat naar jou moest komen."
Sereen blijft hij me aan kijken. "Ik ging er niet vanuit dat je zou komen," zeg hij dan. "Je loopt altijd liever bij de problemen weg dan dat je ze aankijkt." Hij maakt zich los van de muur waar hij tegen aan had staan leunen. "Daarom kwam ik altijd naar je toe, Mar. Omdat ik bang was dat jij niet naar mij zou komen. Ik heb geen problemen met boos zijn, als je me echt kent dat weet je dat ik al heel lang boos ben. Op mijn ouders. Dat is de reden dat ik het niet kon verdragen om boos te zijn op jou. Jij was de enige familie waar ik oprecht van wilde houden."
Iemand die een beetje autistisch is en er moeite mee heeft om iemands gevoelens te begrijpen en er ook moeite mee heeft om zijn of haar eigen emoties te begrijpen, zal inzien dat ik op dit moment totaal niet weet wat er door mij of door Brinn heen gaat. Ik heb de neiging om te zeggen dat ik overdonderd ben, maar ik weet niet of dat klopt. "Bang" zou het kunnen zijn, maar ook dat lijk niet te kloppen. Ik ben niet snel bang, in die eerste weken bij de Reigers ben ik vaker bang geweest dat in de rest van mijn leven bij elkaar.
Verschillende dingen rolden door elkaar ik weet oprecht niet wat ik ermee aan moet. Brinn is de enige bij wie mijn emoties zo onduidelijk kunnen zijn dat ik me autistiser dan ik in werkelijkheid ben.
"Niets?" scheert Brinn. "Nul reactie?"
"Het spijt me," zeg ik. Dat is waar.
"Wat spijt je?" vraagt Brinn kwaad.
"Weet ik niet. Het spijt me dat je boos op me bent. Het spijt me dat we niet zijn zoals we waren voor mijn val. Het spijt me dat ik voor het eerst bang ben om mijn beste maatje kwijt te raken, want dat wil ik niet. Ik weet niet precies waarom je zo kwaad op me bent, maar het spijt me, Brinn. Het spijt me."
Ik probeer naar hem toen te lopen, maar hij stapt achteruit. Aarzelend blijf ik staan.
"Je weet niet... wáárom ik boos ben?" vraagt hij. Zijn stem trilt. "Wat dacht je van leugens?"
"Ik ben geen leugenaar, Brinn de Marter."
In één klap is mijn humeur omgeslagen van onbegrijpelijk naar bijna furieus.
"Je zei dat je terug zou komen!" schreeuwt Brinn. "Toen je wakker werd, je zei dat je terug was! En ik vroeg je om nooit meer zo weg te gaan, weet je dat nog, Isis?" Hij spuugt mijn naam uit alsof het het smerigste is dat hij ooit geproefd heeft. "Dat was een leugen! Je bent nooit terug gekomen! Ik wilde alleen Amara terug! Ik wilde mijn maatje terug! En nu ben jij bang om míj kwijt te raken? Newsflash! Ik ben nooit weg geweest!" Brinn hijgt en straat me aan voordat hij langzaam verder gaat. "Jij bent degene die weg is. Ik wil geen Isis die zegt dat ze sterker is of dapperder dan Amara, want mijn Mar wás dapper. En sterk en lief en vindingrijk. Dus waarom heb je Isis nodig?"
Ik geef geen antwoord. Amara is lang geleden en niet iemand die ik weer wil zijn. Ik heb haar niet nodig omdat ik nog steeds haar ben. Denk ik.
"Is het vanwege Collin?" vraagt Brinn me radeloos. "Want hij was ook mijn vader. Misschien niet zoals voor jou, maar meer mijn vader dan Marcus."
"Het is vanwege de Reigers," zeg ik dan.
Brinn gooit zijn hoofd in zijn nek. "Zij weer? Je weet dat ik dol ben op de boeken, maar kom op!"
"Heb jij niet hetzelfde gedaan?" roep ik uit, ineens weer kwaad. "Je bent verdomme hoogbegaafd, Brinn! En dan kies je ervoor marinier te worden? Je kiest ervoor om te trainen zodat je sterker wordt! Doe jij niet exact hetzelfde als ik?"
"Dat is anders," zet hij bitter.
"Dat is het niet! De Brinn de ik ken wilde alleen als klein jochie soldaat worden. Later wilde hij niets liever dat al het technische spul dat er in de wereld bestaat uitpluizen en verbeteren! Hij wilde godverdomme Samsung zijn!"
Even knippert Brinn verrast met zijn ogen en lijkt hij op de jongen die ik in groep drie leerde kennen. "Dat is belachelijk," meent hij. "Ik zou Samsung nooit overnemen. Ik wil mijn eigen bedrijf."
Ten teken van overgave gooi ik mijn handen in de lucht. "Ode aan bedrijf Brinn Cleo. Het punt blijft staan. Hoe durf je mij met de nek aan te kijken voor het kiezen van moed over fragiliteit en vervolgens zelf hetzelfde te doen?"
Brinn zwijgt. "Je ziet niet hoeveel impact je heb op mijn leven, Amara," zegt hij na een tijdje. "Hoeveel dingen er gebeuren door en vanwege jou." Hij zucht en laat zich tegen de muur zakken. Langzaam glijdt hij naar beneden.
Een paar seconden kan ik niet anders doen dan naar hem staren. Dan laat ik me naast hem op de grond zakken. Met mijn armen om mijn knieën geslagen kauw ik op de binnen kant van mijn lip.
Brinn heeft zijn ellebogen op zijn knieën gezet en houdt zijn hoofd in zijn handen. Het is en houding die hij altijd aanneemt als er iets is gebeurd waar bij van baalt. Hij kijkt me niet aan als hij weer verder praat.
"Ik ben kwaad op je," zegt hij. "Ik ben kwaad op je omdat jij hetzelfde had moeten blijven. Zoveel veranderde en wilde dat als jij weer wakker werd je het weer normaal zou maken. Maar je werd wakker met een gestoord verhaal en een veranderde identiteit. Ik ben kwaad op je omdat ik wilde dat Amara terug kwam, zoals ze was, en je weigert dat omdat je een fictief leven kiest over mij. Ik ben echt, zij niet."
Zijn woorden doen pijn. Het is bijna ondragelijk. Wat ik van hem wil, wilt hij van mij, maar geen van beide willen we veranderen. Ik kan de discussie met hem aangaan over of de Reigers wel of niet echt zijn, maar dat is nu wel het laatste dat ik wil. "We zijn veranderd," fluister ik in plaats daarvan. Mijn kleren zijn nat en koud, maar ik merk het niet.
"Ja," fluistert Brinn terug. Hij leunt met zijn hoofd naar achter tegen de muur en kijkt me aan. Zijn bruine, intelligente ogen zijn voor mij een bekendere aanblik dan mijn eigen.
"Je huilt," zeg hij en ik beseft dat hij gelijk heeft.
"Ja."
Even zitten we stil maar dan slaat hij zijn arm om me heen en trek me naar zich toe.
Tranen mengen zich met regendruppels en vallen op de vloer. Geruisloze tranen die opkomen uit de verwarring en de overvelming en alles waar ik geen naam voor heb.
"Het spijt me," zei ik trillend.
"Wat spijt je?" vraagt Brinn weer.
"Dat ik je dit aan doe."
We blijven zolang zo zitten dat ik half om half verwacht dat Elza of Pascal of Hansel komt kijken of ik nog leef, maar er komt niemand.
"Wil je naar me luisteren?" vraag ik aan Brinn. "Niet over de Reigers, maar iets anders. Wat ik je nog nooit verteld heb."
"Ik luister. Ik luister altijd wel naar je, Mar. Zelfs als ik dat liever niet doe."

Zuster van de BroederbandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu