Het geeft me een ongrijpbaar gevoel van machteloosheid.
Ik weet niet wat ik ermee moet.
"Bossen zijn nooit mijn ding geweest. Maar de afgelopen dagen, weken, ben ik eraan gewend geraakt.
Lydia liet me alles zien wat ze wist terwijl we door de bossen rond Hallasholm trokken.
Soms verbleven we in de jagershut, op de berg. Mijn naam stond in de muur gekrast, onder die van Lydia.
Andere keren sliepen we gewoon in het bos en liet Lydia me zien hoe je het beste een slaapplek kon creëren of hoe je strikken maakte.
In ruil daarvoor legde ik uit hoe een windroos werkte en hoe je de sterren kon lezen. De sterren waren in Skandia hetzelfde als in de andere wereld. Ik liet haat grote beer en kleine beer zien, en het steelpannetje. Ik vertelde haar wat i wist van de wisselingen van het tij, en hoewel we geen van beide het huisvrouw-type waren, vonden we het leuk om recepten uit te wisselen. De mijne waren een stukje culinairder dan die van mijn vriendin, maar niet meer of minder lekker.Het leven was goed. Ik kende veel mensen in Hallasholm, hoewel ik alleen met de Reigers echt bevriend was. Dat deerde niet. Ik voelde me fijn in de omgeving van Hallasholm.
Het was geen stad zoals Den Haag, waar je een enorm assortiment had aan wat je dan ook maar wilde. Het was bescheiden, en toch autarkisch.
Ik verveelde me geen moment. Ik kan dagenlang met Lydia in de bossen zijn, dan weer dagen op zee met de andere Reigers, om vervolgens weken nergens heen te gaan maar te helpen met het onderhoud van het schip, of te trainen met mijn twee handbijlen.
Mijn techniek en conditie gingen onder leiding van onze favoriete voormalige Maktig Thorn met sprongen vooruit.
Ik kreeg het niet goed voor elkaar om aan te vallen, in een oefen gevecht van man tot vrouw bleef ik altijd veel achter mijn verdediging. De jongens waren stuk oor stuk sneller dan ik en in tegenstelling tot hen had ik geen flauw idee van mij eigen kunnen, of hoe ik hen zou moeten aanvallen. Verdedigen was daarmee de beste optie.
Dat is, totdat Thorn er genoeg van krijgt dat ik me achter mijn verdediging verschuil en mijn gevechtsmaatje (vaak Jesper) opzij duwde en mijn aanviel. Daar bij hield hij (in tegenstelling tot Jesper) nauwelijks in. Het gevolg daarvan was dat ik me helemaal kapot schrok en dan instinctief zijn aanval van me af sloeg met een tegenaanval in plaats van een verdediging.
Lang verhaal kort: we werken eraan.Een andere vaardigheid die ik heb opgepikt is één die ik zelf niet had zien aankomen.
Meestal vind ik het wel grappig om naar de onzinnige ruzietjes van Ulf en Wulf te luisteren, maar het komt voor dat ik er even geen bal aan vind, om redenen die één keer per maand voorkomen.
De eerste keer sinds we in Hallasholm waren dat dit gebeurde waren we aan boord van de Reiger. Het was niet lang na ons terug keer uit Arrida en we hadden alle lijnen van het schip vervangen, waar Hal even mee wilde zeilen om ze goed te kunnen controleren.
De tweeling begon net met bekvechten. In feite hadden ze elk net één zin gezegd.
'Jij hebt het weer eens helemaal verkeerd gedaan, weet je dat?' vroeg Ulf aan zijn broer, die hem beledigd aan keek.
'Dat komt doordat ik op jou moest passen. Jij maakte er een potje van.'
Ik zag hoe Ulf zijn mond opende om te reageren, maar in wilde het niet weten.
'Kop dicht, Ulf,' riep ik vanaf mijn plekje tussen de roeibankjes.
Lichtelijk verbaasd keek de jongen mij aan. 'Ik ben Wulf,' zei hij toen.
Ik schudde mijn hoofd. 'Nee, jij bent Ulf. En nu je mond dicht, ik hen er geen zin in.'
'Maar ik ben Ulf!' riep Wulf beledigd.
Weer schudde ik mijn hoofd. 'Hij is Ulf, dus dan ben jij Wulf. Ik heb hem weken lang verzorgd terwijl met een gat in zijn zij lag te kwijlen. Ik weet hoe hij eruit ziet.'Ja, het is waar. Ik heb het onmogelijke bereikt: ik kan de tweeling uit elkaar houden. Ik zou niet kunnen zeggen of aangeven waar het verschil zit, maar ze zijn verschillend.
Ulf riep nog dat hij niet kwijlde, maar dat deed hij wel. In zijn slaap.Het was zeker een paar maanden na onze aankomt in Hallasholm dat oberjarl Erak ons vroeg om naar Hibernia te varen, om daar de wen pakket beteken de en verzegelde papieren aan de koning te overhandigen waarin het verdrag tussen Skandia en Clommel werd bevestigd. Soortgelijke verdragen waren in drie andere landen aan de Hiberniaanse kust af geleverd. Erak schakelde voor zulk soort taken graag de Reiger in. Het was een snel en bewegelijk schip en Hal was een hoede navigator.
Vanaf het dek van het schip keek ik naar de lucht. Ik hoefde niet op te kijken om te weten wie ze was toen Lydia naast me kwam staan.
'Wat is het?' vroeg ze me.
'Het voelt verkeerd.' Ik kon het niet beter uitleggen dan dat. Desalniettemin was het waar. Het voelde verkeerd.
De rest van de bemannig had in de herberg gezeten, maar nu kwamen ze allemaal het schip op druppelen.
'Hal zegt dat we gaan,' vulde Jesper ons in.
Lydia leek opgelucht, maar ik was minder enthousiast.
'Dan mag de tweeling wel vast een reef inbinden,' zei ik. Mijn blik dwaalde weer af. 'Weet hij het zeker?' vroeg ik nog, maar Stig had hem in zijn hoedanigheid van eerste stuurman al op geroepen voor een taak om de Reiger klaar te maken voor vertrek.
'Isis.'
Ik keek Lydia aan. Ze had een vreemde blik op haar gezicht. 'Hal weet wat hij doet. Waarom twijfel je? Jij wilde toch ook graag weer weg?'
'Wat ik niet graag wil in nog een keer schipbreuk leidden,' vertelde ik sereen. 'Er is iets mis. Het staat me niet aan, dat is alles. En als ik toen naar dan gevoel had geluisterd, dan was Collin-' Ik hield op met praten.
Hal sprong aan boord, stopte zijn spullen weg zocht zijn plek op het stuurdersplatform op.
Bijna uit automatisme liepen Lydia en ik erheen om ons bij hem te voegen.
Voor we het wisten klom de Reiger over de eerste van de hoge golven op en en dook achter de trog erachter in, waar het ten de volgende golf aan botste en het dek zowel als ons met een douch van schuimend zeewater doorweekte.
De bemanningsleden die geen dienst hadden verscholen zich onder de haastig tevoorschijn gehaalde stukken canvas.
Lydia en ik trokken een paar canvas capen tevoorschijn. Ik bracht ze naar Ulf en Wulf, die nog bij de zeilen zaten, en Lydia liep naar de skirl toe.Rond de middag zat Thorn op zijn plekje bij de mast en ik had mijn plekje tussen de roeibankjes verlaten om hem samen met Kloef gezelschap te houden en om hem een beetje warm te houden. Met Kloef dan. De kleine beer lag als een zware, warme deken over ons, met haar kop op men schoot n bedekt onder een stuk canvas.
In het noorden doemde en dikke, zwarte band regenwolken op, nu en dan verlicht door felle bliksemflitsen.
Ze waren nog ver weg. Maar de wolken kwamen zonder meer recht op ons af.
En het beviel ons geen van beide.
Aan stuurbood was de grijze, woeste kust van Picta te zien. In deze koers konden we daar onvoldoende afstand van nemen voordat de storm ons zou bereiken.
Naast me stond Thorn op en liep naar Hal. Ik hoefde niet te horen wat hij zei om het te weten.
De twee Reigers keken naar de donkere wolken.
Als we in deze koers bleven door zeilen zouden we door de wind als een speelgoedbootje tegen de rotsen van de kust van Picta gesmeten worden.
'We gaan overstag!' riep Hal boven de storm uit. 'Reef!'
Hij trok aan de helmstok en de Reiger reageerde.
Stefan en Jesper lieten vlot het zeil zakken en samen met Lydia en Ingvar probeerde in het flapperende zooitje te bedwingen terwijl Ulf en Wulf het bakboordzeil hesen.
Gedrieën vouwden we het zeil op en bonden het stevig vast.
Mijn vingers trilden, maar tegelijkertijd kon ik ze niet voelen en vond ik het wonderlijk dat ik ze nog kon wegen.
Er sloeg een golf tegen de bakboordboeg waardoor iedereen kletsnat werd. We negeerden het. We waren al nat.
Alleen Kloef sprong enthousiast over het dek heen en weer. Ze probeerde de druppels in haar bek op te vangen.
Ik keek om me heen.
We vlogen met tot snelheid naar het westen. Nu zouden we op tijd bij de kust van Picta vandaan komen, maar verder naar het zuiden lag Hibernia nog. We hadden ruimte nodig. Het voelde benauwd.
Steeds vaker flitste de bliksem door de lucht. In de verte bleef het gedonder aanhouden.
Nee.
Dit kon me niet nog een keer overkomen.
Het kon niet nog een keer...
Ineens woeddend ramde ik mijn vuist tegen de mast.
Kloef keek me aan, haar kop schuin.
Stig en Stefan bereidden het zeeanker voor zodat we het stomzeil konden hijsen.
Dat was een klein, driehoekig zeil dat aan de voor kant van de mast kon worden gehesen. Bij een zware wind konden we ermee sturen zonder dat de mast of tuigage onder te veel spanning kwam te staan.
Ik begaf mezelf naar het stuurdersplatform, waar Hal over de donkere zee tuurde.
'Wat denk jij?' vroeg Hal, wat mij een beetje verbaasde want hij vroeg niet vaak om mijn mening. 'We kunnen voor extra ruimte op zee wat meer naar het noorden sturen.'
Ik kauwde op de binnenkant van mijn wang. 'Ik denk dat we die snelheid misschien beter kunnen gebruiken om bij Hibernia uit de buurt te blijven. Omdat zo'n koers meer richting het noorden onze westelijke koers waarschijnlijk zou vertragen, bedoel ik.'
Hal knikte. Bijna zenuwachtig keek hij naar de kust.
'Nog een kwartier,' dacht hij hardop.
'De wind draait,' meldde Thorn plots. 'Naar het noordoosten.'
'Dat zal helpen,' zei ik oprecht.
Las de wind uit het noordoosten kwam, zou deze ons naar het zuidwesten blazen als een voor de wind zeilen. En naar het zuidwesten was bij Hibernia vandaan, naar de open zee.
Plotseling werd de Reiger verzwolgen dor een huilend, bijna levende kracht. De wind beukte op het scheepje is en sproeide zoveel waternevel en hele golven aan boord dat mijn zicht erdoor benomen werd.
De storm had het laatste stuk in een oogwenk overbrugd en stortte zich met volle kracht op ons.
Het was een ogenblik, en flits van een seconde, waarin ik niet langer aan boord van van de Reiger, maar van de Valk.
De Reiger helde gevaarlijk ver oer naar bakboord en we schepten ontzettend veel water mee.
De bemanning reageerde direct door de schoten t laten vieren en het bakboord zeil te strijken, terwijl Stig het zeeanker over de voet tilde.
Het schip kwam weer recht overeind maar werd hevig heen en weer geslingerd. Het zeewater op het dek klotste alle kanten op.
Ik had totaal geen oog meer van wat de verandering in onze koers betekende, of wat dan ook. Ik zag alleen sa we weerloos waren tegen de storm. Ik zag Kloef, die huilde van schrik door een felle bliksemflits, vrijwel direct gevold door een luide klap.
Een tweede flits die vlak bij he schip insloeg.
Kloef die een uit angst naar de hemel huilde.
Het felle licht dat dat sporen achterliet op mijn netvlies die me leken te verblinden.
Onbewust schreeuwde ik Collins naam uit over de zee, alsof ik verwachtte dat hij zou antwoordden, terwijl ik gelijktijdig wist dat hij dat nooit meer zou doen. Hoe hard ik ook riep, hij zou geen antwoord geven."
![](https://img.wattpad.com/cover/131049724-288-k985147.jpg)
JE LEEST
Zuster van de Broederband
FanficWat ik nog weet. Ze vraagt me wat ik nog weet. Wat het laatste is dat ik me nog kan herinneren van deze wereld. Ik weet nog dat ik viel. Ik had kunnen vallen voor een oneindigheid, maar dat zou ik niet meer gemerkt hebben. Daarna was er namelijk al...